Uit Ecklunds onderzoek blijkt dat zo’n 36 procent van de elite-wetenschappers wél in God gelooft. Nu kan iemand reageren met: Oké, dus veruit de meeste wetenschappers zijn ongelovig. Echter, hoewel het percentage gelovigen onder wetenschappers in vergelijking met de Amerikaanse bevolking relatief laag is (maar liefst 94 procent van “normale” Amerikanen zegt te geloven in Godn tegenover 36 procent van de wetenschappers), is het toch geen gering aantal. Het betekent dat ruim één op de drie wetenschappers aan – let wel! – elite-universiteiten in de Verenigde Staten in God gelooft. Daarnaast gaat van alle elite-wetenschappers gaat bovendien 18 procent minstens één keer per maand naar een religieuze (bijvoorbeeld kerk-) dienst (ter vergelijking: 46 procent van alle Amerikanen bezoekt eens per maand of vaker naar een religieuze dienst). Deze wetenschappers zijn dus actief met hun geloof bezig. Met andere woorden, één derde van alle elite-wetenschappers zijn gelovig, en één vijfde bezoekt minimaal eens per maand een religieuze dienst. Het algemene (en juiste) idee mag dan wel zijn dat de meeste wetenschappers atheïst zijn, de cijfers van Ecklund zetten een en ander toch wel in perspectief.
Wat geloven gelovige Amerikaanse wetenschappers? De wetenschappers die zichzelf gelovig noemen, hebben een geloof dat behoorlijk afwijkt van dat van mainstream Amerikanen. Ze zien zichzelf als liberaal gelovig en beschouwen het overgrote merendeel van de Amerikaanse gelovigen dan ook als conservatief. Ze hebben bovendien een behoorlijk abstract godsbegrip. Ook hier is het echter jammer dat Ecklund niet dieper op de materie ingaat (of dat bewaart voor een volgende publicatie), want ik had graag meer vernomen over de verschillende godsbeelden van die gelovige wetenschappers en de manier waarop zij de verschillen tussen hun eigen abstractere geloof en dat van “gewone” gelovigen onder woorden brachten.
Een dergelijke liberale positie is de meeste gelovige wetenschappers overigens niet komen aanwaaien, maar is vaak het resultaat van een existentiële worsteling. Dat is niet verwonderlijk, als je er even over nadenkt dat een groot percentage Amerikanen een behoorlijk evangelicaal geloof aanhangt dat zich moeilijk verhoudt tot het huidige natuurwetenschappelijke wereldbeeld. De meeste gelovige wetenschappers komen oorspronkelijk uit een gelovig gezin, en velen zullen dan ook in een behoorlijk conservatief-religieus klimaat zijn opgegroeid. Kennis van wetenschap en een training tot een kritische en zelfs sceptische attitude leveren dan cognitieve dissonantie op, die opgelost wil worden. Niettemin, het resultaat van die worsteling was over het algemeen niet het verlies van geloof, maar een verandering.
Het betekent overigens wel dat veel gelovige wetenschappers een zekere spanning voelen met het geloof zoals dat in de geloofsgemeenschap waartoe ze behoren gemeengoed is. Ze voelen zich toch wel een outsider. Soms echter vinden dergelijke wetenschappers ook een eigen plek in die geloofsgemeenschap, met een eigen functie, door bijvoorbeeld lezingen of gespreksgroepen te organiseren waarin ze vertellen hoe zij hun geloof en hun wetenschap verenigen. Dergelijke wetenschappers, die het gesprek over de grenzen tussen geloof en wetenschap willen aangaan, worden door Ecklund boundary pioneers genoemd. Het zijn uiteindelijk deze “grensgangers” die volgens Ecklund zeer behulpzaam kunnen zijn wanneer het op communicatie tussen wetenschap en geloof aankomt.
Gelovige wetenschappers praten niet vaak over hun geloof tegen collega’s, zo blijkt. Het blijkt dat het academische klimaat daar niet bevorderlijk voor is. Veel gelovige wetenschappers denken dat het not done is om over je geloof te praten in een academische setting. Ecklund spreekt dan ook van een closeted faith, gelovigen die hun religieuze overtuigingen voor zichzelf houden “because of the perception that other faculty in their departments think poorly of religious people and religious ideas.” (43) Sommige wetenschappers wijten dit aan de hele discussie over Intelligent Design, die de religieuze opinie zo heeft gepolariseerd “such that you’re either religious or you’re a scientist”, zoals één van de geïnterviewden het uitdrukte. (44) Later zal nog blijken dat deze perceptie een voorbeeld is van bedrieglijke schijn, omdat veel academische atheïsten behoorlijk open en zelfs geïnteresseerd zijn in religieuze en spirituele zaken.
Een andere verrassende conclusie is dat, in tegenstelling tot wat veel mensen denken, gelovige wetenschappers er niet over piekeren om hun wetenschap door hun geloof te laten beïnvloeden. Geen enkele gelovige wetenschapper die Ecklund interviewde verdedigde Intelligent Design; 94 procent van de ondervraagde wetenschappers ziet de huidige evolutietheorie als beste verklaring voor de ontwikkeling van het leven op aarde. Ecklund vond geen enkele wetenschapper die van mening is dat geloof invloed moet hebben op de wijze waarop wetenschap moet werken.
Toch heeft religie wel degelijk invloed, namelijk op de manier waarop gelovige wetenschappers functioneren in een sociale context. Gelovige wetenschappers hebben namelijk een andere attitude jegens anderen, jegens hun studenten en mede-wetenschappers, vergeleken met niet-gelovige wetenschappers:
many of the religious scientists I talked with placed great value on their coworkers and students as people created in the image of God in the midst of a competitive scientific profession that often seems to chew up and spit out individuals with little regard for human dignity. This desire to care for others even in this competitive environment often means that these scientists live according to values and with worldviews that are quite different from those of their nonreligious peers. These scientists’ worldviews and practices made them different from their colleages in how they thought of themselves. Their religious identities contributed to and shaped their identities as scientists. (38)
Zou het dus echt zo zijn dat je als promovendus of postdoc maar beter bij een religieuze hoogleraar terecht kunt komen, omdat die zijn nek verder voor je zal uitsteken dan zijn/haar atheïstische collega? Op dit punt blijft Ecklunds boek helaas wat oppervlakkig en vaag.
Morgen gaan we kijken naar hoe atheïstische wetenschappers over religie denken.
Taede, ik zie in de linker marge een zeer groot reclame blok Google advertenties en daaronder nog een blokje Google-advertenties. Je betaalde toch om van reclame af te zijn?
@ Gert,
Dat klopt. Echter, mijn website en weblog kosten uiteindelijk ook geld. Vandaar dat ik heb besloten om een aantal initiatieven te omhelzen waarmee ik hoop ietwat geld te kunnen verdienen. Zo heb ik een Amazon-winkel geopend, en doe ik mee met Google Adsense (op de advertenties klikken levert een paar eurocenten op). De advertenties die je dus ziet zijn door mij geautoriseerd (ik heb echter geen controle wat Google er qua advertenties opzet, hoewel ze proberen aan te sluiten bij de interesses van mijn blog). In tegenstelling tot de advertenties die Web-log.nl plaatst bij gratis blogs. De Web-log.nl-advertenties ontbreken op mijn site. De advertenties die je ziet, zijn door mijzelf geautoriseerd.
En mocht je nieuwsgierig zijn: de advertenties leveren mij niets op. Sinds ik ermee begonnen ben, ergens in 2007, ben ik nog nooit een keer uitbetaald door Google (de drempel is 70 euro). Ik word er dus verre van rijk van…
Overigens heeft Web-log.nl onlangs de weblogs een heel nieuw uiterlijk gegeven. Dat heeft er bij mij in geresulteerd, dat mijn blog wat chaotischer geworden is. Ik zal binnenkort een nieuw ontwerp implementeren, dan ziet het er allemaal weer wat netter en professioneler uit.