Uit Ecklunds onderzoek blijkt onder andere het volgende. Ongeveer 28 procent van de Amerikaanse bevolking is evangelicaal protestants, tegenover slechts 2 procent van de wetenschappers. Hieruit lijk je wel te mogen concluderen dat het evangelicale protestantisme – dat die vormen van Amerikaans geloof omvat die veelal als “fundamentalistisch” worden bestempeld – zich niet echt lekker verhoudt met wetenschap. Het gaat hier om vormen van religieus geloof die de Bijbel als letterlijk waar nemen en Darwins evolutietheorie verfoeien. Het zijn, zo beschrijft ook Ecklund, wetenschapsvijandige vormen van geloof. Hoe ziet het levensbeschouwelijke spectrum van elite-wetenschappers er dan uit? Dat laat de volgende tabel zien:
Religious Affiliation |
Percent of Elite Scientists |
Percent of U.S. Population |
Evangelical Protestant |
2 |
28 |
Mainline Protestant |
14 |
13 |
Black Protestant |
0.2 |
8 |
Catholic |
9 |
27 |
Jewish |
16 |
2 |
Other |
7 |
6 |
None |
53 |
16 |
Total Percent |
100 |
100 |
Ik heb deze tabel overgenomen van p. 15. Ik moet daarbij opmerken dat er volgens mij ergens een foutje in zit, aangezien het totaalpercentage van elite-wetenschappers op ruim 101 procent uitkomt als je alle percentages bij elkaar optelt, in plaats van 100. Ik vermoed dat dit met de afronding te maken heeft. Daarnaast spreekt Ecklund in de rest van het boek over 54 procent van de elite-wetenschappers die tot geen enkele religie behoren, terwijl in de tabel toch echt 53 staat. Ik heb voor deze discrepanties in het boek geen reden of oorzaak kunnen vinden.
Uit de tabel wordt in elk geval duidelijk dat 53 (of 54) procent van de elite-wetenschappers geen religie aanhangt. Dit betekent echter niet dat die wetenschappers allemaal atheïsten of agnosten is. Je moet immers bedenken dat er ook veel joodse wetenschappers zijn, die hun jood-zijn als een etnische categorie opvatten in plaats van een religieuze. Hoewel zij dus aangeven joods te zijn, zien zij zichzelf niet als religieus en beschouwen sommigen zich zelfs als atheïst. Ook vond Ecklund nogal wat atheïstische wetenschappers die wel degelijk lid waren van een religieuze denominatie, bijvoorbeeld vanwege vrienden of omdat ze hun kinderen naar een degelijke school wilden sturen. Wat negatief gesteld zou je zeggen dat die atheïstische wetenschappers lid zijn van een religieuze denominatie om opportunistische redenen. Dit vertekent dus het beeld enigszins.
Als het er dan vervolgens om gaat hoeveel procent van de elite-wetenschappers ook daadwerkelijk atheïst of agnost is, dan gaat het volgens Ecklund om maar liefst 64 procent. Ongeveer 34 procent van de wetenschappers stelt dat ze niet geloven in God (atheïsme), en ongeveer 30 procent zegt dat ze niet weten of er een God is en dat er geen manieren zijn om dat uit te zoeken (agnostische positie). Als je kijkt naar de Amerikaanse populatie, dan zijn de percentages respectievelijk twee en vier procent.
Echter de vraag is of hier van een oorzaak-gevolg-verband gesproken kan worden. Is het zo dat wetenschappers atheïst zijn vanwege wetenschap? Dat wordt wel vaak gesuggereerd: wetenschap leidt tot atheïsme. Ecklund vond echter iets heel anders:
In fact, for the majority of scientists I interviewed, it is not the engagement with science itself that leads them away from religion. Rather, their reasons for unbelief mirror the circumstances in which other Americans find themselves: they were not raised in a religious home; they have had bad experiences with religion; they disapprove of God or see God as too changeable. For others, religion is simply irrelevant to their life’s passion of science. (17)
Met andere woorden: Ecklund vond dat wetenschappers al atheïst waren voordat ze wetenschapper werden, hetzij door opvoeding, hetzij door slechte ervaringen met religie of gewoon door desinteresse. De wetenschappers gaven zelf aan dat ze al atheïst waren voordat ze wetenschapper werden. Wetenschap leidt dus niet noodzakelijkerwijs tot een atheïstische levenshouding. Sterker nog: veel atheïsten bleken buitengewoon gelovig te zijn, in de zin van spiritueel angehaucht. En bij velen van hen speelde wetenschap daarbij een grote inspirerende rol. Maar daarover later meer.
De vraag die ik morgen aan de orde zal stellen, luidt: als sommige wetenschappers gelovig zijn, wat geloven ze dan?
Taede,
in jouw tabel staat (opgeteld) dat 84% van de Amerikanen religieus is. Dat komt goed overeen met het percentage dat ik noemde in mijn laatste blogpost: 80 – 90% van de Amerikanen, een cijfer afkomstig van Eugenie Scott, 2005.
(Je vraagt je af wat Amerikanen zo erg vinden aan atheisme en Darwinisme: de Amerikaanse samenleving is gebaseerd op precies die principes die ze aan het Darwinisme toeschrijven: egoisme, concurrentie, strijd om het bestaan. zie blogpost)
Wetenschappers blijken dus inderdaad aanzienlijk ongeloviger te zijn dan niet-wetenschappers. Interessant is dan hoe je dit moet verklaren. Volgens Ecklund zijn ongelovigen (om verschillende redenen) dus eerder geneigd wetenschapper te worden dan gelovigen.
Ik denk dat je ongeacht wat de oorzaak en wat het gevolg is kunt spreken over een conflict op persoonlijk niveau. Blijkbaar vinden veel wetenschappers dat wetenschap en religie niet goed samengaan, anders was er niet zo’n groot contrast geweest met niet-wetenschappers.
Opmerkelijk vond ik de evangelicalen. In de VS zijn zij inderdaad berucht om hun ontkenning van evolutie (denk aan Dawkins’ bekende interview met hun voormalig voorman Ted Haggard), maar in Nederland lijkt dat heel anders te liggen. Uit het onderzoek van het ND van een tijdje terug bleken er onder de PKN-biologiedocenten meer creationisten zitten dan onder evangelische (afbeelding 8).
Hier is een interview met Ecklund te vinden.
Bart,
Jij concludeert: “Blijkbaar vinden veel wetenschappers dat wetenschap en religie niet goed samengaan, anders was er niet zo’n groot contrast geweest met niet-wetenschappers.” Dat is dus de foute conclusie. Je moet stellen: “Blijkbaar vinden veel atheïsten dat wetenschap en religie niet goed samengaan, anders was er niet zo’n groot contrast geweest tussen wetenschappers en niet-wetenschappers.” Jij impliceert hier namelijk weer dat wetenschappers atheïst worden door hun wetenschap, terwijl het gewoon een statistisch gegeven is dat veel atheïsten wetenschapper worden.
Overigens bestrijdt Ecklund jouw idee dat wetenschappers blijkbaar vinden dat wetenschap en geloof niet goed samengaan. Ik kom er nog op terug, maar het blijkt dat de meeste wetenschappers van mening zijn dat wetenschap en geloof in principe prima samengaan, maar dat er wel een probleem is met specifieke vormen van religieus geloof.
@ Taede
Wetenschappers zijn voor een groot deel ongelovig – zoals uit het onderzoek blijkt – en mijn conclusie gaat op voor dat deel (ik schreef ook bewust “veel wetenschappers”, en niet “alle wetenschappers”). Mijn punt is vooral dat als de relatie tussen wetenschap en religie harmonieus zou zijn, je niet zo’n onevenredig groot aantal atheïsten zou aantreffen onder wetenschappers.
Twee hypothesen die verklaren dat ongelovigen eerder kiezen voor een loopbaan in de wetenschap (i.p.v. ongelovig te worden door de wetenschap):
1. Psychologisch: mensen met een karakter dat zoekt naar duidelijkheid zullen eerder aangetrokken worden door wetenschap. Net zoals anderen, die bijv. meer hangen naar veelkleurigheid, eerder kiezen voor muziek o.i.d.
2. Sociologisch: nog altijd wordt iemands beroep in hoge mate voorspeld door het milieu waaruit hij / zij afkomstig is. Wetenschappers zullen vaak afkomstig zijn uit milieus waarin veel wetenschappers actief zijn (bijv. een of meer van hun ouders). Zo wordt ongeloof als een traditie doorgegeven.