De afgelopen dagen heb ik op de website van Nieuwwij.nl een discussie gevoerd met theoloog Hendro Munsterman over de vraag of een ongelovige theoloog ook en theoloog is. (Mijn voorzet. Vervolgens de reactie van Hendro Munsterman.) Mijn derde brief van gisteren bevat in een nutshell mijn idee van hoe theologie aan een universiteit nog mogelijk is, terwijl het tegelijkertijd iets meer is dan godsdienstwetenschap. (Terwijl ik dit schrijf, is de vierde brief, de afsluitende van Hendro, nog niet gepubliceerd.)
Ik geef toe dat daarmee de discussie daarmee wat verschoven is van de vraag of een ongelovige theoloog ook echt een theoloog kan zijn, maar ik denk ook dat het min of meer een logische consequentie is van mijn betoog dat een ongelovige wel degelijk theoloog kan zijn. Uit de voorzet van mij en de reactie van Munsterman bleek dat het antwoord op de vraag afhangt wat je onder “theologie” verstaat. Zoals ik betoog denk ik dat theologie opgevat als “gelovig denken over geloof” niet langer kan aan de manier waarop vandaag de dag aan universiteiten wetenschap wordt bedreven. Wil theologie dus een plaats aan de universiteit willen behouden, dan zal het zich opnieuw moeten legitimeren of herdefiniëren. In feite ben ik bezig met die doordenking, dat is ook de kern van mijn derde brief.
Maar ik kan me ook voorstellen dat mijn verhaal vraagtekens oproept, vandaar dat ik hier een aantal ideeën nog wat verder toelicht. Ik doe dat door een aantal alinea’s uit mijn brief te herhalen en verder uit te werken.