Het boek Omhoog kijken in Platland ligt sinds vorige week in de winkels. Ik heb al aangegeven dat ik niet enthousiast ben over het boek. Ik heb het boek zelfs als anti-wetenschappelijk gekarakteriseerd (wat mij door twee van de drie redacteurs niet in dank werd afgenomen). Het punt is dat er veel kritiek wordt geuit op wetenschap. Een van die kritische artikelen is van de hand van een van de redacteuren: René van Woudenberg. Deze filosoof meent dat evolutionaire verklaringen van moraal niet voldoen. Ik heb mijn mening over Van Woudenbergs werkwijze al eens gegeven. Nu echter heb ik van Gerdien de Jong, van de Universiteit Utrecht, een zeer pittige kritiek op het artikel van Van Woudenberg toegestuurd gekregen. Vanwege haar gedegen kennis van de evolutiebiologie (en het gebrek daaraan wat zij Van Woudenberg verwijt) heb ik hieronder haar bijdrage als gastbijdrage opgenomen.
René van Woudenberg slaat met artikel de plank mis
"Wellicht het stomste ooit over evolutiebiologie in het Nederlands geschreven"
Door: dr. Gerdien de Jong
Hoofdstuk 17 van Platland heet “Evolutionaire verklaringen van de moraal”, en is geschreven door René van Woudenberg. Er valt her en der wat op aan te merken, vooral over onderdeel 3, het onderdeel over kin selectie. Dit onderdeel dingt mee naar de prijs voor het stomste ooit over evolutiebiologie in het Nederlands geschreven.
Gezien eerdere hoofdstukken van Van Woudenberg, in Schitterend Ongeluk en in Worm, komt het niet als een verrassing dat Van Woudenberg niet veel ziet in een evolutionaire benadering. Na de inleiding bespreekt Van Woudenberg vier topics, en concludeert dan in de zes regels van het zesde en afsluitende onderdeel:
“Niets staat ons in de weg om in overeenstemming met hetgeen het christendom de eeuwen door heeft geleerd, te denken dat er een objectieve moraal is, en dat mensen in hun handelen zich soms werkelijk altruïstisch gedragen”.
De methode van redeneren is standaard in de anti-evolutie literatuur: weid veel bladzijden aan het vertellen waarom evolutie of evolutionair denken niet klopt, en concludeer dan dat het christendom gelijk heeft. Alsof er alleen deze twee mogelijkheden zijn, en alsof argumenten tegen optie 1 optie 2 steunen. Bovendien is het nog maar de vraag of er evolutionair geen objectieve moraal is en of mensen zich niet soms werkelijk altruïstisch gedragen, ook als moraal een evolutionaire oorsprong zou hebben. De objectieve moraal wordt dan weliswaar niet van buiten opgelegd, maar een gelijke moraal of een gelijk moreel besef over alle mensen vormt ook een objectieve moraal. Bovendien moeten we voorzichtig zijn met woorden: altruïsme in de biologie en altruïsme in de menselijke beleving zijn niet noodzakelijkerwijs hetzelfde.
In het tweede onderdeel “Wat is ‘een evolutionaire verklaring’, en wat is ‘moraal’?”, staat op blz 342 onderaan dat volgens de standaard evolutionaire benadering eigenlijk niet gesproken mag worden van ‘streven’ en ‘keuzes maken’ en ‘strategie’ als het om genen gaat. Dat klopt. De mechanistische formulering van selectie is basaal, en mocht enigerlei formulering met doel of streven gevonden worden, dan moet daar een langer mechanistisch verhaal onder liggen. Als dat niet mogelijk is (en daar zal ik Van Woudenberg niet als arbiter voor nemen), gaat het om prietpraat. Er bestaat veel populaire prietpraat die evolutiebiologie misbruikt.
Van Woudenberg probeert de theorie van natuurlijke selectie (niet de evolutietheorie, zoals hij ten onrechte schrijft) uit te leggen aan de hand van vier punten.
Van Woudenberg heeft (waaruit is niet duidelijk):
i) elk organisme streeft ernaar zoveel mogelijk nakomelingen te krijgen.
ii) nakomelingen van een organisme zijn verschillen van elkaar, zijn variabel;
iii) erfelijkheid bestaat;
iv) (afleiding uit i,ii,en iii): alleen die nakomelingen kunnen overleven die het best zijn aangepast aan hun omgeving, en aangezien kenmerken erfelijk zijn zullen organismen met beter aangepaste kenmerken succesvolle nakomelingen voortbrengen.
Ik zal de volgorde veranderen en er commentaar bij geven.
Mijn versie:
Natuurlijke selectie is het proces waarbij
gegeven dat
- er variatie bestaat in een eigenschap in een populatie, binnen een generatie
- er een statistisch verband is tussen de waarde van de eigenschap per individu, en overleving en reproductief vermogen van individuen met die eigenschapswaarde
- er erfelijkheid bestaat,
dan volgt
uit 1 en 2 dat
a) de verdeling van de eigenschap in de populatie op het einde van de generatie anders zal zijn dan toen iedereen van deze generatie geboren werd
uit a en 3 dat
b) de verdeling van de eigenschap in de volgende generatie bij geboorte verschilt van de verdeling van de eigenschap in de oudergeneratie bij diens geboorte.
Merk op dat ‘streven’, ‘doel’ of ‘aanpassing’ niet in de definitie van het proces van natuurlijke selectie voorkomen. In feite, wat hier staat is een regel algebra, een precieze omschrijving van de mate van verandering in de gemiddelde waarde van een eigenschap.
Merk ook op, en dat is belangrijk, dat zodra 1, 2, en 3 opgaan, er verandering van gemiddelde waarde van de eigenschap moet optreden. Alleen als er geen variatie is, of geen erfelijkheid is, of geen enkel verband tussen eigenschap en aantal nakomelingen, treedt er geen selectie op. Elk enigszins erfelijk variabel gedrag, of elke mentale eigenschap die zich in gedrag weergeeft, valt onder het proces van natuurlijke selectie zodra dat gedrag enig verband met aantal nakomelingen heeft, hoe klein en vol ruis dat verband ook mag wezen.
Merk ook op dat het bij punt 2 om een statistisch verband gaat. Als er 100 000 individuen in een populatie geen altruïstisch gedrag vertonen, en samen 100000 kinderen hebben, en er 100 000 individuen in een populatie altruïstisch gedrag vertonen, en samen 100100 kinderen hebben, is er selectie voor altruïstisch gedrag. Van die 100 000 individuen met altruïstisch gedrag kunnen er zeer goed 10 zijn die geen kinderen hebben en opvallen door hun altruïstische gedrag: het is niet vereist dat iedereen hetzelfde aantal kinderen heeft, alleen dat er gemiddeld een verband is.
In dit voorbeeld heeft gedrag A fitness 1 (100000/100000) en gedrag B fitness 1.001 (100100/100000). De fitness ’baten’ van gedrag B zijn dan gelijk aan 0.001. Deze fitness baten zijn groter dan nul en leiden er toe dat het gedrag B ten slotte het enige gedrag in de populatie is, en dat gedrag A verdwijnt.
Het derde onderdeel van Van Woudenberg’s hoofdstuk heet: “Evolutionaire verklaringen van morele handelingen (I): de verwantentheorie”. Dit deel blijkt direct gebaseerd op Essay VIII uit David Stove (1995) Darwinian Fairytales, een boek dat Van Woudenberg aanhaalt. (De UU heeft de 1995 uitgave van Avebury Series in Philosophy; Van Woudenberg haalt een Encounter uitgave aan; zo te zien kloppen de blz nummers niet: zijn blz 206 lijkt blz 143 te zijn in het UU exemplaar). Van Woudenberg geeft de redenering van Stove, maar minder woordenrijk en daardoor helderder. Van Woudenberg aanvaardt Stove’s redenering kennelijk volledig.
Het gaat over ‘de
verwantentheorie
019;, met andere woorden, over kin selectie. Van Woudenberg zegt (blz 350):
“Deze theorie is vergaand en met mathematische precisie uitgewerkt. Voor het vervolg is het echter niet van belang die finesses voor ogen te hebben, want wat ik wil zeggen heeft uitsluitend betrekking op het grondidee van deze theorie. En dat grondidee is dat altruïstisch gedrag direct evenredig is aan genetische verwantschap, hetgeen twee dingen betekent: (1) als er altruïstisch gedrag is, dan is er genetische verwantschap en (2) als er genetische verwantschap is, dan is er altruïstisch gedrag. Ik wil nu betogen dat deze theorie, in deze formulering, onhoudbaar is. Ik geef daarvoor enkele argumenten.”
Van Woudenberg geeft drie argumenten.
Ten eerste is volgens Van Woudenberg volgens de verwantenselectie theorie de mate van altruïstisch gedrag exclusief afhankelijk van de mate van verwantschap. Nu is het duidelijk dat bij sexueel voorplantende organismen de kinderen altijd voor de helft verwant zijn met elk van de ouders. Toch is het duidelijk zo dat veel planten en dieren geen aandacht aan het nageslacht geven. De waarneming is dat altruisme tussen ouders en kinderen niet te maken heeft met verwantschap. Ten tweede zou de verwantenselectie theorie een oorzakelijk verband leggen tussen de mate van genetische verwantschap en de mate van altruïstisch gedrag. Bij verwisselde baby’s is er echter sprake van moederlijk gedrag, zonder dat er verwantschap is. Ten derde zou gelijke mate van verwantschap gelijke mate van altruïstisch gedrag betekenen, in Van Woudenberg’s opvatting. Dan zou er evenveel altruïsme moeten zijn tussen broers en zusters als tussen ouders en kinderen (blz 350-351). Op grond van deze en dergelijke argumenten acht Van Woudenberg (blz 352) de theorie van verwantenselectie onhoudbaar.
Zijn tegenwerpingen zijn juist: deze theorie, in deze formulering, is onhoudbaar. Dan zijn er twee mogelijkheden:
- alle evolutiebiologen zijn volstrekt imbeciel
- Van Woudenberg’s begrip van kin selectie is 0°K.
Het zal alleen Van Woudenberg verbazen dat hier de tweede mogelijkheid de juiste is. De weergave van de verwantenselectie theorie bij Van Woudenberg heeft geen enkele overeenkomst met het biologische idee van kin selectie. Van Woudenbergs idee “Hoe meer verwantschap, hoe meer altruïstisch gedrag (blz 350, schuin in origineel), is een schoolvoorbeeld van volstrekt onbenul.
Van Woudenberg vaart blind op het boek van Stove. Er zijn geen aanwijzingen in zijn tekst dat van Woudenberg ooit de moeite gedaan heeft een eerstejaarsleerboek evolutiebiologie in de hand te nemen. Op de VU gebruiken ze voor zover ik weet Freeman & Herron, Evolutionary Analysis; in de derde druk, 2004, moet Van Woudenberg kijken in hoofdstuk 11, vanaf blz 419. Onderaan blz 421 staat een regeltje algebra: rB − C > 0 (sorry, maar het gaat echt niet zonder, maar er is echt maar 1 regeltje nodig). Kin selection in de Engeltalige Wikipedia is ook een goede bron(http://en.wikipedia.org/wiki/Kin_selection).
In Wikipedia staat:
Formally, such genes should increase in frequency when
rB − C > 0
where
r = the genetical relatedness of the recipient to the actor, usually (and originally) defined as the probability that a gene picked randomly from each at the same locus is identical by descent.
B = the additional reproductive benefit gained by the recipient of the altruistic act,
C = the reproductive cost to the individual of performing the act.
Hierboven staat een voorbeeld waar de fitness ’baten’ van een gedrag gelijk waren aan 0.001 voor het individu zelf. Nu maakt individu I zelf fitness kosten, van grootte C. Tegelijk helpt dit individu verwanten, zodat elke verwant Z daardoor fitness baten krijgt ter grootte van B . Het gedrag van individu I heeft een positieve fitness balans als rB − C > 0 . Dat betekent dat er selectie voor het gedrag is als rB − C > 0, en dat dit gedrag ten slotte in de populatie als geheel voor zal komen. De grootheden B en C verschillen per geval. De grootheid B geeft de fitness toename bij anderen door altruïstisch gedrag van individu I weer. De grootheden B en C beslissen of er sprake zal zijn van selectie voor altruïstisch gedrag: de verwantschap van I met Z is een gegeven, komt uit de stamboom. Als B en C gelijk aan nul zijn, is er geen altruisme, alleen verwantschap. Alle waarden van B en C kunnen voorkomen: r, B en C zijn drie grootheden die onafhankelijk van elkaar in een bepaalde situatie bij een bepaalde soort voorkomen. Dit is het einde van Van Woudenberg’s tegenwerpingen 1, 2 en 3.
Nu kan rB − C > 0 ook geschreven worden als r > C/B, en zelfs als 1/r < k, met k = B/C.Van Woudenberg schijnt te denken, in navolging van Stove, dat 1/r = k en dat dat betekent dat er een vaste hoeveelheid altruisme k gedefinieerd wordt door de verwantschapsgraad r. Dat is niet zo: dat is natuurlijk niet zo!
Is het zo moeilijk om zoiets na te zoeken?
Het vijfde onderdeel van Van Woudenberg’s hoofdstuk heet: “Evolutionaire verklaringen van morele overtuigingen”. Ik zie één (1) bron aangehaald: M.R. Ruse & E.O. Wilson, 1991. “The Evolution of Ethics”, in: J.E. Huchingson (ed) Religion and the Natural Sciences. Is dit het enige dat er ooit over dit onderwerp verschenen is? Is er daarna niets meer over evolutie van de moraal bij mensen verschenen? Of is dit een typerend hoofdstuk uit dit boek, of een typerend geval van alle literatuur die er over evolutie van moraal nu is?
Het is zeker niet het enige boek: een klein lijstje, te beginnen met een redelijk bekende vrijwel bestseller, en alles na 1991:
- Frans de Waal, 2005. Van Nature Goed: over de oorsprong van goed en kwaad in mensen en andere dieren. Olympus non-fictie | 5e Druk. ISBN10: 9046701131 | ISBN13: 9789046701133. Van Nature Goed beleeft nu zijn 5de druk in Nederland. Wie in Nederland over de evolutie van moraal wil discussieren, kan niet om Frans de Waal heen. Toch vreemd om dan een hoofdstuk uit een Engels boek uit 1991 te nemen!
- L.D. Katz, ed., Evolutionary Origins of Morality. Cross-Disciplinary Perspectives (Imprint Academic, 2000).
- P.L. Farber, The Temptations of Evolutionary Ethics (University of California Press, 1994, 1998).
- F. de Waal, Primates and Philosophers. How Morality Evolved (Princeton University Press, 2006).
- F. de Waal, Good Natured: The Origins of Right and Wrong in Humans and Other Animals (1996).
En voor de volledigheid maar even:
- David Sloan Wilson , 2003. Darwin’s Cathedral: Evolution, Religion, and the Nature of Society.
Zie verder ook: https://www.osiris.universiteitutrecht.nl/osistu_ospr/
OnderwijsCatalogusToonCursus.do?cursuscode=WBMD4075&collegejaar
=2007&aanvangsblok=1.
Mijn begrip van filosofische argumentatie over morele overtuigingen is misschien even groot als Van Woudenberg’s benul van kin selectie, maar wat me in Van Woudenberg’s hoofdstuk zwaar ergert is de afwezigheid van enige aanwijzing voor het doen van enig huiswerk.
Gerdien,
het lijkt erop dat W net iets meer huiswerk gedaan heeft dan Francis Collins, maar bij lange niet genoeg.
Je zegt: “Dit is het einde van Van Woudenberg’s tegenwerpingen 1, 2 en 3.”
Maar ook al heeft W het fout ten aanzien van de theorie, wat we nodig hebben zijn toch empirisch bepaalde waarden van r, B, C in concrete gevallen? Dat wil zeggen grootschalig (200.000 individuen) lange-termijn (twee generaties) onderzoek bij mensen nodig hebben? Dus wat W doet is toch luchtfietserij als je het op de menselijke soort wilt toepassen? Komt hij nog met Moeder Teresa (n=1) aanzetten?
Je bedoelt de cursus van Philipse en Bolhuis: Evolution & Ethics? (=andere link, zelfde cursus?)
Heeft Woudenberg ook omschreven wat de inhoud is van de objectieve moraal die hij op het oog heeft? dus waaruit bestaat die moraal? Cees Dekker heeft ook de gewoonte om over een objectieve moraal op te scheppen zonder zich te bekommeren over de inhoud.
Dank voor de moeite!
Gerdien de Jong, dank voor deze heldere uiteenzetting en analyse. Wat mij betreft is het na het lezen van je stuk overduidelijk dat Van Woudenberg een onvoldoende krijgt voor zijn bijdrage aan het boek. Dat vind ik jammer, want hij kan (nog steeds) rekenen op mijn sympathie. Maar ja – ook sympathieke mensen kunnen de mist in gaan…
Een veel betere opzet van zijn hoofdstuk zou zijn geweest:
(1) wat is moraal (overtuiging, gedrag, anders nl…)?
(2) wat is volgens het christelijke geloof een absolute (of: objectieve) moraal
(3) is deze absolute moraal aantoonbaar aanwezig?
(4) wat zijn de huidige wetenschappelijke (evolutionaire) verklaringen van moraal volgens (1)
(5) verklaart (3) ook (2)?
(6) of is het nodig om een beroep te doen op een transcendent bron van een objectieve moraal om (2) te verklaren?
Als het antwoord op (3) ‘nee’ is, dan is er geen claim. Als het antwoord op (5) ‘ja’ is, dan gaan wetenschap en geloof prima samen (ze consoneren)! Als het antwoord op (5) ‘nee’ is, dan kom je uit bij (6) en zelfs een argument voor het bestaan van God.
(Alhoewel je altijd kan volhouden dat wellicht aanvullend onderzoek alsnog (2) door (4) zal verklaren.)
sorry, ik merk nu dat mijn link naar Evolution & Ethics toch dezelfde is als de jouwe en nu ook niet werkt. Snap ik niet.
objectieve, tijdloze, absolute moraal:
“This theme is reminiscent of Max Weber, who, in The Protestant Ethic and the Spirit of Capitalism, held that by transforming profit seeking from a moral weakness to a personal duty, Calvinism became capitalism’s midwife.”
Calvinisme aan de basis van kapitalisme – what else is new? Protestantisme aan de basis van de verlichting – nog zo iets. Het christendom legde de basis voor de huidige cultuur in de westerse wereld – so sue them! Wat heeft dat te maken met een objectieve (tijdloze!) moraal? Die moraal bestaat juist ook buiten het christendom, hoe kan hij anders objectief en absoluut zijn?
Simon,
Eerst even iets met je nummering:
(1) wat is moraal (overtuiging, gedrag, anders nl…)?
(2) wat is volgens het christelijke geloof een absolute (of: objectieve) moraal
(3) is deze absolute moraal aantoonbaar aanwezig?
(4) wat zijn de huidige wetenschappelijke (evolutionaire) verklaringen van moraal volgens (1)
(5) verklaart (3) ook (2)?
Moet dat niet zin:
(5) verklaart (4) ook (3)?
Anders begrijp ik het niet goed.
Maar als de vraag is of de huidige wetenschappelijke (evolutionaire) verklaringen van moraal komen met een objectieve, door iedereen gedeelde moraal die inhoudelijk overeenkomt met de christelijke moraal, dan denk ik dat het antwoord ja is. Dat is deels omdat evolutionaire verklaringen bedoeld zijn als verklaringen van het bestaande. Deels is het ook omdat deze moraal tevoorschijn komt in modellen die wel alternatieven bieden. “Doe ten opzichte van uw naaste als u zelf zou willen dat uw naaste u behandelde” is komt er dacht ik ook evolutionair uit bv,en is eerder algemeen menselijk dan specifiek christelijk
De moeilijkheid met Van Woudenberg is dat hij kennelijk bereid is een anti-evolutie verhaal klakkeloos over te nemen.
Gerdien de Jong – je opmerking over de nummering klopt.
Inhoudelijk: ik zie daar dus juist ook de kracht van het consonantie-model van Van den Brink, namelijk als geloof en wetenschap hetzelfde zeggen. Kerktaal zal altijd anders zijn dan de taal van de wetenschap, maar de dissonantie tussen die twee is dan verdwenen. Daarom is het juist zo jammer dat het boek ‘Platland’ vrolijk verder gaat met het creëren van dissonanten.
Simon,
Ja: de nadruk ligt daar op de dissonanten.
Het zou voor sommigen trouwens minstens even bedreigend (want het gaat om bedreigend) kunnen zijn als geloof en wetenschap het zelfde zeiden over moraal.
De grootste fout van Woudenberg en de belangrijkste conclusie uit Gerdiens verhaal lijkt mij dat “Ik wil nu betogen dat deze theorie, in deze formulering, onhoudbaar is” een volstrekt nutteloos betoog is als de formulering zelf inadequaat is. En dat is ze, zoals Gerdien heeft aangetoond. De grote les: altijd dubbelchecken als je een stelling aanvalt of dat wel de stelling is die de opponent inderdaad verdedigt.
-Kanttekening 1: van Woudenberg’s ‘Hoe meer verwantschap, hoe meer altruïstisch gedrag‘ zou waar zijn als hij had toegevoegd: ‘bij gelijkblijvende C en B’.
Als je B en C constant houdt en situatie’s vergelijkt met verschillende verwachtschap r dan is het zo dat hoe groter r hoe groter de kans op altruisme, en hoe kleiner r, hoe kleiner de kans op altruisme. Is r zéér klein dan is de kans op altruisme nihil. Dat laatste is als je een volstrekt vreemde van de verdrinkingsdood redt met gevaar voor eigen leven. De Baten kunnen dan vrijwel nooit tegen de Kosten opwegen omdat de r vrijwel nul is. Dus altruisme tegen volstrekt vreemden (van een ander volk) is heel onwaarschijnlijk. Als het Christendom leert ‘hebt Uw vijanden lief’ dan gaat dat tegen onze biologische natuur in. Dat is mooi, maar is daarmee nog geen feit.
Kanttekening 2: de formule rB – C > 0 impliceert dat het evolutionair zinloos is een niet-vruchtbaar individu te helpen want die kan geen nakomelingen meer krijgen (dus B=0). Bij dezelfde kleine r moet je bijvoorbeeld evolutionair gezien een vrouw in de vruchtbare leeftijd redden en een niet-vruchtbare (bejaarde) vrouw niet (als je moet kiezen tussen de twee); bij mannen ligt dat anders: die mogen veel ouder zijn om gered te worden, want kunnen op hogere leeftijd kinderen verwekken. 🙂
Bij familie ligt dat anders (grotere r).
Simon schreef “Die moraal bestaat juist ook buiten het christendom, hoe kan hij anders objectief en absoluut zijn?” Maar, sommige onderdelen van de moraal bestaan buiten het christendom, maar daarmee is ‘moraal’ niet ‘objectief’ of ‘absoluut’. Mijn citaat was juist bedoeld om aan te tonen dat christenen commercieel winstmaken van een verwerpelijke ondeugd kunnen omtoveren tot een lovenswaardige deugd. Dat toont dus aan dat onderdelen van de moraal veranderlijk, subjectief, geografisch en historisch gebonden zijn! Vandaag dit, morgen dat. Vandaag is slavernij goedgekeurd, morgen is het verboden. Alles gebaseerd op de bijbel. De ene helft van het christendom vindt homofilie een zonde, de andere helft ziet geen probleem. Zo universeel, absoluut, tijdloos en objectief is moraal!
Gert Korthof – helemaal mee eens.
Maar (de meeste) christenen zien hun eigen gedrag niet als moreel goed en hun gedachten over de moraal niet maatgevend. Juist niet, zou ik haast zeggen. Wat vind je van de volgende tekst:
“Verreweg de meeste conservatieve auteurs gaan impliciet of expliciet uit van het bestaan van een objectieve realiteit, die onafhankelijk van de menselijke perceptie en kennis bestaat. Deze realiteit omvat waarden en principes die onveranderlijk en eeuwig zijn (“the permanent things”), waar de mens zijn leven op moet bouwen en waarmee menselijk gedrag en institutionele arrangementen kunnen worden beoordeeld. De doorsnee conservatief is dus de mening toegedaan dat er een objectieve morele orde bestaat. Velen gebruiken in dit verband de term “natuurrechtsleer”. Er bestaat een natuurlijke ordening, een ordening die niet willekeurig tot stand is gekomen maar die tegelijkertijd onafhankelijk is van enig menselijk wilsbesluit.
Hoe kan de mens tot kennis over die objectieve morele orde komen? De meeste conservatieven aanvaarden drie bronnen om die orde te ontdekken: de Openbaring, de rede en de Traditie. Met dat laatste wordt de over eeuwen geaccumuleerde menselijke wijsheid aangeduid. Wanneer de mens deze drie bronnen geïntegreerd gebruikt kan hij een eind komen. De meeste conservatieven geloven dus in God, maar anderen funderen die objectieve orde in de natuur zelf (“the constitution of being”) en in de menselijke rede. In elk geval is hier het woord “ontdekken” van belang: waarheid en waarden kunnen niet uitgevonden worden, ze behoeven slechts gevonden worden, ze bestaan al.”
Zie verder: http://www.burkestichting.nl/nl/conservatisme/denkers/lewis_abolition.html voor een behandeling van de moraal zoals gezien door C.S. Lewis.
Simon says 🙂 “maar anderen funderen die objectieve orde in de natuur zelf”: lijkt mij persoonlijk totaal ondoenlijk. Als je in de natuur kijkt zie je zowel hetero- als homosexuelen, monogamie als polygamie, en harems, zowel carnivoren als herbivoren, zowel geslachtelijke als ongeslachtelijke voortplanting, parasitisme (virussen, pathogene-, en symbiontische bacterieën, koekoek), aaseters, kannibalisme: dus welke gedragsnorm moet je destileren uit strijdige gedragsnormen? Onmogelijk dus. Daarom durf ik wel te stellen dat “In elk geval is hier het woord “ontdekken” van belang: (…) waarden kunnen niet uitgevonden worden, ze behoeven slechts gevonden worden, ze bestaan al.” is dus onzin of tenminste misleidend. Ja, monogamie, polygamie en ontrouw bestaan al! Maar omdat ze strijdig zijn, moet je kiezen! Dus toch een soort constructie.
Gerdien,
jouw kritiek op Woudenberg’s weergave van
de verwantenselectie theorie is dat het geen enkele overeenkomst heeft met het biologische idee van kin selectie.
En “Op grond van deze en dergelijke argumenten acht Van Woudenberg (blz 352) de theorie van verwantenselectie onhoudbaar.”
Woudenberg heeft verwantenselectie inderdaad op de verkeerde gronden afgewezen. Inderdaad onbegrip.
Maar daarmee ben je er niet. Kin selection (verwantenselectie) is onvoldoende om altruism tussen niet-verwanten te verklaren.
Daarom kun je zelfs met de correcte formule rB − C > 0 niets aan veranderen.
Als je par 12.4 (Freeman,Herron)leest over kin selection: “But the theory and data we have reviewed thus far are only relevant to interactions among kin. Reciprocal altruism provides one theoretical framework for studying cooperation among non-kin.”
Wat Woudenberg wilde aantonen was: “(1) als er altruïstisch gedrag is, dan is er genetische verwantschap en (2) als er genetische verwantschap is, dan is er altruïstisch gedrag.” Het lijkt er dus op dat wilde wijzen op dezelfde beperking van verwantenselectie als waar Freeman & Herron op wijzen. Woudenberg deed dat door middel van een onjuiste weergave van verwantenselectie. Dat is dom. Maar als hij wil aantonen dat verwantenselectie beperkt is tot verwanten, dan is die poging op zich juist. Dat zit al in de naam ‘verwanten’.
OK? Wat Woudenberg had moeten doen is reciprocal altruism weerleggen. Heeft hij dat gedaan?
@ Gert Korthof #13
Van Woudenberg behandelt reciprook altruisme in een apart onderdeel van zijn hoofdstuk. Hij noemt daarbij Trivers (1971) als het basisartikel, en ook dat er veel modelwerk over reciprook altruisme en evolutie gedaan is. Het modelwerk behandelt Van Woudenberg in het geheel niet (zijn referentie daarover is ook maar van 1984!).
Maar dat doet er niet toe voor het punt dat Van Woudenberg wil maken. Dat punt is: “voor wat hoort wat” is geen voldoende basis voor altruisme.
Gerdien, bedankt. Ik wist niet dat Woudenberg ook reciproke altruisme had behandeld.
Wat je volgens mij niet bekritiseerd hebt is Woudenberg’s hoofdconclusie: “dat mensen in hun handelen zich soms werkelijk altruïstisch gedragen”: hierin moet je het woordje ‘soms’ kritiseren. Dat maakt de claim volkomen waardeloos, want dat is niet kwantitatief. Je hoort op het nieuws weleens dat zeer jonge moeders hun baby vermoorden, verwaarlozen of te vondeling leggen. Dit is ook on-Darwinistisch gedrag. Net zoals zelfmoord.
Als Woudenberg zijn hele verhaal geschreven heeft om te beargumenteren dat mensen soms werkelijk altruistisch handelen, dan had hij niet zoveel moeite hoeven doen. Want die stelling kan ik zonder probleem aannemen.
Gert Korthof, ik ben er even tussenuit geweest – toch nog even een korte reactie op je opmerking van 22 oktober. De vraag is m.i. uiteindelijk of (de constructie van) onze moraal kan worden getoetst. Dat kan alleen als er een maatstaf – een standaard is. Onze moraal en ons handelen kan worden afgezet tegen een standaard en die standaard is liefde. De theorie is makkelijk, de praktijk weerbarstig. Amen.
In een bijzonder fraaie studie in Science vandaag wordt betoogd dat er verband is tussen altruisme en oorlogvoeren.
De auteur begint met vast te stellen dat de twee standaard verklaringen (1) kin selectie en (2) reciprocal altruism niet voldoen als het gaat om altruisme met hoge kosten ten aanzien van vreemden waarvan je geen toekomstige wederdienst van kan verwachten:
“Neither explains generosity to non-kin when costs are high and reciprocation unlikely. Heroism in warfare is an example.”
Groepen met veel altruisten winnen oorlogen tegen tegen groepen met weinig altruisten!
Een prachtig voorbeeld van het nut van oorlog: je krijgt zelfopofferende individuen! Alleen: het zijn geen universele altruisten, maar wel degelijk individuen die zich zelf opofferen voor de eigen groep.