Staande in Einsteins achtertuin, duizelt het universum me angstaanjagend tegemoet (boekbespreking)

Kun je bang worden voor een boek? Ja, dat kan. Het is Amanda Gefter gelukt om met het recent uitgekomen In Einsteins achtertuin: Een duizelingwekkende toer langs de mooiste ideeën uit de natuurkunde een populair-wetenschappelijk boek te schrijven dat fascinosum et tremendum is. Een boek dat angstaanjagend moeilijk is, ook al doet de uitgever op de achterflap zijn best om de potentiële lezer ervan te overtuigen dat dit een boek voor iedereen is. Maar ook een boek dat zo knap geschreven is dat het me tegelijkertijd dwong om door te lezen. Een bescheiden poging tot een bespreking van een boek dat me boven de pet ging…

Amanda Gefter heeft met haar boek In Einsteins achtertuin: Een duizelingwekkende toer langs de mooiste ideeën uit de natuurkunde een boek afgeleverd waarop alleen Amerikaanse wetenschapspopularisatoren patent op lijken te hebben. Dit boek vergelijken met veel populariserende werkjes van Nederlandse popularisatoren – ik ga geen namen noemen – is als het vergelijken van The Eagles met de palingsound van The Cats. Gefters boek is rücksichtslos qua wetenschappelijke complexiteit, compromisloos wat betreft jargon, maar ook is het persoonlijk, humoristisch en meeslepend. Maar het is zeker een boek dat niet voor iedereen geschikt is.

Autobiografisch

Gefters boek is een mengeling van autobiografische elementen en een verzameling en presentatie van nieuwe inzichten uit de natuurkunde (met name uit de kwantumkosmologie). Ze vertelt hoe ze met haar vader (een medicus) een jarenlange fascinatie deelt voor de herkomst van het universum, met name de vraag of het “iets” van het universum uit “niets” is voortgekomen, en zo ja, hoe we dat “niets” dan moeten opvatten. Samen bestuderen ze talloze natuurwetenschappelijke boeken en discussiëren totdat ze bijna net zoveel weten als de natuurwetenschappers zelf. Als Gefter uiteindelijk werkt bij een onbeduidend blaadje, en ziet dat er in Princeton een baanbrekend congres wordt georganiseerd voor John Wheeler, besluit ze zich voor te doen als wetenschapsjournalist en zo het congres binnen te komen.

Dit blijkt uitermate gemakkelijk te zijn. Ze gaat vervolgens samen met haar vader naar het “Science and Ultimate Reality” congres – dat overigens door de John Templeton Foundation werd gefinancierd! Daar ontmoet ze de hoogbejaarde Wheeler, die haar een aantal duistere oneliners toefluistert, en zo wordt de fascinatie verder opgezweept. Ze wil de boodschap van Wheeler ontcijferen om zo het geheim van het universum te ontrafelen. Gedreven door haar zoektocht rolt ze steeds verder de wetenschapsjournalistiek in. Het lukt haar uiteindelijk om hoofdredacteur van New Scientist te worden en slaagt erin in die rol een aantal topwetenschappers van de wereld – Susskind, Gross, Witten, Hawking, noem maar op – te spreken te krijgen. Door die gesprekken doemt langzaam een voor vader en dochter Gefter ontluisterend wetenschappelijk inzicht op, dat Amanda Gefter in dit boek met de lezers deelt: de conclusie dat niets minder dan een paradigmawisseling in de moderne fysica aanstaande is.

Hoog abstractieniveau

Zoals nu wel duidelijk is, vermengt Gefter dit persoonlijke verhaal met abstracte beschrijvingen over de moderne natuurkunde, en dat gaat compromisloos ver. Neem eens de volgende alinea, dan krijg je een idee hoever Gefter in dit boek gaat:

Met Polchinski’s D-branen kon Witten uiteindelijk bewijzen dat alle vijf tiendimensionale snaartheorieën en de elfdimensionale superzwaartekracht allemaal verschillende aspecten zijn van de geünificeerde M-theorie, en aan elkaar gerelateerd zijn via dualiteiten zoals de T-dualiteit en de S-dualiteit, waarmee hoge energieën in de ene snaartheorie worden gekoppeld aan lage energieën in een andere. Dat betekent dat je naar believen in één van de zes theorieën kunt beginnen en je met behulp van dualiteiten een weg kunt banen naar een van de vijf andere. Als je begint met de elfdimensionale superzwaartekracht en één van de dimensies tot een cirkel inperkt, krijg je de snaartheorie type IIa. Perk je die dimensie verder in tot een lijnstuk, dan krijg je SO(32). Als je de energie van SO(32) verhoogt, beland je in het lage-energieregime van de snaartheorie type i. Als je T-dualiteit toepast op SO(32), bevind je je in E8xE8. En als je de energie van E8xE8 verhoogt en er een extra dimensie van de ruimtetijd opduikt, ben je plotseling weer terug in de elfdimensionale superzwaartekracht. (413-414)

Oké, toegegeven, deze alinea is een extreem voorbeeld, maar het geeft wel een indruk over wat voor soort materie (no pun intended) het in dit boek gaat. Er komt in het boek geen enkele formule voor, en toch weet Gefter de lezer zover mee te voeren dat die uiteindelijk door de bomen het bos niet meer ziet. Gefter veronderstelt in dit boek bij de lezer al een behoorlijke kennis qua moderne kosmologie en kwantumfysica. Alleen Stephen Hawkings Het heelal lezen is daarbij niet genoeg.

Toch moet ik dan wel zeggen dat ze vervolgens op buitengewoon knappe wijze de kennis in het boek stapje voor stapje opbouwt. Door middel van gesprekken met fysici worden de wetenschappelijke ideeën steeds verder uitgebreid en complexer, je begrijpt (ongeveer) waar de moeilijkheden zitten, en door middel van tussentijdse samenvattingen heb je uiteindelijk wel een idee waar het om gaat. Het boek is dus didactisch gesproken erg knap gecomponeerd.

En ik moet nog wat toegeven: ook al begreep ik heel veel uit dit boek gewoon niet (ik geef het toe, ook al heb ik in de afgelopen 10 jaar veel wetenschapspopulariserende boeken gelezen), ik bleef wel doorlezen. Wel moest ik mezelf er telkens toe zetten om dit boek ter hand te nemen, want door de hoge moeilijkheidsgraad keek ik als een berg op tegen een nieuwe leessessie van dit boek.

Het probleem is dat ik niet wist of dit boek nu zo moeilijk was omdat ik (a) zo dom ben, of (b) omdat Gefter zelf toch haar lezerspubliek overschat heeft. Op de achterflap staat: “Gefter maakt de moeilijkste natuurkunde begrijpelijk…” Dat is behoorlijk overdreven, want het is een hondsmoeilijk boek; en hoop op opheldering is er niet, omdat de fysici in het boek zelf eerlijk toegeven dat ze eigenlijk niet weten wát hun formules en theorieën nu eigenlijk beschrijven. Gelukkig bleek ik niet de enige te zijn die zich had verkeken op dit boek. Op Amazon.com zijn talloze besprekingen te vinden, die aangeven dat de lezer uiteindelijk in het boek verzandde (hier is een mooi voorbeeld).

Overigens een diepe buiging voor de vertalers die Maven heeft weten te strikken (Ingrid B. Ottevanger en Wim Scherpenisse). Op de vertaling en de leesbaarheid van de zinnen kan ik niets aanmerken, die is – zoals ik zolangzamerhand van Maven gewend ben – weer vlekkeloos. Maar wat een karwei moet die vertaling geweest zijn…

Paradigmawisseling

Op de omslag wordt tevens vermeld: “Na het lezen van dit boek zal je kijk op het universum nooit meer hetzelfde zijn”. Opnieuw een mooie verkoopslogan van Maven, want hier wordt een existentiële uitspraak gesuggereerd (“je houding ten aanzien van de werkelijkheid zal door dit boek veranderen”) terwijl niet duidelijk is hoe de natuurkunde in dit boek aan de werkelijkheid raakt. De natuurkunde blijft volledig onafhankelijk van enige existentiële ervaring of zelfs van het dagelijkse leven.

Het interessante is dat je in het begin van het boek de indruk krijgt dat de zoektocht van Amanda en haar vader een zoektocht is naar zin en betekenis, namelijk het oplossen van de vraag “Waarom is er iets en niet niets?” Gaandeweg het boek blijkt echter de interesse voor natuurkunde het niveau van een gepassioneerde hobby niet te kunnen ontstijgen. Natuurlijk, de natuurkundige inzichten zijn reuze interessant. Maar natuurkunde en het dagelijks leven blijken toch verrekte weinig met elkaar te maken te hebben.

Toch bevat het boek spannende materie voor wie in de relatie tussen natuurwetenschap en wereldbeeld geïnteresseerd is. Want zoals Gefter zelf beschrijft, de moderne natuurkunde heeft het in zich om een nieuwe Copernicaanse revolutie te veroorzaken, een nieuw paradigma dat de wetenschappelijke kijk op het universum volledig zal veranderen. De volgende passage laat zien op welke manier:

‘Ik heb naar een aantal verschillende recente ontwikkelingen in de fysica gekeken,’ zei ik [Gefter dus], ‘en ik begin langzamerhand te beseffen dat je altijd in de problemen komt als je in de fysica vanuit een onmogelijk godperspectief probeert te beschrijven, en dat alles alleen maar klopt als je het definieert in termen van het referentiekader van één enkele waarnemer. Het begint erop te lijken dat er één universum per waarnemer is. Dat je het nooit over hét universum kunt hebben.’

‘Ik snap wat je bedoelt,’ zei Rovelli [een fysicus]. ‘Dat is wat er zo uitdagend is aan de moderne fysica. We worden erdoor gedwongen af te stappen van het oude beeld van één duidelijke, objectieve, goed omschreven en volledig beschrijfbare stand van zaken in de wereld. De kwantummechanica vraagt ons dat beeld los te laten. Daarvoor betalen we wel een hoge metafysische prijs. Zijn we bereid ons het universum in die termen voor te stellen? Ik denk dat we onze fysica serieus moeten nemen.’ (477-478)

Een participatorisch universum

Iedere mens leeft dus volgens de moderne kwantumkosmologie in een eigen universum, ieder referentiekader heeft een eigen universum. Het universum bestaat niet los en onafhankelijk van de waarnemer (dit is wat Gefter al heel vroeg in het boek oppikt van John Wheeler). We leven in een participatorisch universum.

Dit klinkt alles heel esoterisch, en komt ook heel dicht in de buurt bij ideeën die je in moderne New Age literatuur en films terug ziet komen: je maakt zelf je universum, verander je gedachten en het universum gaat voor je werken en zal je dromen vervullen. Het eerste deel blijkt te kloppen. Gefter ontdekt dat je uit de nieuwe natuurkunde toch moet concluderen dat de waarnemer zelf het universum creëert dat hij of zij waarneemt, inclusief de hele geschiedenis ervan. Het tweede deel lijkt moeilijker te liggen, want hoever gaat de wederzijdsheid? Kan de waarnemer echt invloed uitoefenen op het universum dat de waarnemer waarneemt, of is waarneming iets louter passiefs (wat in het boek wordt gesuggereerd)? En hoe zit het met de rol van het bewustzijn (waar Wheeler steeds weer de nadruk op legde, maar waar Gefter uiteindelijk verder niet op ingaat)? Bestaat de vrije wil echt, waardoor de waarnemer in staat is om de toestand van het universum zelf te veranderen? En hoever gaat die invloed? – Dit zijn overigens allemaal gedachten die tijdens het lezen van het boek bij mij opkwamen, in het boek bespreekt Gefter dergelijke ideeën amper.

Sterker nog, ofschoon Gefter geeft in eerste instantie aan dat ze wars is van “antropische verklaringsprincipes”, dus principes waarin de mens een cruciale rol speelt in de geschiedenis van het universum (ze wil, zo stelt ze ergens, liefst de term “waarnemer” dat “bewustzijn” suggereert, vervangen door het kille “referentiekader”). Maar uiteindelijk is ze gedwongen een knieval voor antropische verklaringen te doen. John Wheeler bleek iets op het spoor, Gefters zoektocht laat zien dat zijn intuïtie betrouwbaarder was dan in eerste instantie (ook door collega-fysici) werd gedacht.

Voorlopig

Aan de andere kant, wie weet lachen toekomstige natuurkundigen wel heel hard over de naïviteit waarmee Gefter de ideeën van fysici van naam en faam beschrijft. Het boek suggereert aan het einde dat dit idee van een waarnemer-relatief universum het einde van het refrein is ofschoon het begin van een nieuw wetenschappelijk paradigma dat op doorbreken staat. Dat is uiteraard nog maar de vraag. Laat natuurkundigen daar maar over krakelen, gelukkig hoef ik daar niet wakker van te liggen.

(Maar als die natuurkundigen daar dan nieuwe boeken over schrijven, hoop ik wel dat uitgeverij Maven Publishing die vervolgens vertaald uitgeeft, en een exemplaar aan mij opstuurt ter recensie… )

(P.s. na het schrijven van bovenstaande recensie verscheen een uitgebreide bespreking van Gefters boek door Dirk van der Wulp online, die voor de geïnteresseerde ook de moeite van het lezen waard is. Zie hier: http://www.geloofenwetenschap.nl/index.php/artikelen/item/549-de-ultieme-realiteit-over-de-implicaties-van-de-20e-eeuwse-natuurkunde.html.)

Amanda Gefter, In Einsteins achtertuin: Een duizelingwekkende toer langs de mooiste ideeën uit de natuurkunde.
Amsterdam: Maven Publishing 2014.
ISBN 9789491845154, 550 pp., 25 euro.

12 gedachten over “Staande in Einsteins achtertuin, duizelt het universum me angstaanjagend tegemoet (boekbespreking)”

  1. citaat: “Dit klinkt alles heel esoterisch, en komt ook heel dicht in de buurt bij ideeën die je in moderne New Age literatuur en films terug ziet komen.”

    En die New Age ideeën kom je ook tegen in de “Old Ages” o.a. in het Gnosticisme en het Boeddhisme en Hindoeïsme. Alleen zijn ze mijns inziens daar beter filosofisch uitgewerkt en meer voldragen. En er zijn ook toenaderingen, ik meen me te herinneren dat de Dalai Lama in gesprek is geweest met kwantumfysici hierover.

    De fysica in de westerse wereld is gebaseerd op het wetenschappelijk filosofisch materialisme, (resultaat van het splitsen van geest en dode materie door Descartes?) De New Age en wat ik noem onder de “Old Ages” is gebaseerd op het filosofisch idealisme. Ik vermoed dat de materialistische basis onder de moderne fysica aan het wegvallen is door de resultaten van die fysica zelf.

  2. Quote Column: Maar uiteindelijk is ze gedwongen een knieval voor antropische verklaringen te doen. John Wheeler bleek iets op het spoor,

    Wat was hij dan precies op het spoor.

    Zou het dan toch kloppen wat er allemaal in “The Secret” staat. 🙂

  3. @ Taede

    Ik heb het boek van Amanda Gefter inmiddels in mijn bezit maar nog niet gelezen.
    Ik stelde op Forum C Dirk van der Wulp 3 vragen waarop hij interessante antwoorden gaf.

    Heeft dit boek je kijk op (natuur) wetenschap veranderd?
    Heeft dit boek je kijk op geloof veranderd? Heeft dit boek je kijk op de relatie tussen geloof en wetenschap veranderd?

    Bij deze stel ik die vragen ook aan jou.

  4. Dus buiten de fysica en de esoterie overeenkomstig deze weblog over geloof, wetenschap, theologie enz.

    Over het genoemde: “participatorisch universum” en “de waarnemer zelf het universum creëert dat hij of zij waarneemt”. Als men dit toch als uitgangspunt neemt, al is dit in ons paradigma tegen- intuïtief.:

    Geloof /Theologie/Maatschappelijk.
    “Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered” (Bijbel, Lucas) Voor de gelovige zou mijns inziens dit pleiten voor een onkritische rationele houding en opgaan in gevoelsmatige “geloof, hoop en liefde”. “Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.” 1 Korintiërs 13-7 Meer denken met het hart dan et het hoofd. Het geloof wordt dan werkelijkheid. Het zou pleiten voor een meer “rijk rooms leven” in doorleefde rituelen dan de rationalistische theologische benadering. Een leven in “het symbolisch bewustzijn” zoals Tjeu van den Berk dat beschrijft in zijn boek Mystagogie.

    Wetenschap; medicijnen.
    Ik meen dat het tijd wordt om in de wetenschap het begrip “placebo effect” serieus te nemen en te gaan onderzoeken. In plaats van het als een verstoring te zien tussen de meetgroep en de controlegroep. Meestal is het placebo effect factoren groter dan het te meten effect. Je zou dan veel meer resultaat kunnen boeken op “menselijk” niveau dan op “biochemisch” niveau waarop de pillen werken.

  5. @Teade je schreef: Het tweede deel lijkt moeilijker te liggen, want hoever gaat de wederzijdsheid? Kan de waarnemer echt invloed uitoefenen op het universum dat de waarnemer waarneemt, of is waarneming iets louter passiefs (wat in het boek wordt gesuggereerd)?

    Vandaar dat ik een grapje maakte een over “The Secret”, een discussie over esoterie en natuurkunde was helemaal niet in het geding, althans niet van mijn kant.

    Vervolgens schreef je: (ze wil, zo stelt ze ergens, liefst de term “waarnemer” dat “bewustzijn” suggereert, vervangen door het kille “referentiekader”). Maar uiteindelijk is ze gedwongen een knieval voor antropische verklaringen te doen. John Wheeler bleek iets op het spoor,

    Vandaar (nogmaals) mijn vraag: Wat was John Wheeler op het spoor waardoor Gefter gedwongen was een knieval voor antropische verklaringen te doen.

    Of zie ik iets over het hoofd. Zou ik voor het antwoord op mijn vraag het eerst boek moeten (proberen) te lezen.

  6. Nadere informatie: Tjeu v.d. Berk is gepromoveerd theoloog. Op de achterflap van zijn boek Mystagogie staat:over het verbeeldend bewustzijn: “Grote klassieke filosofen en kerkvaders waren gevoelig voor dit schouwend vermogen van de mens. Zij noemden hun inwijding in de symbolische werkelijkheid ‘mystagogie’, een agogie in het mysterie van het bestaan.”

    Ik heb begrepen dat Tjeu zich heeft laten inspireren door o.a. Rudolf Otto.
    In zijn boek: Het Numineuze citeert Tjeu: (pag 128) “Wat is nu eigenlijk dat objectief buiten mij gevoelde numineuze zelf? Het kan alleen aangegeven worden door zijn bijzondere gevoelsreacties in het innerlijk leven, omdat het zelf immers irrationeel is, dat wil zeggen niet in begrippen kan worden uitgelegd..”.. enz.”

    Mij dunkt dat dit numineuze van Otto dicht bij het “participatorisch universum” komt. Dat wetenschap en geloof elkaar de hand gaan schudden in de komende paradigmaverschuiving.

  7. Taede, The Secret
    dat heeft wellicht betrekking op je zin ‘je maakt zelf je universum, verander je gedachten en het universum gaat voor je werken en zal je dromen vervullen’ ,daar gaat de bestseller The Secret ook een beetje vanuit. Maar dit boek wordt niet zo serieus genomen.

    Als ik het goed begrijp, schept elk mens, ieders bewustzijn dus, zijn eigen universum, inclusief alles wat daarin is. Dat roept de vraag op, bestaat er dan wel een objectieve realiteit? Hierop kun je overigens ongebreideld door fantaseren. De realiteit lijkt dan het meest op een droom.

  8. @Egbert
    Over je link:
    Staande in de achtertuin van Einstein komen we via v.d. Berk en Otto en Jung via theologie, godsdienst, religie en psychologie toch weer bij citaat: “Einstein, een typisch voorbeeld van een niet-godsdienstig, maar toch diepreligieus persoon.”

    Wat betreft “The Secret”, dat zie ik als een reactie op de nogal christelijke deontlogische moraal met zondebesef en schuldbesef naar een extreme vorm van filosofisch idealisme.
    De reclame van het boek spreekt van:
    “The Secret helpt je bereiken wat je zelf voor onmogelijk houdt: geluk, succes, gezondheid, geld, relaties. Wat is The Secret? …… Geheim zijn aangetroffen in mondelinge overleveringen en in religieuze en filosofische geschriften van alle tijden. Slechts weinigen begrepen de betekenis.. Leer het geheim kennen, bereik het onmogelijke… ”
    Dat is volgens mij de grootste onzin. Wat ik voornamelijk tegenkom in mondelinge overleveringen en in religieuze en filosofische geschriften van alle tijden is heel anders. Dat is niet de vervulling van je egoïstische begeertes. Volgens mij het tegendeel: altruïsme, empathie, onthechting, liefde (agape).

    Nu we toch zo in Einstein’s achtertuin staan: Einstein had een causaal wereldbeeld, dacht ik. Hij zei: God dobbelt niet, als reactie op vergaande speculatie’s op de kwantummechanica. En wat betreft onze Nederlandse top fysicus en nobelprijswinnaar Gerard ‘t Hoofd: ik heb eens een lezing van hem gehoord, dat hij ervan uitgaat dat er nog onontdekte parameters zijn bij verstrengelde deeltjes waardoor je kan ontkomen aan die exotische theorie van nonlocaliteit. Het laatste woord is er niet over gezegd. Maar diezelfde ‘t Hoofd komt dan toch weer met het holografisch principe: we leven in een informatie universum. Dan zijn we toch bijna weer bij Plato met zijn ideeënwereld? Ik ervaar dat als zowel levende als statische beelden (paradoxje).

  9. @Jan, één van mijn beide zoons (tweeling) had dat boekje destijds ook gekocht, het was ook wel een beetje een hype onder zijn vrienden en vriendinnen, ik heb hem even snel uit de droom geholpen.

    Je schrijft: Dat is niet de vervulling van je egoïstische begeertes

    Het zou best wel eens zo kunnen kunnen zijn dat je je deze vervulling eerst eens goed moet doorleven en uitleven om ontvankelijk te kunnen worden voor het tegendeel.

    Je schreef: En wat betreft onze Nederlandse top fysicus en nobelprijswinnaar Gerard ‘t Hoofd: ik heb eens een lezing van hem gehoord, dat hij ervan uitgaat dat er nog onontdekte parameters zijn bij verstrengelde deeltjes waardoor je kan ontkomen aan die exotische theorie van nonlocaliteit

    Dat zijn hypotheses die nog hard gemaakt moeten worden, wetenschap behelst m.i. een eindeloze zoektocht, na elk probleem wat opgelost is doemt er een nog complexer mysterie op, maar desalniettemin, blijkbaar zijn we als mens (de term tweevoetige primaat hanteer ik niet) wel gepredisponeerd met een buitenproportionele verklaringsdrift.

Reacties zijn gesloten.