
Onlangs verscheen het nieuwe boek van Leonard Mlodinow in Nederlandse vertaling bij Maven Publishing. Opnieuw een boek over het onbewuste, dat – wie de omslag mag geloven – tamelijk revolutionair is. Hoe zit dat? Hoe nieuw is dit boek? Een bespreking…
Leonard Mlodinow, Stiekeme signalen: Je wordt beïnvloed en je weet het niet.
Maven Publishing 2013. 312 pp. ISBN 9789490574963. Prijs: 20 euro (paperback).
Leonard Mlodinow is fysicus en bekend van het boek Het grote ontwerp (Orig: The Grand Design) dat hij samen met Stephen Hawking schreef. Stiekeme signalen gaat niet over natuurkunde, maar over psychologie, of meer bepaald: over sociale psychologie. De Nederlandse titel van het boek is uiterst misleidend, en de ook de waarschuwing op de achterflap (“Waarschuwing: dit boek kan schade toebrengen aan je idee van vrije wil”) is een leuk verkooppraatje, maar verder flauwekul. Want Mlodinow is in dit boek geen Swaab of Lamme. Hij zegt in dit boek niets over de vrije wil. De oorspronkelijke Amerikaanse titel Subliminal: How Your Unconscious Mind Rules Your Behavior dekt de lading veel beter. Het boek gaat inderdaad over hoe ons ‘onbewuste’ of beter: het subliminale brein ons gedrag voor een zeer groot deel bepaalt. Opnieuw: daarbij zegt Mlodinow niets over de rol van het bewustzijn, hij bagatelliseert het dus ook niet. Sterker nog, hij lijkt soms te suggereren hoe ons bewustzijn ons onbewuste gedrag kan bijsturen, zoals in het geval van vooroordelen: wanneer we ons bewust worden van onze onbewuste vooroordelen, kunnen we ons gedrag bewust aanpassen (p. 208-209).
Mlodinow constateert aan de hand van een hele reeks van voorbeelden en experimenten hoe ons gedrag voornamelijk door onbewuste mechanismen wordt bepaald. In de vier hoofdstukken van het eerste deel beschrijft hij allereerst hoe de moderne ideeën over het subliminale brein ontstaan zijn (persoonlijk vond ik dit het meest interessante hoofdstuk), hoe onze hersenen eigenlijk invullen wat we zien en zo onze realiteit voor een groot deel creëren, hoe onze hersenen herinneringen maken, hoe we zijn aangelegd op sociaal gedrag. In de laatste zes hoofdstukken van het tweede deel gaat hij vervolgens in op dat laatste punt: hoe onze hersenen mensen proberen te doorgronden op basis van lichaamstaal, hoe we mensen beoordelen op hun uiterlijk, hoe stereotypen werken, waarom we geneigd zijn te denken in “zij” en “wij”, en waar onze emoties vandaan komen. Het laatste hoofdstuk (onder de misleidende titel “het zelf”) gaat over het ego en hoe we geneigd zijn onszelf te overschatten en waarom dat eigenlijk goed is.
De boodschap van Mlodinow is uiteindelijk heel positief: we kunnen absoluut niet zonder ons onbewuste, we zijn er volstrekt afhankelijk van, en kunnen er gelukkig ook voor een groot deel op vertrouwen. Hij schrijft:
Ik heb met het schrijven van dit boek geprobeerd de vele manieren waarop de onbewuste geest ons helpt te verhelderen. De mate waarin mijn innerlijke onbekende zelf mijn bewuste geest leidt, was voor mij een grote verrassing. Een nog grotere verrassing was het besef hoe reddeloos ik zou zijn zonder mijn onbewuste. Maar van alle voordelen die ons onbewuste biedt, waardeer ik deze het meest. Ons onbewuste is op zijn best wanneer het ons helpt een positief en liefdevol zelfbesef te vormen, een gevoel van macht en controle in een wereld vol machten die veel groter zijn dan de louter menselijke. (p. 283)
Dit is geen slecht boek. De hoofdstukken zijn doorspekt met voorbeelden uit de sociale psychologie. Mlodinow is nauwkeurig en geeft keurig bronvermeldingen weer, die achterin het boek zijn opgenomen. Een en ander is dus netjes na te pluizen. De vertaling is vloeiend, een verzorgd boek zoals we dat zo langzamerhand van Maven Publishing gewend zijn.
Maar toch vond ik het boek niet altijd even spannend. Het boek is tamelijk dik, de meeste hoofdstukken gaan ruim 20 pagina’s door over een thema dat al op de eerste twee pagina’s helder is. Er worden veel experimenten beschreven, maar heel veel meer dan een opsomming van experimenten, aan elkaar gesmeed via wat persoonlijke anekdotes, wordt het niet.
Bovendien vertelt Mlodinow niet veel nieuws. Wie de boeken van Dijksterhuis, Swaab en Lamme heeft gelezen, kent veel van de voorbeelden al. Het boek is dus helemaal niet zo revolutionair; dat zou het geweest zijn als het zo’n vijf jaar geleden zou zijn verschenen, maar nu niet meer.
Maar wat eigenlijk nog zwaarder telt, is dat eigenlijk onduidelijk is hoeveel van wat er in dit boek staat nu eigenlijk klopt. De meeste experimenten in dit boek komen uit de sociale psychologie. Dit was ook het vakgebied waar Diederik Stapel op werkzaam was. Een gebied waarvan uiteindelijk, na onderzoek, is gebleken dat het methodisch nogal rammelt. Dat wil niet zeggen dat alle gegevens waarop Mlodinow zich op baseert onzin zijn, maar wel dat een boek als dit met toch behoorlijk wat argwaan bekeken moet worden (met name wanneer Mlodinow bij herhaling stelt dat de uitkomst van een bepaald experiment bij “talloze andere” experimenten is herhaald).
Toch moet ik wel zeggen dat Mlodinow tamelijk bescheiden blijft. Hij trekt geen grote quasi-metafysische conclusies uit experimenten. Hij is, nogmaals, geen Swaab of Lamme. De schreeuwerige claims op de omslag doen de genuanceerdheid van het boek dan ook geen recht. Die schreeuwerige claims zijn alleen om te verhullen dat het boek eigenlijk tamelijk saai is.
En dat laatste mag in dit geval opgevat worden als een compliment.