In zijn tijd was de Franse filosoof Henri Bergson (1859-1941) een beroemdheid. Hij trok met zijn colleges volle zalen, de taferelen rond zijn publiekslezingen zijn vergelijkbaar met die rondom popconcerten vandaag. In 1928 kreeg hij zelfs de Nobelprijs voor de letterkunde. En toch. Vandaag lijkt Bergson vrijwel vergeten. Of komt daar misschien langzaam verandering in? Joke Hermsen laat in haar filosofische werken over de tijd al zien geïnspireerd te zijn door Bergson. En nu kan iedereen door Bergson geïnspireerd raken. Want onlangs verschenen er twee nieuwe boeken – een inleiding in Bergsons denken, en de eerste Nederlandse vertaling van Bergsons proefschrift – die Bergson voor het Nederlandse publiek toegankelijk maken.
Bergson schreef over vele onderwerpen: over tijd en ruimte (zelfs over Einsteins relativiteitstheorie), over de ervaring van het bewustzijn als “zuivere duur” (durée), over de vrije wil, evolutie en levenskracht (élan vital), moraal en religie, kunst, metafysica en over intuïtie (die hij tot methode verhief). De filosoof Hein van Dongen doet een dappere poging om het ingewikkelde gedachtegoed van Bergson te introduceren voor een filosofisch geïnteresseerd publiek in zijn boekje Bergson dat in de serie “Boom profielen” is verschenen.
Helaas heeft hij de beschikking gekregen over een heel beperkt aantal pagina’s. Het boek telt slechts 148 bladzijden, en dat werkt knellend. Na een korte biografische uiteenzetting legt de auteur uit hoe de notie van durée (“duur”) ten grondslag ligt aan het denken van Bergson. Per hoofdstuk wordt vervolgens een hoofdwerk van de Franse denker besproken aan de hand van een aantal centrale noties van dat werk: de relatie bewustzijn-lichaam, scheppende evolutie, moraal en religie, intuïtie, kunst en metafysica komen aan de orde. Het één-na-laatste hoofdstuk is een herwerkt artikel van Van Dongens hand over Bergsons ideeën over taal en metafysica. Dat hoofdstuk staat op zich los van de overige hoofdstukken. In het laatste hoofdstuk geeft Van Dongen een uitgebreid overzicht van recente literatuur over Bergson.
Ik vond het een lastig leesbaar boek. De schrijfstijl is soms cryptisch en Van Dongen is op veel plekken bijzonder kort door de bocht. Hij geeft veel citaten van Bergson, soms uit oude Nederlandse vertalingen, soms geeft hij eigen vertalingen uit het Franse origineel. Maar veel van de lastige citaten blijven op zichzelf staan en worden niet geduid, wat dus de vloeiendheid van het leesproces niet bevordert. Toch is het momenteel wel de enige Nederlandstalige inleiding tot Bergsons denken en wie zich dan ook in het gedachtegoed van deze fascinerende en met name spirituele filosoof wil verdiepen, zal niet om het boek van Van Dongen heen kunnen. (Lees overigens ook het interview met Van Dongen in Trouw: hier.)
Tegelijkertijd met de inleiding van Van Dongen verscheen de eerste Nederlandse vertaling van het eerste hoofdwerk van Bergson: Tijd en vrije wil: Essay over de onmiddellijke gegevenheden van het bewustzijn, dat oorspronkelijk in 1888 verscheen (Essai sur les donnéees immédiates de la conscience). De vertaling is van Jeanne Holierhoek en het is werkelijk te hopen dat op niet al te lange termijn vertalingen van andere werken van Bergson zullen volgen. Tijd en vrije wil is een prachtig geschreven, maar toch wel erg abstract en moeilijk boek. Het is slechts 162 pagina’s dik, maar je mag de zeer beknopt geschreven formuleringen niet onderschatten. Dit is een zeer rijk boek, dat veel interessante ideeën bevat.
In drie hoofdstukken zet Bergson uiteen hoe onze ideeën over tijd en duur vaak worden vertekend door een natuurwetenschappelijke en wiskundige opvatting van tijd als ruimtelijk voorgesteld, homogeen en deelbaar. Daartegenover verdedigt Bergson een opvatting van bewustzijn als gekarakteriseerd door “zuivere duur” (durée) die continu, ondeelbaar en heterogeen is. Vanuit zijn opvatting van “zuivere duur” verdedigt Bergson vervolgens de realiteit van de vrije wil tegen de ontkenning ervan door bijvoorbeeld het determinisme en allerlei psychologismen. (Ik besef uiteraard dat ik met een dergelijke samenvatting onrecht doe aan de rijkdom en complexiteit van Bergsons denken.) Het boek is uitstekend vertaald, en mooi ingebonden uitgegeven met leeslint. Mooi is ook dat de vertaling is opgenomen in de serie “Grote Klassieken” van uitgeverij Boom.
Bergson was een denker die zich verzette tegen het naturalistische, reductionistische en materialistische denken. Hij was bovendien een spirituele denker, zelfs religieus, zonder God te noemen. Een filosoof die vanuit de menselijke ervaring begon te denken en die ervaring serieus nam. Een filosoof die zich dus bezighield met vragen die ook in onze tijd weer uiterst relevant zijn. Ik denk dus dat we van Bergson in de toekomst nog meer in het Nederlands kunnen verwachten. Ik hoop het althans.
Hein van Dongen, Bergson (Boom Profielen)
Amsterdam: Boom 2014, ISBN 9789089531926
148 pp., ingenaaide paperback, 17,40 euro.Henri Bergson, Tijd en vrije wil: Essay over de onmiddellijke gegevenheden van het bewustzijn (Grote Klassieken)
Amsterdam: Boom 2014, ISBN 9789089531650
162 pp., ingebonden, 29,50 euro.
In de VK van vandaag ook een recensie over het boek. Het oppervlakkige ik en het diepe ik. Tja, ondanks the different times of living van Bergson en Taede en Hein van Dongen: mooi voor de enorme ‘werkzaamheid’ van mensen, petje af voor het vertalen van het onderwerp en het hier recenseren. Maar weer een flard van geheugen in de ‘strijd’ (tussen doodgaan en doodgaan en
niet weten waarom) : een misschien interessante roddel: er was een soort congres in of rond 1954 in de sector parapsychologie, na/ rond/ samen met de inauguratie van professor Tenhaeff en een van de hooggeleerde gasten/ sprekers: jawel die Bergson met een boost in die ‘wetenschap’ van het ‘weten op een manier dat we nog niet weten dat we kunnen weten’. Nou ja. De cirkel rond dan maar: God knows. Maar de ‘hekel’ aan ’empirisme’ is wel een beetje godgeklaagd. Alleen God is helderziend vanuit dat diepere IK?
De mens moet wel iets van ‘e-movere’ hebben. Freuds divisie in geweten en drift en daartussen het ‘sociale’, nou ja nog steeds wel ‘invoelbaar’ maar de tranen in de therapie (of juist niet) zijn even glashelder ‘niet-invoelbaar’ buiten een ‘elite’.
@ Steven, als je je ‘hart’ meteen laat spreken, ga je dood. Als je God in je hart denkt te hebben, zeker. Ik vond het trio Godzoekers, dat ik graag wilde volgen: alle drie ‘lieve jongens in de Geest’ maar beperkt in de geest van de natuurkunde, en zelfs de waarneming daarvan.
Philip Frederiks: Diederik, waar moest de semi- zoekersstam naar God, in allerlei opzichten vooruitlopend op het jodendom en christendom, plek zoeken in 2014? Op een berg.!Goed, 180 punten!
Ik ga mijn ‘persoonlijke’ God maar weer eens vragen: waarom hebt u die duidelijk extravaganza figuur van zo een Zoon opgevoerd? Dat stimuleert de ‘gehoorzaamheid’ niet. Maar ja, dat zal wel een theologisch gesprek zijn. Mijn vader stierf toevallig vandaag, 52 jaar geleden. Ik was veertien.
Het gehuil (gejammer) van moeder en zus, het was bijna ‘Oosters’ waar ik nog geen ‘kennis’ van had.
In de argumentatieve zin kan ik alleen aandragen dat Riemersma de beste ‘bandbreedte’ aanhoudt op het gebied van ‘overtuiging’ en ‘gedrag’. Er moet wel een christelijk richtsnoer blijven, als een paternoster.
Theo Smit,
Het spijt me echt, maar ik kan echt geen touw vastknopen aan je betoog. Ik weet dus ook niet hoe ik erop moet reageren.
Taede, zoals gewoonlijk, was het geen betoog mijnerzijds. (Een betoog op een recensie is ook moeilijk.) Enige kanttekeningen (en herinneringen) riepen deze recensie wel meteen bij me op. Hopelijk kan ik het wat duidelijker maken. Het lijkt me niet voor niets dat Hein van Dongen ooit een goed overzicht geschreven heeft, samen met (Hans?) Gerding. “Psi in de wetenschap en wijsbegeerte. Geschiedenis van de parapsychologie in Nederland”, Deventer, Ankh-Hermes, 1983.
Ik meende (via dat learning by hart- adagium van George Steiner) me ‘zeker te weten’ te kunnen herinneren dat ze in dat boek(je) een soort ‘congres’ rond 1954, dus rond het professoraat van Tenhaeff, ook hadden besproken, waarin de naam (en het gedachtegoed) van Bergson een belangrijke rol speelde bij of in dat congres. Mogelijk in de ‘geest’ als gastspreker, want Bergson was al dood in 1941. Anders, Bergson was een ‘welkome’ stem in of rond dat jaar 1954. Maar het kan ook zijn dat die gedachte me uit een andere bron in mijn geheugen zweeft, vandaar het woord roddel.
Kortom, duidelijk zijn is niet het eenvoudigst voor mij. Eerst een zakelijke mededeling gegeven. De VK ontging het boek ook niet. De VK recenscent(e) legt andere accenten dan jij. Vervolgens respect getoond voor de werkzaamheid van de ‘held’ en de ‘vertaler’ en de recensenten.
Dan is het vervolg wel weer te cryptisch, mogelijk. Een van de definities van ‘helderziendheid’ zou kunnen zijn: het ‘weten op een manier dat we nog niet weten dat we kunnen weten’. Empirisch blijkt dat echt psychologisch te verklaren, ten diepste de eerste en indrukwekkendste ervaring, in termen van hebben van een verklaring of bewijs, uitgezonderd.
Dan krijgt het vervolgens een wat persoonlijke wending: het is mogelijk belangrijker je daar drukker over te gaan maken. Het blijft altijd wat ‘elitair’ je ‘goed’ of ‘perfect’ uit te drukken, met de barbarij voor de deur, op de vloermat.
En uiteraard volgt de ‘noodlottige’ God van de fijnbesnaarde twijfel. Meer staat er niet en niet minder ook.
Want dat aanspreken van Steven, ik voelde een verplichting te reageren op hem via een kolom van jou eerder, maar zag ook een verband met deze. Het wat ‘schizoïde’ in de ‘waarneming’ van de dagelijkse werkelijkheid, waar ik een ‘vermoeden’ uit (een overtuiging zou ik niet durven) dat het een vrij goddeloze werkelijkheid is, die alle dromen over een ‘hiernamaals’ doven of juist aansturen (zoals JR met zijn ‘oplossing’ van het hartverscheurende ‘dilemma’).
Taede: “Een filosoof die vanuit de menselijke ervaring begon te denken en die ervaring serieus nam. Een filosoof die zich dus bezighield met vragen die ook in onze tijd weer uiterst relevant zijn. Ik denk dus dat we van Bergson in de toekomst nog meer in het Nederlands kunnen verwachten. Ik hoop het althans.” Dat mag van mij ook nog wel enige ‘toelichting’. Hij leefde een eeuw geleden en zou nooit twitteren en facebooken of juist wel? Had ie last van ‘in de geest van’ ?
“Vergeet vooral je tijdgenoten niet”, Bergson en gebiologeerden, en vooral ook de definitief verleden tijd niet.
Het oppervlakkige en diepere ik stond echt in de VK-recensie.
Groet.
Ergens op internet staat een foto van een hoogbejaarde Bergson met Davidsster, alhoewel hij vanwege zijn bekendheid vrijstelling had kunnen krijgen. Dat vind ik bewonderingswaardig, maar zijn filosofie vind ik iets minder bewonderingswaardig, die is mij te anti-intellectueel en te pro-intuïtie. De hersenen als telefoontoestel spreekt mij ook niet echt aan.
Stevige kritiek op zijn filosofie staat in een tijdschriftartikel van Bertrand Russell (van wie ik overigens geen bewonderaar ben). Ergens in het begin iets over bees, ants and Bergson ; vanaf blz. 333 begint het echt kritisch te worden.
http://www.jstor.org/stable/27900381
In wat ik ervan begrijp zie ik geen aanleiding de Bergson-cultus te doen herleven.
Zover ik er iets van begrijp,….., wat wordt er nu door Bergson bedoeld met zijn opvatting inzake bewustzijn als gekarakteriseerd door “zuivere duur” (durée) die continu, ondeelbaar en heterogeen is. (uote column).
Zou Bergson daarmee (ik speculeer maar wat) op een dieperliggende stille en onverstoorbare bewustzijnsstaat doelen, zoals men zou kunnen ervaren bij diepe meditatie, als ons brein terugschakelt naar de activiteiten van het reptielenbrein.
Ik had de vraag aan Egbert, die Taede niet toeliet – want wegdeed na moderatie – wat hij bedoelde met reptielenbrein. Bedoelde hij dierlijk bewustzijn? Het betrof toch spiritualiteit? De mens zit altijd in zijn (zelfverzonnen) ego, in spirituele stromingen gaat het in essentie om zelfverlies, het einde van het ego. Daarop verwees ik naar een spinnende kat, en vroeg of een dier in een aard meditatieve staat verkeert. Men meent dat dieren geen zelfbewustzijn hebben, en dus geen zelf, ze verkeren derhalve in een natuurlijke staat, die altijd is in het nu. (En dus in een staat van rust.) Mij schijnt dit in essentie spiritualiteit, en dat is geen religie.
Dit is op Jultsje herblogd.