Boeken over ufo’s in het Nederlands zijn schaars. Het is dan ook toe te juichen dat er onlangs weer een nieuw Nederlands ufo-boek is verschenen. De auteur, de journalist Frank van Geloven, heeft dit boek in eigen beheer uitgegeven, wat als nadeel heeft dat het niet in de normale boekhandel te bestellen is. (Onderaan deze bespreking staat de website vermeld waar het boek besteld kan worden.)
Wat meteen opvalt is de omvang van het boekje: slechts 112 pagina’s in totaal. Dit is dus duidelijk een inleidend werkje. En dat ís het ook, daarover laat de auteur geen twijfel bestaan. Hij wil de hedendaagse lezer een beetje wegwijs maken in de bonte wereld van ufo’s.
De auteur, die al eerder een zeer succesvol boekje schreef over de schilder Jeroen Bosch, zegt in het voorwoord al ruim 50 jaar in het onderwerp ufo’s geïnteresseerd te zijn. Een ufo-gelovige is hij niet. Ja, hij accepteert dat het ufo-fenomeen reëel is. Maar ofschoon uit het boek duidelijk wordt dat de hypothese dat ufo’s van buitenaardse oorsprong zijn hem fascineert, geeft hij in de inleiding direct aan dat er nooit ‘overtuigend bewijs’ geleverd is voor deze hypothese. Hij meent dan ook dat een sceptische blik ‘zeer op zijn plaats’ is. Terecht. Niettemin vormen ufo’s een boeiend onderwerp en het overbrengen van die fascinatie op de lezer, daar is het Van Geloven om te doen. En toegegeven, dat lukt aardig.
Het boek is geschreven in vraag- en antwoordvorm. Het begint met de vraag wat een ufo eigenlijk is (strikt genomen: een ongeïdentificeerd vliegend object). Van Geloven gaat vervolgens in op de geschiedenis van het moderne ufo-fenomeen dat in 1947 begon met de waarneming van zakenman Kenneth Arnold. Maar al gauw gaat het ook over ancient aliens, waar Van Geloven kritisch over is (met name over de Zwitserse auteur Erich von Däniken), behalve wat betreft de vondst van Midden- en Zuid-Amerikaanse ‘minivliegtuigjes’ en het ruimteschip dat door Ezechiël werd gezien (en door de NASA-wetenschapper Josef Blumrich werd gereconstrueerd). Het is daarbij vreemd dat Van Geloven naar Ezechiël verwijst als ‘een belangrijke joodse profeet, die in zijn bewaard gebleven verhalen meerdere ontmoetingen beschrijft met een vreemd voertuig en de vreemde inzittenden daarvan’ (25), zonder dat hij uitdrukkelijk vermeldt dat het hier om een bijbelboek gaat. Ik denk overigens dat Van Geloven hier te ver gaat. Ezechiël heeft een visioen, maar net als bij zoveel bijbelteksten denk ik niet dat je dit al te letterlijk moet nemen. De reconstructie van Blumrich is interessant vanwege de curiositeitswaarde, maar ik hecht er verder geen waarde aan.
George Adamski, de Dogon, Rowell, de alien autopsy film, men in black, nazi-ufo’s, Majestic 12, Area 51, noem maar op – de hele kist met ufo-mythologie wordt door Van Geloven ondersteboven gekeerd. Gelukkig gaat Van Geloven in de meeste zaken niet mee. Hij beschrijft de zaken met vlotte pen en geeft met vaart, ironie en humor aan waar veel doldrieste ideeën stranden. Veel aandacht gaat ook uit naar de astronauten die beweren in de ruimte ufo’s te hebben gezien. Van Geloven neemt deze claims heel serieus, waarbij hij dan weer dicht bij de standpunten van Coen Vermeeren in de buurt komt (en waar ik mij verre van wil houden).
Ook ufo’s in Nederland krijgen in het boek aandacht, zoals de geheimzinnige waarnemingen rond Soesterberg en voor zover bekend de enige close encounter of the third kind in Nederland, die door een mevrouw Dolphijn uit Uden werd gemeld. Ik kende dat laatste verhaal uit het beroemde en nog altijd lezenswaardige boek van Broersma en De Snoo, Ufo’s: Waarnemingen boven Nederland en België. Het is interessant dat deze casus alleen bekend is omdat het door Douwe Bosga in opdracht van het CUFOS was onderzocht (het Center for UFO Studies, het centrum dat door de astronoom J. Allen Hynek was opgezet). Er is dus alleen een Engelstalig onderzoeksrapport van. Van Geloven kende deze zaak van dichtbij, omdat een collega van hem deze zaak voor het Brabants Dagblad had verslagen. Het hele krantenarchief van deze zaak blijkt spijtig genoeg vernietigd te zijn, van deze hele zaak zijn vrijwel geen documenten meer te vinden.
Het boek is mooi uitgegeven, met fraaie kleurenfoto’s. Het is jammer dat Van Geloven de tekst niet aan iemand anders heeft laten lezen, want dan had hij veel stijl- en spelfouten kunnen voorkomen. Ook is het jammer dat Van Geloven niet aan bronvermelding doet. Zo stelt hij bijvoorbeeld dat Carl Sagan ooit gezegd heeft dat mogelijk buitenaardsen in de verre geschiedenis de aarde zouden hebben bezocht en dat dus archeologen moeten opletten op het vinden van artefacten in aardlagen waar die niet thuishoren. Ik had hier graag meer over gelezen, maar Van Geloven vermeldt nergens waar dit terug te vinden is. (Overigens ben ik er na wat verder speurwerk wel achter gekomen waar Sagan die uitspraken heeft gedaan, waarbij me ook duidelijk werd dat Sagan er later blijkbaar afstand van heeft genomen, wat Van Geloven niet noemt. Sagan lijkt daarmee overigens wel tegen wil en dank een van de grondleggers te zijn van de ancient aliens theorieën.)
Het boek biedt voor diegenen die goed zijn ingelezen in de geschiedenis van het ufo-fenomeen weinig nieuws, maar het is voor iemand die weinig van ufo’s afweet een mooie inleiding. Het is ontspannende vakantielectuur. Jammer is dat de literatuurlijst die Van Geloven achterin het boek geeft weinig houvast biedt voor verdere verdieping. Er worden veel boeken genoemd van tamelijk dubieuze kwaliteit (zoals de boeken van Kevin Randle, Nick Redfern, Jim Marrs, Graham Hancock en Coen Vermeeren). De klassieke literatuur, zoals van Jacques Vallée en J. Allen Hynek en meer recentelijk het boek van Leslie Kean, wordt niet genoemd. Ook bleek Van Geloven het boek van Broersma en De Snoo niet te kennen. Jammer.
Een aardig boekje dus, maar ook niet meer dan een beknopte inleiding die men kritisch moet lezen.
Ufo’s voor beginners. Vijftig vragen en antwoorden over het Ufo mysterie.
Frank van Geloven.
Coopers & Co, 2017. Paperback. 112 pp.
ISBN 9789491837166. € 14,99
Te bestellen via: https://www.ufosvoorbeginners.nl/
Er is wetenschappelijk gezien geen enkele reden om het bestaan van UFO’s (in de zin van buitenaardse ruimteschepen) aan te nemen. Vrijwel alle in omloop zijnde UFO getuigenissen zijn ofwel ontkracht, ofwel onecht. Een van de bekendste uitspraken is het beruchte vermeende citaat van Neil Armstrong over UFO’s op de maan, die hij gerapporteerd zou hebben. Het citaat is bedacht door science fictionschrijver Otto Binder. Zo zijn er talloze voorbeelden.
Om in buitenaards bezoek te geloven moet je:
-aannemen dat er aliens bestaan. Daarvoor bestaat geen enkele wetenschappelijke aanwijzing. Denk aan de Fermi paradox.
-aannemen dat ze in staat zijn een reis van vele (miljoenen?) lichtjaren ofwel te overleven, ofwel dat ze in staat zijn al miljoenen jaren als een soort ruimtenomaden rond te reizen.
-aannemen dat ze de door de relativiteitstheorie (toch een heel sterke theorie) opgelegde beperkingen m.b.t. de lichtsnelheid kunnen omzeilen.
Kortom, veel aannamen, geen bewijzen, wel veel misleidingen en ongefundeerde claims. We hebben hier niet met wetenschap te maken, maar met pseudowetenschap.
@Peter Laman,
het is een fors statement dat je maakt:
“Vrijwel alle in omloop zijnde UFO getuigenissen zijn ofwel ontkracht, ofwel onecht.”
Dat lijkt me eerder een uitspraak van een wat vooringenomen skepticus. Er is een groot grijs middengebied -zoals je wil- (Dus ufo’s, niet verklaard.) Een probleem bij bijvoorbeeld ufo-filmpjes op YouTube is dat je met de huidige mogelijkheden van trucages nooit zeker weet of dat wel of niet het geval is bij dit soort filmpjes. Mensen als Coen Vermeeren zijn daar veel te goedgelovig. Maar je kunt onmogelijk zoveel getuigenissen als onzin bestempelen, van een hoop mensen in allerlei posities, ruimteastronauten vliegeniers en soms gewone nuchtere landarbeiders of avondlijke spontane waarnemingen.
Als het aan u ligt zijn we klaar en kunnen we alle dossiers sluiten.
Ook is het een fout idee, om mensen en menselijke technologie in de huidige stand te vergelijken met de ‘onmogelijkheden’ van het kunnen van een buitenaardse intelligentie. Geef een hoog ontwikkelde beschaving nu eens een paar duizend jaar voorsprong. Waar zouden ze technisch dan staan?