God in Nederland 1966-2015: Met zevenmijlslaarzen naar een postchristelijke samenleving met een post-theïstisch geloof

Vandaag wordt het nieuwe onderzoek God in Nederland: 1966-2015 gepresenteerd. Ik heb er al reikhalzend naar uitgekeken, en had me ook al aan een paar voorspellingen gewaagd. Maar de uitkomst is verrassender dan ik had verwacht. Ik ben me nog in het onderzoek aan het verdiepen. Er valt veel te zeggen over het onderzoek, heel veel informatie uit te halen.

In wat volgt geef ik een aantal eigen observaties, gebaseerd op het boek God in Nederland 1966-2015 geschreven door Ton Bernts en Joantine Berghuijs dat dinsdag a.s. bij uitgeverij Ten Have verschijnt. Paginaverwijzingen zijn naar dat boek.

Religie is niet langer een samenbindende factor, dat wisten we al. De kerken zijn volledig gemarginaliseerd, dat wisten we ook al. Wat dit onderzoek echter laat zien, is hoe extreem de ontkerkelijking en ontchristelijking in Nederland heeft toegeslagen. Zozeer zelfs dat voorspellingen over de toekomst zich nauwelijks meer laten doen.

Theïsme (het geloof in een persoonlijke God die zich met ieder mens afzonderlijk bezighoudt) verdwijnt. Geloof – ook het christelijk geloof – in Nederland kan niet langer gedefinieerd worden als theïstisch geloof. Betekent dat dat religie verdwijnt? Nee dus! Ofschoon de nieuwe spiritualiteit enigszins is afgenomen, en het geloof in het paranormale ook dramatisch is afgenomen, blijkt dat toch nog een meerderheid van de Nederlanders zichzelf als ‘gelovig’ of ‘spiritueel’ te beschouwen. Geloof verandert, wordt diffuser, individualistischer, is een kwestie van zoeken geworden, en richt zich niet langer op God als de ‘gans Andere’, maar op de wereld om ons heen.

Kerklid, ongebonden gelovigen, ongebonden spirituelen

11,7% van de Nederlanders is nog katholiek, 8,6 % behoort tot de PKN, 4,2 % tot de kleine protestantse kerken (van ‘zwarte-kousen’ tot evangelicaal en baptist), en maar liefst 67,8% van de Nederlanders zegt tot geen enkele kerk te behoren. In de toekomst lijkt een verdere daling van het aantal kerkgangers aannemelijk, van 25% nu naar onder de 20% in de volgende tien jaar.

Naast kerkleden is er echter een grote groep ‘ongebonden gelovigen’, ‘personen die zich niet (meer) als lid van een kerk beschouwen, maar zichzelf wel als gelovig en eventueel ook spiritueel betitelen. Vaak gaat het hierbij om ex-kerkleden’ (39). Ook is er een grote groep ‘ongebonden spirituelen’, die zich niet als lid van een kerk beschouwt, zich niet als gelovig ziet, maar wél spiritueel. En dan is er nog een groep van ‘seculieren’ die geen kerklid is, niet gelovig, en zich helemaal niet als spiritueel ziet.

25% van de Nederlanders is kerklid. En 17% is ongebonden gelovig en nog eens 10% ongebonden spiritueel (samen dus goed voor 27%). Maar liefst 41% is seculier.

Wat ik daarbij interessant vind, is dat de groep gelovigen en spirituelen buiten de kerken dus minstens even groot is als de groep kerkleden (49). ‘Geloof’ in Nederland staat dus niet meer voor kerkelijk geloof, en niet noodzakelijkerwijs voor christelijk geloof. Geloof en spiritualiteit zijn diffuse categorieën geworden.

Godgeloof

Dan wat betreft godgeloof. Ook in dit onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen theïsten, ietsisten, agnosten en atheïsten. Duidelijk is dat er een afnemende trend is van theïsme en ietsisme. Theïsme is ten opzichte van 2006 geslonken van 24% naar maar liefst 14%, ietsisme van 36% naar 28%. Agnosme is gestegen van 26% naar 34% (nu de grootste groep), en atheïsme is maar liefst gestegen van 14% naar 24%.

Dit betekent ‘een toename van de agnostische en atheïstische levensbeschouwing naar in totaal 58% van de Nederlanders’ (65).

Maar dan wordt het pas echt interessant. Want wat blijkt? Van de kerkleden van de RKK is nog slechts 17% theïst, 46% is ietsist, 30% agnost en 7% atheïst. Er ontstaat een grote kloof met de leden van de PKN (51% theïst, 34% ietsist, 14% agnost, en 1% atheïst) en al helemaal met leden van de kleine protestantse kerken (maar liefst 83% theïst, 11% ietsist, 5% agnost en 1% atheïst).

De onderzoekers concluderen: ‘Kerkleden zijn eigenlijk alleen nog als groep te typeren in de zin dat ze zich in ieder geval niet kunnen vinden in een atheïstische levensbeschouwing. Voor het overige treffen we onder hen inmiddels een bonte verzameling van theïsten, ietsisten en agnosten’ (66).

Het is echt opmerkelijk dat er zo’n gigantische kloof gaapt tussen het godsgeloof van katholieken en protestanten. Het zijn twee totaal gescheiden werelden geworden, misschien zelfs wel werelden waar een toenemend onbegrip jegens elkaar aan het ontstaan is.

Bijbel en orthodoxie

Ook over andere noties zie je grote verschillen, bijvoorbeeld over de Bijbel als het woord van God (68). Nog maar 13% van de katholieken onderschrijft dat de Bijbel het woord van God is, tegen 43% PKN en 76% kleine protestantse kerken! Dit verklaart ten dele dus ook het onbegrip van veel katholieken tegen de almaar groeiende protestantse obsessie en angst voor de evolutietheorie en het groeiende enthousiasme waarmee antiwetenschappelijke denkwijzen worden begroet. Het is voor een groot deel te wijten aan het verschil in bijbelopvatting.

Katholieken hebben niet het sola scriptura dus de obsessie voor de Bijbel is hen vreemd. Elders schrijven de onderzoekers dat protestanten ‘schrift-georiënteerd’ zijn, en katholieken doorgaans meer ‘pragmatisch georiënteerd’ (134). Dat komt ook tot uiting in de omgang met spiritualiteit, zodat katholieken zich bijvoorbeeld laten inspireren door zenmeditatie.

Overigens is er onder katholieke jongeren wel een ‘jonge orthodoxie’ te bespeuren, maar die is volgens de onderzoekers het resultaat van ‘zelfselectie’: ‘Een zelfpositionering als kerklid vormt bij de jonge generaties een steeds hogere drempel waarover alleen nog degenen met een uitgesproken katholieke identiteit heen stappen’ (84). Fundamentalistisch denken, en geloof met een ‘hoge mate van orthodoxie’ vind je vooral terug in de protestantse kerken en al helemaal bij de kleine protestantse kerken die ‘niet of nauwelijks secularisering’ kennen (85).

Transcendentie bij ongebonden gelovigen en ongebonden spirituelen

Godgeloof neemt dus af. Dat is ook het geval onder ongebonden gelovigen en ongebonden spirituelen. Rapporteert 58% van de kerkleden ervaringen van een hogere macht, kracht of God, onder ongebonden gelovigen is dat 49% en onder ongebonden spirituelen zelfs maar 37%. Overigens, schrijven de onderzoekers, betekent dit niet dat deze ongebonden gelovigen en ongebonden spirituelen geen religieuze of spirituele ervaringen gehad hebben, maar dat die ervaringen zich niet voegen naar de omschrijving ‘God of hogere macht’ (114).

Godgeloof lijkt bij beide groepen onpersoonlijker te worden, het gaat vaak over beschrijvingen als ‘energie’, ‘licht’ en ‘liefde’ of over ervaringen van gebeurtenissen die ‘te toevallig voor toeval’ waren (116). Ongebonden spirituelen spreken al helemaal weinig over God, en ook dan weer ‘vooral in mystiek gekleurde termen’ (117).

Maar wel is er bij ongebonden spirituelen ‘sprake van positieve gevoelens, en van ervaringen van sturing of voorbestemming, liefde, hulp en steun, of holisme: het gevoel deel uit te maken van een groter geheel’ (118).

Waar kerkleden dus vaak wat sterker hameren op ‘verticale transcendentie’, dus op een transcendente God die duidelijk gescheiden is van de mens en boven de mens staat, zo is er bij ongebonden spirituelen vooral sprake van ‘horizontale transcendentie’: ‘gerichtheid op bewust en verantwoordelijk leven in het hier en nu, en op het gevoel deel uit te maken van een groter geheel’ (119). Die horizontale transcendentie lijkt ook te combineren met een humanistische visie; veel humanisten hebben dan ook een duidelijk spirituele levenshouding (148).

Nieuwe spiritualiteit

Ik ga niet al te diep meer in op de ‘nieuwe spiritualiteit’ (vormen van spiritualiteit die ooit ‘New Age’ werden genoemd). In 2006 werden er behoorlijk wat ‘zwevende gelovigen’ geconstateerd, maar die zwevers blijken langzaam weer grond onder de voeten te krijgen.

Er heeft zich in het afgelopen decennium geen spirituele revolutie in Nederland voorgedaan, constateren de onderzoekers. Die heeft zich vermoedelijk vóór 2006 voorgedaan en is nu aan het afvlakken of aan het verflauwen (155).

De behoefte aan zingeving is wat afgenomen, van 79% in 2006 tot 70% in 2015. Het aantal mensen dat zich totaal niet interesseert voor zingeving is gestegen van 37% naar 48%. Zingeving leeft dus vooral bij mensen die sowieso in hun leven al plaats geven aan geloof of spiritualiteit (160). Maar let op: 70% van de Nederlanders die aangeven dat ze behoefte hebben aan zingeving, duidt nog altijd op een niet te onderschatten behoefte aan zingeving!

Spiritualiteit is wel veel individualistischer geworden en vooral meer ‘zoekreligiositeit’ geworden: mensen geven twijfel een grotere rol boven zekerheid, vragen boven antwoorden. Geloofszekerheden in ons land nemen af, evenals het aantal beoefenaars van religieuze en spirituele praktijken, zowel in het traditionele christendom als in de nieuwe spiritualiteit (175).

Trends

De onderzoekers concluderen dat er duidelijk sprake is van ‘twee massieve trends’: allereerst die van wijkend christendom, waarbij het christelijk geloof ‘een onbekende of exotische wereld geworden’ is (181). Er is sprake van een dubbele secularisatie: ‘niet alleen daalt het aantal kerkleden, maar een deel van hen, met name de katholieken, hecht bovendien minder aan de christelijke geloofsvoorstellingen en kerkelijke participatievormen’ (182).

Nederland is daarmee ‘postchristelijk’ geworden, een land waarin ‘het christendom geen overkoepelend verhaal meer vormt waar een meerderheid van de Nederlanders zich naar richt en zich door laat motiveren’ (182).

De tweede massieve trend is dat geloof verandert. Het kenmerkt zich steeds minder door ‘een hechte, gedeelde en welomschreven vorm’, maar wel als ‘een geïndividualiseerde, grenzeloze en horizontaal gerichte spiritualiteit en zingeving’ (182). Geloof trekt zich niets meer aan van kerkmuren, ‘want een meerderheid van de Nederlanders noemt zich gelovig of spiritueel, terwijl slechts een kwart kerklid is’ (183).

Besluit

De Nederlandse samenleving is dus al lang geen ‘christelijke natie’ meer. Het is een postchristelijke en post-theïstische samenleving geworden. Het christendom is duidelijk op zijn retour. En theïsme is buiten de protestantse kerken ingeruild voor een individualistische zoekreligiositeit die zich richt op verantwoord leven het hier en nu.

Mensen zijn niet (veel) minder gelovig geworden, maar vooral anders gelovig. En daarmee wordt ook het onderscheid tussen ‘geloof’ en ‘ongeloof’ diffuser: wat voor de een geloof heet, is voor anderen (lees: veel protestanten) ongeloof, maar er is geen algemeen geaccepteerde maatstaf meer voor wat in Nederland nog als ‘geloof’ kan heten, zoals ‘godsgeloof’ (theïsme) dat ooit was.

De onderzoekers doen geen voorspellingen voor de toekomst meer. Dat gaat gewoon niet langer. Want: ‘een seculiere samenleving zoals in Nederland en andere West-Europese landen [is] historisch en mondiaal een nieuwe situatie zonder precedent. De richting waar dit heen gaat en de uitkomsten van dit “seculiere experiment” zoals Boutellier dit noemt, moeten dus worden afgewacht’ (185).

We blijven het volgen…

10 gedachten over “God in Nederland 1966-2015: Met zevenmijlslaarzen naar een postchristelijke samenleving met een post-theïstisch geloof”

  1. Ha Taede,
    Interessante kanttekeningen.
    Maar klopt deze passage wel?
    “De behoefte aan zingeving is wat afgenomen, van 79% in 2006 tot 70% in 2015. Het aantal mensen dat zich totaal niet interesseert voor zingeving is gestegen van 37% naar 48%. Zingeving leeft dus vooral bij mensen die sowieso in hun leven al plaats geven aan geloof of spiritualiteit (160). Maar let op: 70% van de Nederlanders die aangeven dat ze behoefte hebben aan zingeving, duidt nog altijd op een niet te onderschatten behoefte aan zingeving!”

    geen interesse voor zingeving 48% ; en 70% van de Nederlanders behoefte aan zingeving ?
    met vriendelijke groet,
    Jan Boersema

  2. Hoi Jan!

    Ik kreeg deze vraag ook al via Facebook, dit is het nadeel van de samenvatting. In het boek hebben de onderzoekers een onderscheid gemaakt bij het antwoord op de vraag “Ik heb er behoefte aan af en toe de zin van mijn leven te overdenken” tussen “klopt geheel” (33%) en “klopt gedeeltelijk” (37%). Dan kom je op een totaal van 70% in 2015 (tegen totaal 79% in 2006). De andere vraag is: “De zin van je leven is een onderwerp dat me niet zo interesseert” en daarbij kom je op 15% klopt geheel en 33% klopt gedeeltelijk, totaal 48% in 2015 (tegen 37% in 2006). Ik hoop dat dit iets verheldert.

  3. Taede, waarom verdwijnt het theïsme (al enkele decennia) uit Nederland? Heb je over die vraag iets geschreven? Groeten, Bas.

  4. Bas,

    Dat is een heel goeie vraag. De Nederlandse situatie is namelijk tamelijk uniek (misschien niet zozeer voor West-Europa, hoewel ik niet weet of het theïsme ook in andere West-Europese landen zo hard achteruit gaat, maar wel als je naar het globale niveau kijkt). Ik heb daar op dit moment geen pasklaar antwoord op, en weet ook niet of dat er is. Wel betekent de neergang van theïsme in ieder geval níet dat religie verdwijnt. Er ontstaan nieuwe vormen van religie en zelfs atheïstische vormen van spiritualiteit en religiositeit. Al met al zie ik het niet zo somber in. Dat het theïsme verdwijnt wil hooguit zeggen dat een bepaalde opvatting van God verdwijnt. Dat die opvatting verdwijnt, betekent nog niet dat God of het heilige verdwijnt. Misschien dat het heilige dan op andere wijzen en in andere gestalten ontmoet wordt.

  5. Taede Smedes: De interessante correlatie tussen autisme en atheïsme 1 juni 2012, 13:11

    “Er is dus een correlatie tussen autisme en atheïsme, die vermoedelijk te maken heeft met het verminderde sociaal-cognitieve vermogens. Met andere woorden, gelovigen hebben een normale of sterker ontwikkelde vaardigheid tot mentalizing dan autisten, die daardoor ook vaker atheïst zijn .”

    Als er echt een sterke correlatie zou bestaan tussen autisme en atheisme dan zou dat betekenen dat het aantal autisten in Nederland is toegenomen van 14% in 2006 tot 24% in 2016, en verviervoudigd in de afgelopen 50 jaar. Dat is zeer onwaarschijnlijk, zo niet onmogelijk aangezien autisme een sterke genetische component heeft en erfelijke factoren kunnen niet zo sterk toenemen in een paar decennia.

    https://drive.google.com/file/d/0B7Q-cFSS1aLEWnFJazN5NmE1bms/view
    https://en.wikipedia.org/wiki/Heritability_of_autism

  6. Gert,

    Die correlatie is meermalen bevestigd in goed onderzoek (Norenzayan e.a.). Maar:

    1. Correlaties zijn zelden 1.0. Ergo: toename van atheïsme hoeft geen toename van autisme te betekenen. Autisme is niet de enige oorzaak van atheïsme. Mannen zijn bv ook vaker atheïst, maar er zijn de laatste tien jaar niet ineens veel meer mannen bij gekomen.

    2. Het feit dat autisme erfelijke aspecten heeft, betekent niet dat iedereen met genetische aanleg ook werkelijk autist wordt. Omgevingsfactoren e.d. spelen een rol.

    3. Verder lijkt het erop dat autisme inderdaad is toegenomen: http://www.vakbladvroeg.nl/nieuws/artikel/367/

  7. Zijn er ergens mensen die er zich bewust van zijn dat zij ZELF, op individueel nivo en op collectief nivo de scheppende kracht zijn. Dit is een majeure paradigm shift: van een externe scheppende kracht (God) via een fase van ontkenning (atheism) of verwarring (ietsisme) naar een tegelijkertijd interne en allesdoordringende kracht, de bron van “All That Is”: Consciousness. Vertegenwoordigers van dat imnzicht: Depak Choopra, Eckhart Tolle. Maar in hoeverre heft die strom,ing al voeten aan de grond gekregen in Nederland? Waarom hebben de onderzoekers hier (althans zo lijkt het) niet of nauwelijks aandacht aan gegeven?

  8. Mensen zijn niet (veel) minder gelovig geworden, maar vooral anders gelovig.

    Is dat niet heel erg wensdenken Taede? De harde cijfers: 2006 The 24% Iet 36% Agn 26% Ath 14%; 2015 The 14% Iet 28% Agn 34% Ath 24%. Dat betekent dat in tien jaar de wip volledig naar de andere kant is doorgeslagen. Mensen zijn veel minder gelovig geworden. Ik weet wel dat je heel graag de agnosten tot de ietsisten rekent, maar geloof me, agnosten praktiseren geen geloof, want dan waren het ietsisten. Agnosten doen geen uitspraak.

    Veel interessanter vind ik opvattingen over een hiernamaals: hoeveel procent gelooft in een voortbestaan na de dood? En hoeveel in reïncarnatie?

  9. Taede,

    Geen woord over het islamitische geloof. Nogal een omissie voor een boek met de titel “God in Nederland”, helemaal als het gaat over de periode vanaf 1964, waarin de islam de snelst groeiende godsdienst in Nederland is geworden. Hoewel er binnen de Islam aan de Koran niet getwijfeld mag worden en deze er, meer nog dan de Bijbel, een centrale rol in speelt, moet er binnen de Islam ook nogal divers gedacht worden, omdat de Koran niet in overeenstemming is met de Nederlandse wetgeving en er dus op een praktische wijze mee moet worden omgesprongen. Niet anders als met de Bijbel bij de christenen, dus.
    Dat er ook zonder God behoefte is aan zingeving geloof ik wel en ook dat sommige mensen daar anderen bij kunnen helpen. Daarbij denk ik bepaald niet aan new age en natuurlijk ook niet over theologie vanwege die naam. Misschien heb jij daar wel ideeën over. Ik heb het ook niet over atheïstische geestelijke leiders want ik heb bezwaar tegen de begrippen atheïst, geest en leider.
    Raadspersoon lijkt mij wel wat.

Reacties zijn gesloten.