
Onlangs overleed de theoloog Gerrit de Kruijf (1952-2013) aan de gevolgen van een hersentumor. Een fijne man, herinner ik me nog van de contacten die ik met hem had toen ik nog in Leiden werkte (tot 2006). Een warme man in de omgang en gezegend met een zeer aangename warme stem. Vorig jaar ging hij met pensioen, hij was toen al ernstig ziek, en ter gelegenheid van zijn 60ste verjaardag verscheen de bundel Verlegen om een goed woord: Onderweg met Gerrit de Kruijf bij uitgeverij Boekencentrum (ISBN 9789023927044, 176 pagina’s, 17,50 euro). Een bundel waarin een heel arsenaal aan theologen is opgetrommeld om in gesprek te gaan met De Kruijf over zijn werk.
Ik vermoed dat het om een zeer bizarre loop van omstandigheden ging, maar een dag nadat het bericht naar buiten kwam dat De Kruijf was overleden, kreeg ik van uitgeverij Boekencentrum een recensie-exemplaar van deze bundel toegestuurd. Vandaag heb ik het boek uitgelezen, hieronder heel kort mijn bespreking.
Niet alleen is het boek mooi uitgegeven, met een mooie bladspiegel en met achterin een lange lijst van publicaties van De Kruijf, maar vooral ook inhoudelijk is het een prachtig eerbetoon. De bijdragen in de bundel zijn geschreven door Maarten den Dulk, Marius van Leeuwen, Rick Benjamins, Bert de Leede, Jan Muis, Eginhard Meijering, Herman Noordegraaf, Bram van de Beek, Frits de Lange, Petruschka Schaafsma en Henk de Roest. Het laatste hoofdstuk, door Heleen Zorgdrager, is een verslag van een gesprek met leerlingen en promovendi van Gerrit de Kruijf.
Het eerste hoofdstuk, door Maarten den Dulk, vat het werk van De Kruijf samen aan de hand van de vier ‘hoofdwerken’ van De Kruijf. Hier worden de thema’s al uitgelegd die later in dit boek centraal staan. In het eerste deel (‘Aanspraak’) gaat het dan om De Kruijfs visie op de preek als het hart van de protestantse eredienst. Marius van Leeuwen, Rick Benjamins en Bert de Leede reageren op De Kruijfs werk. Ze onderstrepen, ieder op hun eigen wijze, de centraliteit van de preek voor de protestantse kerkdienst. Ik heb hier wel mijn vraagtekens bij gezet, omdat, toen ik nog theologie studeerde, mij werd voorgehouden dat het ging om de liturgie als geheel (dit wordt overigens door De Leede onderstreept), en dat de protestantse nadruk op de preek eigenlijk ongepast was. Vreemd genoeg geven ook de leerlingen en promovendi van De Kruijf (in het hoofdstuk van Zorgdrager) vrijwel unaniem aan dat juist zijn visie op de preek als hart van de kerkdienst over 20 jaar achterhaald zal worden beschouwd. Is hier wellicht sprake van een generatiekloof?
In deel 2 (‘Argumenten’) gaat het om De Kruijfs visie op de kerk in de samenleving en politiek, zoals uitgewerkt iin zijn theologische idee van ‘dubbel denken’. De hoofdstukken in dit deel komen van Jan Muis, Eginhard Meijering en Herman Noordegraaf. Muis’ artikel vond ik interessant door zijn bespreking van het (theologisch onmisbare) begrip van ‘openbaring’ en hoe dat raakt aan de ideeën van De Kruijf. Noordegraaf is interessant, omdat hij milde kritiek uitoefent op De Kruijfs idee dat kerken zich in de samenleving tamelijk passief moeten opstellen. Noordegraaf ziet – hij geeft concrete voorbeelden – een neiging dat de nadruk op de scheiding van kerk en staat doorslaat in een angst van overheden om überhaupt met kerken iets te maken te hebben.
Deel 3 (‘Adviezen’) bevat een kritische uiteenzetting met De Kruijfs theologie die volgens Van de Beek teveel de continuïteit tussen het hier-en-nu en het eschaton benadrukt. Frits de Lange gaat in op wat hij ziet als een ‘anarchistisch’ trekje van De Kruijfs ethiek. Petruschka Schaafsma belicht De Kruijfs (kerkelijk tegendraadse) ideeën over het huwelijk. Henk de Roest, ten slotte, bespreekt De Kruijfs adviezen aan de kerk.
Het laatste hoofdstuk (‘Gesprek’) is, zoals gezegd, de neerslag van een gesprek tussen leerlingen en promovendi van De Kruijf.
Het is altijd lastig om een bundel met artikelen te recenseren, omdat eigenlijk ieder artikel afzonderlijk besproken zou moeten worden, wat niet altijd mogelijk is. Het boek zal niet voor iedereen interessant zijn. Het is geen boek over theologie, het is een feestbundel, een afscheidsbundel, waarin de ambivalentie duidelijk voelbaar is: het is een feestbundel ter gelegenheid van het pensioen van De Kruijf, maar tegelijkertijd is het ook echt een afscheidsbundel waaraan gewerkt werd in het licht van een naderend einde. Je merkt aan alle artikelen dat de auteurs niet meer verwachtten van De Kruijf nog repliek te krijgen.
Het is met name een interessant boek voor wie de boeken van De Kruijf gelezen heeft en verdere verdieping wil. Ofschoon de auteurs goede samenvattingen geven van De Kruijfs boeken, denk ik dat de bijdragen het best te plaatsen zijn wanneer er een goede kennis van De Kruijfs werk is. Dan wordt ook goed duidelijk op welke punten de auteurs met De Kruijf van mening verschillen.
Want dat is het interessante aan de bijdragen in dit boek, ze steken niet alleen de loftrompet over De Kruijfs werk, maar gaan ook kritisch met hem in discussie. Ze nemen De Kruijfs ideeën serieus juist door erover van mening te verschillen. Zo is dit boek een prachtig eerbetoon aan het werk van deze eminente theoloog.