De afgelopen dagen heb ik op de website van Nieuwwij.nl een discussie gevoerd met theoloog Hendro Munsterman over de vraag of een ongelovige theoloog ook en theoloog is. (Mijn voorzet. Vervolgens de reactie van Hendro Munsterman.) Mijn derde brief van gisteren bevat in een nutshell mijn idee van hoe theologie aan een universiteit nog mogelijk is, terwijl het tegelijkertijd iets meer is dan godsdienstwetenschap. (Terwijl ik dit schrijf, is de vierde brief, de afsluitende van Hendro, nog niet gepubliceerd.)
Ik geef toe dat daarmee de discussie daarmee wat verschoven is van de vraag of een ongelovige theoloog ook echt een theoloog kan zijn, maar ik denk ook dat het min of meer een logische consequentie is van mijn betoog dat een ongelovige wel degelijk theoloog kan zijn. Uit de voorzet van mij en de reactie van Munsterman bleek dat het antwoord op de vraag afhangt wat je onder “theologie” verstaat. Zoals ik betoog denk ik dat theologie opgevat als “gelovig denken over geloof” niet langer kan aan de manier waarop vandaag de dag aan universiteiten wetenschap wordt bedreven. Wil theologie dus een plaats aan de universiteit willen behouden, dan zal het zich opnieuw moeten legitimeren of herdefiniëren. In feite ben ik bezig met die doordenking, dat is ook de kern van mijn derde brief.
Maar ik kan me ook voorstellen dat mijn verhaal vraagtekens oproept, vandaar dat ik hier een aantal ideeën nog wat verder toelicht. Ik doe dat door een aantal alinea’s uit mijn brief te herhalen en verder uit te werken.
Traditie
Als ik het heb over ‘christelijk geloof’ dan bedoel ik daar zelf meestal mee een manier van naar de wereld kijken – die dus heel pluraal kan zijn – en die zich inhoudelijk richt op en affiniteit heeft met wat er in de traditie over datzelfde geloof gedacht en gezegd is. Een manier van kijken naar en omgaan met de werkelijkheid die zijn insteek dus neemt in verwoordingen uit de traditie. En met ‘de traditie’ bedoel ik dan de enorme stroom van denken en geloven in het spoor van de eerste apostelen en doorheen de geschiedenis, tot op vandaag toe. Voor mij omvat ‘de traditie’ dus in ieder geval zowel het katholicisme en het protestantisme.
Kritiek hebben op de traditie en op denkwijzen daarin mag, maar ik denk dat iemand die probeert die traditie om zeep te helpen geen theoloog genoemd kan worden. Maar denk eens aan het voorbeeld van iemand die niet in God gelooft, maar wel actief in de kerk is? Zo iemand zet zich dus in dienst van de geloofsgemeenschap, ook al deelt diegene niet de religieuze overtuigingen van die gemeenschap.
Ik denk dat je kunt zeggen dat een theoloog minimaal iemand is die een affiniteit heeft met die christelijke traditie, iemand die – ik gebruik de mooie formulering van Munsterman – de traditie ‘doorgrondt, uitdiept, uitzuivert en uitdaagt’, ofschoon zo iemand helemaal niet in God hoeft te geloven.
Verstaan
Een theoloog kijkt dus enerzijds kritisch en afstandelijk naar het gelovig spreken en denken over God binnen die traditie, en hoe zich dat verhoudt tot wijzen van denken daarbuiten, dus in de bredere samenleving. Dit is dus het buitenperspectief. Tegelijkertijd probeert zo iemand ook dat spreken en denken zelf te doorgronden, uit te diepen, uit te zuiveren, en uit te dagen (dus ook te bekritiseren en alternatieven voor te stellen). De theoloog probeert dus ook de logica van het gelovig denken en spreken van binnenuit te doorgronden, en ik stel dat het mogelijk is om dat gelovig denken en spreken werkelijk te verstaan (Gadamer!) zonder dat het voor de theoloog nodig is dat zij of hij zich met dat gelovige perspectief identificeert. Theologie is dus ten diepste een hermeneutische aangelegenheid.
Een dergelijke reflectie kan dus gepleegd worden door een gelovige, maar ik zie niet in waarom een ongelovige dat niet net zo goed zou kunnen doen. Affiniteit met het gelovige spreken en denken impliceert geen identificatie ermee!
Affiniteit
Ik dus zie geen probleem om iemand die zo werkzaam is een theoloog te noemen, tenzij je blijft vasthouden aan het criterium van ‘het geloof’ als noodzakelijke voorwaarde om ‘theoloog’ genoemd te worden. Het gaat bij theologie als academische discipline denk ik ten diepste niet om ‘het geloof’ of zelfs maar om geloof in God, maar in de eerste plaats om affiniteit met de brede, historisch gegroeide stroom van de christelijke traditie. En met ‘affiniteit’ bedoel ik dan een soort gevoelde verwantschap, een ‘natuurlijke interesse’ of ‘aantrekkingskracht’, een soort sympathie dus (‘toegenegenheid’, of ‘medegevoel’), ofschoon dat laatste al heel sterk klinkt en ook ‘instemming’ kan betekenen, vandaar dat ik voor het gematigdere begrip ‘affiniteit’ heb gekozen dat iets meer afstand toelaat.
Affiniteit is een woord met positieve connotaties. Het geeft een richting aan, een neiging, een gevoel van verwantschap. Het gaat om een positieve instelling jegens de christelijke traditie, zonder dat dit noodzakelijkerwijs betekent dat je die traditie beaamt of zelfs omhelst. Een theoloog wil dus bewust de traditie van het christelijk geloof verstaan en ermee in gesprek gaan omdat hij zich ervoor interesseert en die traditie in zichzelf positief waardeert. Maar opnieuw: dat hoeft niet te betekenen dat zij of hij zich ermee identificeert. Het gaat er dus ook niet om dat een theoloog de claims van de traditie als ‘waar’ accepteert. Het betekent dus dat er een zekere distantie blijft bestaan tot het te bestuderen object. Die afstand is nodig om een kritische houding te bevorderen die ook bevorderlijk is voor de traditie.
Nu zou iemand natuurlijk daartegenin kunnen brengen: Maar hoe weet je of die affiniteit er is? Hoe weet je dat de instelling van de theoloog een goedgunstige is? Hoe check je dat? Tsja, hoe check je dat een medicus het bevorderen van de gezondheid van mensen tot doel heeft? Hoe weet je dat een econoom niet van plan is de economie te ondergraven? Wetenschap draait voor een groot deel op vertrouwen en op het principe dat men een boom aan zijn vruchten herkent. Dat geldt ook voor theologen.
Nu zal overigens niet iedereen die affiniteit herkennen. Sommigen zien de ‘atheïstische dominee’ Klaas Hendrikse als een vijand van het geloof. Hij zegt niet in God te geloven, en definieert daarmee zichzelf als een ongelovige. Tegelijkertijd plaatst hij zichzelf wel binnen de brede stroom van de christelijke traditie (zij het wellicht aan de rand ervan). En zijn uitspraken en boeken waren expliciet bedoeld om die traditie uit te zuiveren en uit te dagen, en niet om die traditie om zeep te helpen. Iets dergelijks geldt ook voor een theoloog als Harry Kuitert. Maar ik besef dat veel traditionele gelovigen met dat perspectief moeite hebben.
Rivier
Maar ook daarover discussiëren is onderdeel van de traditie, het is onderdeel van de dynamiek die de christelijke traditie belichaamt. Die traditie is namelijk geen monoliet blok, maar verandert voortdurend, net zoals een stromende rivier voortdurend verandert, zodat je volgens het eeuwenoude adagium nooit twee keer in dezelfde rivier kunt stappen.
Een godsdienstwetenschapper bestudeert meestal religie als een (algemeen menselijk) fenomeen. Soms bekijken godsdienstwetenschappers specifieke religieuze praktijken en overtuigingen. Maar een godsdienstwetenschapper hoeft geen enkele affiniteit te hebben met de traditie waarbinnen die praktijken en overtuigingen gegroeid zijn. Voor een godsdienstwetenschapper is het dan ook volstrekt irrelevant dat haar of zijn bevindingen iets aan die traditie zelf doen.
En daar zit nu precies het verschil met de theoloog. Bij de theoloog is dat laatste nu juist cruciaal. Het draait bij christelijke theologie ten diepste om de christelijke traditie, en om het spreken en denken over God in die traditie, in verleden, heden én toekomst. De christelijke theoloog is voortdurend in gesprek met die traditie van dat spreken en denken, om het te doorgronden, uit te diepen, uit te zuiveren en uit te dagen.
Binnen en buiten
De theoloog belichaamt dus in zekere zin de dynamiek van binnen- en buitenperspectief. De theoloog bestudeert dus de traditie (het buitenperspectief), maar juist om dat buitenperspectief goed te kunnen innemen, is het noodzakelijk dat de theoloog die traditie ook als het ware van binnenuit begrijpt, de logica ervan kan na-denken. Maar de theoloog heeft ook als idee dat het uitkomsten van die studie de gelovigen in die traditie helpt om hun eigen traditie beter te verstaan, en zo dus de traditie verder te helpen ontwikkelen.
Het is daarbij uiteraard mogelijk dat de theoloog zichzelf als persoon ook ziet als deel van die traditie. In dat geval wordt haar of zijn theologische werk dus een exercitie in ‘geloof dat zichzelf poogt te verstaan’. Maar dit is geen noodzakelijke voorwaarde voor theologie. Ook een ongelovige die niet in God gelooft maar wel een zekere affiniteit heeft met de gelovige traditie (de Nieuw Testamenticus Ehrman is hiervan m.i. een voorbeeld) is prima in staat om theologie te bedrijven. Het hermeneutische verstaan van een theologische traditie is in mijn optiek niet voorbehouden aan een gelovige.
Sterker nog, een niet-gelovige theoloog kan heel goed in staat om veel kritischer vragen te stellen en de vinger op zere plekken te leggen dan een gelovige theoloog. (Ikzelf heb bijvoorbeeld ondervonden dat atheïstische godsdienstfilosofen als John Mackie, Kai Nielsen en Antony Flew de theodicee op veel indringender wijze aan de orde stellen dan ik bij veel theologen zie gebeuren. Zij voelen niet de noodzaak om God als het ware ‘uit de wind’ te houden, een houding die ik soms bespeur bij gelovige theologen.)
Is die belichaming van binnen- en buitenperspectief nog wetenschappelijk te noemen? Het is niet zo heel verschillend van de medicus die probeert ziekten te begrijpen om de gezondheid te kunnen bevorderen. Of een econoom die fenomenen van de economie probeert te begrijpen om die economie verder te bevorderen. Of de historicus die de geschiedenis bestudeert en probeert zo een vernieuwende kijk op de geschiedenis te bevorderen. In iedere wetenschap zit wel iets van zo’n dynamiek tussen binnen- en buitenperspectief. Volstrekte neutraliteit is ook in de wetenschap al lang een achterhaald begrip.
Verbind de verschillen
Tot slot. De christelijke traditie is pluralistisch, het spreken en denken over God is veelkleurig en laat zich moeilijk in hokjes stoppen, temeer omdat God uiteindelijk onkenbaar is. (Jaja, hier valt meer over te zeggen, ik weet het, maar ik laat de ingewikkelde discussie omtrent openbaring, etcetera, even terzijde.) De christelijke traditie is een bewegende, veranderende veelheid van stemmen. Wie alle theologische stemmen van de afgelopen eeuwen tegelijkertijd zou beluisteren, zou inderdaad iets horen wat lijkt op het ruisen van een rivier. Het is zeker géén spreken met één stem, gelukkig niet.
Een theoloog probeert, ieder op haar of zijn eigen wijze, om al die verschillende spreekwijzen binnen de traditie te verbinden. Verbind de verschillen, dat lijkt mij een missiestatement dat passend is voor de functie en persoon van theoloog.
In NieuwWij had ik een probleem met de bijdragen omdat het NieuwWij-gehalte ervan zo laag is.
Hier op deze blog is dat geen probleem: het is een discussie van Christenen onder elkaar
Een discussie in een traditie zoals Taede zegt, alleen niet mijn traditie
Is een Imam een theoloog? Het gaat immers om “het spreken en denken over God”, of die God nu God of Allah heet – doet dat er toe? Dit alleen beperken tot het Christelijk geloof is wel erg beperkt.
Er is nog een beperking in jullie beider denken: het buiten beschouwing laten van wat ik maar even simpelweg quantum fysica, of wellicht beter: cosmologie.noem. Ook dat is een terrein dat vroeg of laat geconfronteerd wordt met de bron van alles. Daarbij lijkt het dat er een heel nieuwe terminologie ontstaat, die zich wellicht toespitst op het begrip “Bewustzijn” – maar in zijn uiterste consequentie is er dan nog wel een verschil tussen “God” en “Oneindigheids Bewustzijn” ? En zijn dan fysici/cosmologen in zekere zin niet tegelijkertijd “theologen”, want ook zij “spreken en denken over God”, zelfs als ze dat zelf niet zo zien, of er zich zelfs maar bewust van zijn..
Vriendelijke groeten,
Lex
Via reacties op het Leiden Religie Blog kwam ik in aanraking met het boek Spel, waarin een der hoofdpersonen zich fel afzet tegen de godsdiensten die wij al kennen en (als het héél furieus wordt, slimme zet) op de in werkelijkheid niet bestaande religie Xzemenisme. De al even fictieve vrouw in kwestie noemt zich geen atheïste, maar zelfs antitheïste, maar toch vind ik dit een goed voorbeeld. Zelfs een antitheïst mag zich wat mij betreft theoloog noemen, het gaat er namelijk om wat en hoeveel deze criticus van religie afweet. Pure kennis van de materie dus. Of de theoloog dit nu in positieve of in negatieve zin gebruikt is een ander verhaal. Ik vergelijk het met de literair geschoolde recensent, die hoeft toch ook niet louter plussen uit te delen?
Xzemenisme, de Tolkien-religie, de passie van het Feyenoord-legioen, de mythe rond Sint Nicolaas, noch de zogenaamde visie van Lou de Palingboer of de Scientology Church mogen onder Theologie geschaard worden. Voor rest ben ik het wel met T. Van Oosten eens. Wie echt weet waar zij of hij over praat, mag zich deskundige noemen, ook geloofsafkerige theologen.
Ik denk dat het redelijk is dat bijzondere universiteiten zoals de Radboud Universiteit en de Vrije Universiteit een “klassieke” theologische faculteit hebben, waar men de grondslag van de betreffende denominatie theologisch onderzoekt en onderbouwt. “Uitzuivering” past daar goed in. Het is redelijk te verwachten/vragen dat theologen, die daar werken, de grondslag van de denominatie onderschrijven.
Verder lijkt het me ook redelijk dat een Rijksuniversiteit geen theologische faculteit heeft. Immers we hebben in Nederland een scheiding tussen Kerk en Staat en de Staat heeft geen godsdienst. Aan een Rijksuniversiteit kan natuurlijk wel een onderzoeksgroep verbonden zijn, die godsdienstwetenschappelijk onderzoek doet. Zulke onderzoekers hoeven helemaal niet gelovig te zijn om hun werk goed te kunnen doen. Een van de recente Spinozaprijswinnaars Birgit Meyer is zelf niet gelovig ( als ik dat goed begrepen heb) en hoogleraar religiewetenschap aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Geen enkel probleem.
Zulk godsdienstwetenschappelijk onderzoek kan natuurlijk ook los van een Rijksuniversiteit gedaan worden aan een of ander Instituut.
Als theologie pretendeert een wetenschap te zijn, dan mag het per definitie niet uitmaken of de theoloog al dan niet gelovig is (en ongeacht welk geloof hij/zij dan aanhangt).
Ik vraag mij eigenlijk af hoeveel (christelijke) theologen er in Nederland zijn die niet-gelovig zijn of algemeen religieus. Ik heb toch altijd de indruk dat de meeste theologen hier ten lande over het algemeen praktiserende christenen zijn. Onder de godsdienstwetenschappers is het beeld naar mijn mening veel diverser.
Nick,
Ik durf het niet te zeggen, ik vermoed dat er heel wat theologen rondlopen die niet (meer) gelovig zijn. En het grootste gros is vermoedelijk niet traditioneel gelovig, dat kan bijna niet als je zoveel kennis hebt van hoe geloof ontstaan is en werkt. Maar er heerst aan theologische faculteiten nog een groot taboe. Studenten die theologie gaan studeren om predikant te worden horen nu eenmaal niet graag dat hun docent zelf niet gelovig is, ook al zou het voor de inhoud totaal niet relevant moeten zijn. Met andere woorden, om geen studenten te verliezen en geen gezichtsverlies jegens collega’s te leiden, laten veel theologen zich over hun eigen geloof of ongeloof amper uit. Degene die dat wel doen, zijn vaak traditioneel gelovig, ook nog vaak richting tamelijk orthodox, want ook die bestaan uiteraard. Er heerst dus een taboe op het spreken over geloof en twijfels onder theologen, en al helemaal onder predikanten. Ik vermoed – gebaseerd op cijfers uit de VS – dat er ook in Nederland meer ongelovige theologen en predikanten zijn, dan vaak wordt gedacht.
Taede,
In het Nederlands taalgebied zijn er, voor zover ik weet, de volgende theologische faculteiten:
– VU (inclusief diverse seminaries en IBTS)
– PThU (Groningen en Amsterdam)
– TUK
– TUA
– ETF (Heverlee)
– Tilburg
Waarop baseer je het vermoeden dat er aan deze faculteiten “heel wat” theologen rondlopen die niet (meer) gelovig zijn? Of dat theologen zich “amper” uitlaten over het eigen geloof of ongeloof? Bij TUA, TUK, PThU en ETF ligt dat sowieso niet voor de hand, aangezien het geloofsgesprek hier in het geheel niet taboe is. Integendeel, dat zijn merendeels ambtsopleidingen met vrij veel aandacht voor spirituele vorming en het geloofsgesprek.
Van Tilburg weet ik het niet. Bij de VU zou het kunnen, maar ik ben dan wel benieuwd naar je argumenten. Spreek jij daar zoveel theologen die niet (meer) geloven?
Volgens mij valt het wel mee, hoor. Of tegen, het is maar van welke kant je het bekijkt. Immers, een studie theologie kan je juist ook helpen om te reflecteren op je geloof en dit te verdiepen.
Onder predikanten heeft een aantal jaren geleden de IKON een onderzoek gedaan (waarbij evangelicalen niet erg gerepresenteerd waren) en daaruit bleek dat 1/6 deel van hen zichzelf niet meer als gelovig beschouwt. Maar zoals gezegd: dat aantal is niet representatief. En of er op dit punt een taboe is, weet ik niet. Ik kan me toch uit de laatste jaren een aantal spraakmakende boeken herinneren…
(vergeet daarbij niet dat veel predikanten nauwelijks serieus met theologie bezig zijn, ook al hebben ze het gestudeerd. Ik spreek er een hoop die zo belast zijn met werkdruk, begraven, trouwen, enz. dat ze nauwelijks toekomen aan studie en verdieping).
Ik wil niet beweren dat het geheel en al onzin is wat je beweert. Maar het lijkt me nogal ongefundeerd en eenzijdig.
Nand,
De Vrije Universiteit (de naam zegt het al) is vrij van kerk en vrij van staat. Het is weliswaar een bijzondere instelling, maar geloof is niet vereist. Van het “onderschrijven van de grondslag van een denominatie” is dus geen sprake, want de VU is niet verbonden met een denominatie. Alle medewerkers van de faculteit godgeleerdheid onderschrijven deze gedragscode: http://www.godgeleerdheid.vu.nl/nl/Images/Diversiteit%20Gedragscode_tcm60-370191.pdf
Zoals je ziet, staat daar geen woord in over geloof.
@ Steven
Bedankt voor de correctie.
Ik verkeerde in de veronderstelling dat “de denominaties” in het hoger onderwijs op ongeveer dezelfde manier geregeld waren als in het voorgezet onderwijs.
Kan het zo zijn dat mijn verkeerd beeld is ontstaan omdat dat in het verleden zo was maar men later voor het hoger onderwijs “de denominatieregeling” heeft opgeheven?
Nand,
Dat zou ik niet zo precies weten. Was er ooit een “denominatieregeling”? Mij is wel bekend dat er in het voortgezet onderwijs katholieke, protestantse, evangelische, reformatorische enz. scholen zijn, maar ook die zijn niet gebonden aan een specifieke denominatie.
@ Steven
Laat ik dan liever spreken over “bijzonder” onderwijs i.p.v. denominatieregeling.
Nand,
Ok. Maar ‘bijzonder onderwijs’ zegt alleen dat het op een levensbeschouwelijke grondslag staat, niet dat het gebonden is aan een specifieke kerk. De eis is meestal alleen dat leerlingen en hun ouders de grondslag respecteren, soms ook dat ze die onderschrijven en uitdragen. In de praktijk betekent dit dat leerlingen en ouders uit verschillende denominaties op zo’n school zitten en soms ook betekent het dat er leerlingen uit geen kerken op zo’n school zittten. Het hangt er maar van af hoe strikt men het interpreteert.
Wat de VU betreft: die staat volgens mij nog altijd op protestants-christelijke grondslag, maar die wordt in de praktijk heel ruim geïnterpreteerd. De faculteit theologie heeft bijv. ook moslims en boeddhisten in huis.
@ Steven
Als ik jou mag geloven en waarom zou ik dat niet doen, is het geluid van de “noodklok”” die in 1997 geluid werd door een aantal verontruste VU-hoggleraren (zie hieronder) dus niet meer te horen??
http://www.trouw.nl/tr/nl/4512/Cultuur/article/detail/2603282/1997/10/30/VU-moet-christelijk-zijn-of-niet-zijn.dhtml
@ Steven
Je zegt: “Maar ‘bijzonder onderwijs’ zegt alleen dat het op een levensbeschouwelijke grondslag staat, niet dat het gebonden is aan een specifieke kerk”
Hoe rijm je dat nu met de benoeming van Marcel Sarot tot decaan van de theologische faculteit van de Universiteit van Tilburg??:
“De benoeming is goedgekeurd door Groot-Kanselier Wim Eijk en bevestigd door de Congregatie voor de Katholieke Opvoeding in Rome. Sarot werkt sinds 2012 aan de Tilburg School of Catholic Theology.”
https://universonline.nl/2013/11/25/marcel-sarot-nieuwe-decaan-theologie
Nand, Tilburg is een door de RKK erkende ambtsopleiding en daarom moeten voordrachten voor benoemingen de goedkeuring van het kerkelijk gezag hebben. Maar dat is een ander thema dan bijzonder onderwijs. Dit heeft meer te maken met relatie werkveld vs opleiding. Hetzelfde geldt voor andere ambtsopleidingen, bv de seminaries aan de VU.
Taede,
Een artikel van Sabine Hossenfelder vestigde mijn aandacht op jouw bewering “Volstrekte neutraliteit is ook in de wetenschap al lang een achterhaald begrip”. Zij schreef daarover het volgende.
[Let me be clear that human cognitive biases aren’t generally a bad thing. Most of them developed because they are, or at least have been, of advantage to us. We are for example more likely to put forward opinions that we believe will be well-received by others. This “social desirability bias” is a side-effect of our need to fit into a group for survival. You don’t tell the tribal chief his tent stinks if you have a dozen fellows with spears in the back. How smart of you. While opportunism might benefit our survival, it rarely benefits knowledge discovery though.
It is because of our cognitive shortcomings that scientists have put into place many checks and methods designed to prevent us from lying to ourselves. Experimental groups for example go to lengths preventing bias in data analysis. If your experimental data are questionnaire replies then that’s that, but in physics data aren’t normally very self-revealing. They have to be processed suitably and be analyzed with numerical tools to arrive at useful results. Data has to be binned, cuts have to be made, background has to be subtracted.]
http://backreaction.blogspot.nl/2015/06/i-wasnt-born-scientist-and-you-werent.html
Als je beweert dat de wetenschap wel eens steken laat vallen dan ontken ik dat niet, maar als je daarmee bedoelt dat dit de normale en geaccepteerde praktijk is, dan zit je er m.i. dus naast. Wat Hossenfelder zegt is de normale en geaccepteerde praktijk van integere wetenschappers.
Gelovige theologen bevinden zich in een lastig parket want de waarheid van de gehele geloofsdogmatiek moet in het midden worden gelaten want die kan blijkbaar niet aangetoond worden.
De enige inbreng die de gelovige theoloog heeft is zijn eigen geloofsbeleving en dat zou dan het binnenperspectief opleveren waarover jij het hebt. Als het daarbij bleef zou er inderdaad van ontoelaatbare bias sprake zijn. Maar als de eigen beleving samen met de geloofsbeleving (of de afwezigheid daarvan) van de mensheid wordt bekeken, is er feitelijk geen sprake meer van een binnenperspectief, tenzij je je bv. zou beperken tot de christelijke geloofsbeleving, want dan introduceer je toch weer een bias die wetenschappelijk ontoelaatbaar is.
Overigens lijkt mij theologie zelf ook een studieonderwerp van de godsdienstwetenschappen, maar misschien denk jij daar anders over.
Godsdienstwetenschap lijkt mij verder een psychologisch of antropologisch specialisme.
Hallo Taede,
Dominee Klaas Hendrikse gelooft niet dat God bestaat.
Hij zegt dat dit een heidense gedachte is. Dus niet bijbels.
God is geen ding, daarom heeft hij eigenlijk ook geen naam. God gebeurt in de geschiedenis.
M.vr.gr.,
Frank Cornelissen