400 jaar Groninger theologie in het publieke domein (boekbespreking)

Theologie wordt vaak gezien als een esoterisch, gesloten geheel dat weinig van doen heeft met het dagelijkse leven of met de maatschappij. Die visie ontstaat enerzijds door het, toegegeven, soms esoterisch-aandoende taalgebruik van theologen. Theologie is een discipline met een eigen discours, dat je je eigen moet maken om de discussies binnen die discipline te kunnen volgen. (Daarin verschilt het overigens niet van andere wetenschappelijke disciplines.) Anderzijds ontstaat die visie doordat theologen vaak weinig zichtbaar zijn in het publieke debat. Was dat vroeger anders? Of heeft de onzichtbaarheid van theologen in het publieke debat wellicht verband met de secularisatie?

In juni 2014 vond aan de Faculteit der Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap van de Rijksuniversiteit Groningen een symposium plaats over 400 jaar Groninger theologie in het publieke domein. Daaruit is een bundel voortgekomen die onlangs is verschenen en die ik hieronder bespreek. In die bundel zijn de vijf lezingen die toen gehouden werden verzameld. Aangezien ikzelf theologie in Groningen heb gestudeerd en omdat ik geïnteresseerd ben in de relatie tussen geloof en samenleving, leek het me een interessante bundel, waarbij ik bovendien de indruk had dat het boek, gezien het onderwerp – de verhouding van theologie tot het publieke domein – wellicht ook een bredere belangstelling zou verdienen.

Theologische disputaties

Het eerste hoofdstuk, van Henk van de Belt, gaat over theologische disputaties uit de 17e eeuw en wat die zeggen over de toenmalige verhouding tussen theologie en het publieke domein. Drie onderwerpen worden daarbij vooral belicht: de rol van de magistraat en de theologie, discussies omtrent predestinatie, en over het eeuwenoude patronaatsrecht.

Het is jammer dat er niet wordt uitgelegd wat disputaties zijn en wat hun rol is binnen de theologie. De lezer wordt blijkbaar geacht dit te weten. Ook achtergronden van het patronaatsrecht en de discussies over infra- en supra-lapsarisme worden niet toegelicht. Bovendien krijg je sterk de indruk dat van ‘interactie’ met het publieke domein eigenlijk geen sprake is. Het hoofdstuk laat vooral zien hoe bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen binnen de theologie bediscussieerd zijn.

Daarbij zit er in het artikel van Van de Belt een merkwaardige inconsistentie. Zo zegt de auteur op pagina 13: ‘Theologische disputaties vormen een interessante – en nog niet erg ontgonnen – historische bron. (…) Hoewel een disputatie minder dan bijvoorbeeld een pamflet zegt over de concrete actualiteit, geven de openbare disputaties toch inzicht in de wederkerige relatie tussen theologie en het publieke domein’. Maar aan het einde van het artikel, op pagina 35 lees je: ‘Uit de zeventiende-eeuwse Groningse disputaties is geen sterke betrokkenheid op de gebeurtenissen in het lokale of regionale publieke domein af te leiden. Het genre van de disputatie leent zich daar ook niet zo voor’. Tsja, geven theologische disputaties nu wel of geen inzicht in de betrokkenheid op het publieke domein?

Cartesianisme en coccejanisme

Jacob van Sluis belicht in het tweede artikel het denken van de Groningse theoloog Antonius Driessen (1684-1745). De aanstelling van Driessen in 1717 betekende een ‘doorstart’ van de Groninger academie, die toch wat in het slop was geraakt. Dit artikel is een interessant, zij het lastig geschreven inkijkje in hoe filosofie in de 18de eeuw inwerkte op de theologie. Driessen accepteerde Descartes’ denken, maar gaf er zijn eigen, positieve draai aan (in tegenstelling tot het scepticisme waar het cartesianisme vaak aanleiding tot gaf). Echter, uit dit artikel wordt weer niet helemaal duidelijk waar nu precies de interactie met het publieke domein zit. Zit het in de receptie van het cartesianisme in de theologie? Of in het coccejanisme van Driessen? En gaf de theologie ook iets terug aan het publieke domein?

Academische vrijheid

Met het derde artikel, van Klaas van Berkel, zitten we in de 19de eeuw. In dit artikel beschrijft Van Berkel hoe de theoloog Petrus Hofstede de Groot eigenlijk de grondlegger is van de latere academische vrijheid door zijn verzet tegen de ‘verkleefdheidsverklaring’ (d.w.z. de ‘verkleefdheid’ van de theologische opleiding en de belijdenisgeschriften van de Nederlandse Hervormde Kerk). Voor Hofstede de Groot impliceerde het beknotten van academische vrijheid het beknotten van het geloof zelf.

Van Berkel maakt goed duidelijk wat de interactie met het publieke domein is, namelijk: ‘Hofstede de Groot en de zijnen formuleerden in essentie het begrip van de academische vrijheid dat constitutief is voor de moderne universiteit’ (101). Persoonlijk vond ik Van Berkels tekst de beste van de bundel, het meest leesbaar, maar ook een die de context beschrijft en de relatie tot het hier en nu. Van Berkel laat goed zien hoe de voor ons zo bekende vrijheid van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs lange tijd helemaal niet zo vanzelfsprekend was.

En tussen de regels door deelt Van Berkel nog een licht ironische sneer uit in de richting van een aantal andere theologische opleidingen in Nederland, wanneer hij schrijft: ‘daar waar een instelling van bovenaf aan academici en studenten oplegt wat zij moeten geloven en wat zij moeten veroordelen, houdt die instelling op een serieuze universiteit te zijn’ (80).

Ironie

Met enige ironie constateer ik dat Jasper Vree van de Vrije Universiteit in het vierde artikel van deze bundel wellicht de meest concrete voorbeelden geeft van hoe de Groninger theologen invloed hadden in de publieke ruimte. Vree laat zien hoe het de Groninger theologen in de 19de eeuw vooral te doen was om het ‘praktische’ christendom, dat wil zeggen: het geloof van gewone gelovigen. Daarbij draaide het vooral om onderwijs en zending, maar ook om predikantenverenigingen en kerkbouw. Het idee erachter van de Groninger theologen was dat het christendom de humaniteit vervolmaakte. Dit idee zorgde er uiteindelijk overigens wel voor, zo schrijft Vree, dat de Groninger theologen van ‘vrijzinnig’ steeds conservatiever werden, wat dus bij andere Groninger theologen weer niet heel goed viel.

Vrees artikel laat, naast dat van Van Berkel, het beste zien hoe de Groninger theologen interacteerden met het publieke domein. Er is echt sprake van interactie, dus niet slechts van een theologische receptie van maatschappelijke ontwikkelingen, maar ook daadwerkelijk invloed van de theologie op die maatschappelijke ontwikkelingen. Het is daarbij wel jammer dat het artikel van Vree aandoet als een wat lukrake opsomming.

Gerardus van der Leeuw

Het laatste artikel, van Arie Molendijk, gaat helemaal over de godsdienstfenomenologie van de vermaarde 20ste-eeuwse theoloog en godsdienstwetenschapper Gerardus van der Leeuw. Of beter gezegd, Molendijk laat zien hoe Van der Leeuw godsdienstwetenschapper was met een theologische agenda. Hij laat zien wat de kracht was van Van der Leeuws methode, en de zwakte ervan, dat laatste vooral als je kijkt naar de hedendaagse academische context. (Of zoals Molendijk zegt, met Van der Leeuws methode zou je vandaag de dag geen NWO-subsidie meer binnenhalen.)

Ook dit artikel vond ik leesbaar geschreven. Een heel mooi overzicht van het denken van Van der Leeuw. Het maakte me nieuwsgierig naar het werk van Van der Leeuw, geef ik toe. (Ondertussen heb ik via Boekwinkeltjes wat oude werkjes van Van der Leeuw weten op te snorren.) Waar ik wel wat mee worstelde, was hoe dit artikel past in het geheel van de bundel. Wat was het verband tussen Van der Leeuws werk en het publieke domein? Daar had Molendijk wat mij betreft meer over mogen zeggen.

Besluit

Al met al ben ik wat ambivalent over de bundel. Het onderwerp – een historisch perspectief op de interactie van de Groninger theologie en het publieke domein – is op zich bijzonder interessant en zal vermoedelijk op brede interesse mogen rekenen, maar aan de uitwerking ervan schort het wel wat.

Het grootste probleem misschien wel is dat niet duidelijk wordt gemaakt wat onder ‘het publieke domein’ verstaan wordt. Van Berkel en Vree suggereren dat het gaat om de maatschappij in brede zin en de wijze waarop Groninger theologen daar invloed op hebben uitgeoefend en ook zelf door zijn beïnvloed. Dit komt dus dicht in de buurt bij wat we normaliter verstaan onder ‘het publieke domein’. In de overige drie artikelen veronderstellen de auteurs een idee van wat ‘het publieke domein’ is maar zonder dat expliciet te maken. En daarmee wordt het voor de lezer erg moeilijk om te bepalen hoe nu de interactie tussen theologie en het publieke domein, zoals in het betreffende hoofdstuk beschreven, er concreet uitziet.

Daarnaast is ook onduidelijk wat eigenlijk de lezersgroep is die de auteurs of de redacteur (Van de Belt) voor ogen had. Veel artikelen lezen als teksten voor vakgenoten, en veronderstellen heel wat kennis van de (Groningse) theologie en de vaderlandse geschiedenis. Op zich is dat natuurlijk geen probleem. Maar het boek is niet uitgegeven bij een academische uitgever. Ik vermoed dat de bundel dus een breder publiek bedoeld is. In dat geval had – wat mij betreft – de stijl wel wat aangepast mogen worden. Het is nu een weinig toegankelijk boek , dat bovendien ook volledig in het historische perspectief blijft hangen en weinig tot geen verband legt met vandaag de dag.

Nu moet ik wel zeggen dat ik het boek heb gelezen niet zozeer als historicus, maar als een historisch onderlegde en geïnteresseerde godsdienstfilosoof en theoloog. Een echte historicus is wellicht tevreden met louter het historisch perspectief. Maar als godsdienstfilosoof en theoloog ben ik dan ook nieuwsgierig naar de relevantie ervan voor vandaag de dag. En ik vermoed dat de gemiddelde lezer diezelfde interesse heeft. Wat zijn lessen die we uit die geschiedenis kunnen trekken? Is de invloed van de theologie op het publieke debat alleen iets van het verleden? Ik vermoed dat de Groninger faculteit graag ziet dat hun theologen ook vandaag de dag deelnemen aan het publieke debat.

Misschien is het een idee om een complementaire bundel uit te geven, met daarin reflecties van Groninger theologen over hoe actueel theologie en religiewetenschap in de huidige samenleving is? Dat zou ik van harte toejuichen!

Dr. Henk van de Belt (red.), 400 jaar Groninger theologie in het publieke domein.
Soesterberg: Uitgeverij Aspekt 2015.
173 pagina’s, ISBN 9789461537096, € 19,95.

4 gedachten over “400 jaar Groninger theologie in het publieke domein (boekbespreking)”

  1. … maar welke (theologische) universiteit hebben nu nog studenten die zich iets laten ‘opleggen’ waar ze zich zelf niet in kunnen vinden? Of leeft Van Berkel nog in (de afreken-fictie van) de jaren ’60?

  2. Bosjananne,

    Ik heb de naam hersteld. Ik word blijkbaar echt oud, dat ik die naam verkeerd heb gespeld. Ik vind het vreselijk als andere recensenten zulke fouten maken omdat het op slecht lezen duidt, en nu doe ik het zelf. Heel slordig, geef ik toe. Mijn excuses daarvoor.

  3. Als ik het goed heb was er gedurende de eerste periode nog volop sprake van heksenvervolging. Toevallig bezocht ik de tentoonstelling van afbeeldingen van hekserij, zie de volgende link.
    https://www.catharijneconvent.nl/bezoek-ons/tentoonstellingen/de-heksen-van-bruegel/
    Het moeten gruwelijke toestanden zijn geweest.
    Ook in de noordelijke provincies liet zich dat niet onbetuigd en ik kan mij niet voorstellen dat er binnen de toenmalige theologie geen aandacht aan werd geschonken. Volgens Wikipedia speelde de kerk daar ook een belangrijke rol in.
    https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Europese_heksenvervolging

Reacties zijn gesloten.