
Een tijdje terug prees filosofe Stine Jensen in De Volkskrant het boek Het huidige moment: Spiritualiteit zonder religie van de Amerikaanse neurowetenschapper en atheïstisch scepticus Sam Harris de hemel in. Een aantal van haar quotes haalden zelfs de achterflap van het boek.
Jensen noemde Harris’ boek “prettig positief van toon” en meent dat het “een atheïstische weg voor spiritualiteit” opent: “Van God los, maar wél spiritueel” (De Volkskrant, 25 oktober 2014).
Ik heb ondertussen het boek ook gelezen, en ik kom toch tot een wat andere conclusie. In tegenstelling tot Jensen denk ik dat dit boek opnieuw aantoont wat de zwakte is van het atheïsme: de functionalisering van religie en een gebrek aan visie op ethisch handelen.
Tijd dus voor een bespreking. Echter, de bespreking bleek behoorlijk lang uit te vallen. Vandaar dat ik besloten heb de tekst in tweeën te knippen. Vandaag dus het eerste deel, waarin ik vooral een samenvatting geef van het boek. Aanstaande donderdag verschijnt dan het tweede deel, waarin ik vooral een inhoudelijk oordeel over het boek vel.
Atheïstische religiositeit
Er is momenteel iets gaande in het wereldje der atheïsten. Zoals ik onlangs in een artikel in het Nederlands Dagblad betoogde, lijken er momenteel binnen het brede spectrum van atheïstische levensbeschouwingen verschillende stromingen te ontstaan die zoeken naar een nieuwe spirituele metafysica en soms zelfs expliciet pleiten voor een atheïstische religiositeit. Persoonlijk vind ik die ontwikkeling buitengewoon spannend. Ik denk dan aan het werk van bijvoorbeeld filosofen als wijlen Ronald Dworkin, Thomas Nagel, maar ook om denkers binnen de recent opgerichte Religious Naturalist Association (http://religious-naturalist-association.org/). Atheïsme dat op zoek is naar verdieping en een eigensoortige en eigenzinnige spiritualiteit.
Het boek Het huidige moment: Spiritualiteit zonder religie (oorspronkelijk in het Engels verschenen als Waking Up: A Guide to Spirituality Without Religion) van Sam Harris lijkt mee te gaan in die beweging. Al aan het begin van dit boek zegt Harris dat hij zich ervan bewust is dat, door in zee te gaan met ideeën omtrent spiritualiteit, hij voor zijn atheïstische broeders een gemakkelijk mikpunt van spot lijkt te worden. Want “voor veel van mijn medeatheïsten [wijst] alles wat over spiritualiteit wordt gezegd, (…) op een psychische stoornis, oplichting of zelfbedrog” (18). Harris vindt echter spiritualiteit te belangrijk om erover te zwijgen, omdat “miljoenen mensen (…) ervaringen [hebben] gehad waarvoor spiritueel of mystiek de enige woorden lijken te zijn die we hebben. (…) De menselijke geest bevat werkelijk enorme uitgestrektheden die weinigen van ons ooit ontdekken” (18).
Overigens is Harris’ positie niet helemaal nieuw, want in het laatste deel van The End of Faith (Nederlands: Van God los) schreef hij ook al helemaal over goddeloze spiritualiteit, maar de polemiek van de rest van dat boek overschaduwde ook in de media de meer positief-spirituele benadering van dat laatste deel. Het huidige moment is dus in zekere zin een uitwerking van wat Harris in het laatste deel van The End of Faith beschrijft.
Kabbelend
Het huidige moment is geen goed boek geworden. Laat me beginnen met als positieve noot te zeggen dat je een slechter boek kunt treffen over spiritualiteit, meditatie en neurowetenschap. Harris is geen zwever, hij blijft opvallend nuchter en af en toe zelfs bescheiden. Maar toch. Het boek is chaotisch gestructureerd. De vijf hoofdstukken waaruit het boek bestaat zijn eigenlijk een vergaarbak van allerlei ideeën en essays (blogposts?) die bij elkaar zijn geharkt en aan elkaar geplakt. Het boek als geheel kent geen opbouw en datzelfde geldt voor de afzonderlijke hoofdstukken: Harris schrijft eigenlijk behoorlijk saai, zijn proza kabbelt maar wat aan, maar spettert nergens.
Of om een nautische metafoor te gebruiken: Harris neemt je mee op volle zee, maar daar aangekomen, lijkt het alsof hij het handboek navigatie nog moet lezen, heb je vaak geen idee welke kant het opgaat, en kun je zelfs betwijfelen of Harris het zelf weet. Het einde van het hoofdstuk voelt vaak als een zandbank waar je zonder pardon op wordt gekwakt, terwijl je je niet kunt voorstellen dat dit werkelijk het eindpunt was dat Harris voor ogen had.
Bewustzijn en zelf
Het boek bestaat uit vijf hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk is vooral een verdediging van Harris’ idee van religieloze spiritualiteit. Hij verkiest de term spiritualiteit boven meer beladen termen als “contemplatie” of “mystiek”, maar legt niet echt uit wat hij met de term “spiritualiteit” bedoelt. In ieder geval gaat het om iets dat in de geschiedenis verstrengeld is geraakt met religie, maar dat op zich ook weer helemaal losgemaakt kan (en moet) worden van religie, anderzijds draait het bij de term “spiritualiteit” om het idee dat er meer komt kijken “bij het begrijpen van de condition humaine dan wetenschap en seculiere cultuur doorgaans erkennen” (13). Maar wat dat “meer” is, dat wordt nergens echt duidelijk. Soms stelt Harris dat spirituele ervaringen “ten grondslag liggen” aan de wereldreligies (20), dan weer beschouwt hij mystiek en spiritualiteit als “niet exemplarisch” geloof en zelfs als “anomalieën” (28).
Hoofdstuk twee is een tamelijk wetenschappelijke uiteenzetting van het idee van bewustzijn. In de verantwoording achteraf schrijft Harris dat delen van het boek eerder zijn gebruikt in zijn neurowetenschappelijke dissertatie, en ik vermoed dat dat met name geldt voor hoofdstuk 2, dat ook veruit het langste notenapparaat heeft. Bewustzijn blijft ongrijpbaar en mysterieus, zo stelt Harris:
We weten natuurlijk dat de menselijke geest [Engels: mind] het product is van de menselijke hersenen. (…) Maar het grootste gedeelte van dit mentale werk speelt zich volledig in het duister af en waarom enig onderdeel van dit proces met bewustzijn gepaard zou moeten gaan, is een mysterie. (58).
Er is dus geen sprake van dualisme, de hersenen produceren de geest en dus het bewustzijn. Bovendien is het bewustzijn “deelbaar”. Als je de hersenbalk, die de twee hersenhelften met elkaar verbindt (de corpus callosum), doorsnijdt, ontstaan er twee afzonderlijke bewustzijnen, en dat kunnen er zelfs nog meer worden, zo stelt hij, met verwijzing naar vakliteratuur. Dit is verreweg het meest interessante deel van het boek.
Hoofdstuk 3 gaat over het zelf. Het “ik” of het “zelf” is, zo stelt Harris in navolging van het boeddhisme een illusie en dat is ook de kern van zijn spiritualiteit. En wanneer je dat zelf kwijtraakt, wanneer je inziet dat het een illusie is, dat het “ik” niet bestaat, dan raak je ook vanzelf het lijden kwijt, omdat je dan inziet hoe lijden vooral veroorzaakt wordt door de identificatie van je bewustzijn met het idee van een “ik” of een “zelf”.
Psychedelica
In hoofdstuk 4 beschrijft Harris zijn ideeën over meditatie. Dit is een hoofdstuk met een ratjetoe van ideeën over de heilzame werking van meditatie, persoonlijke anekdotes (Harris beschrijft hoe hij als adolescent door India heeft gewinkeld bij allerlei goeroes), en boeddhistische (met name Dzogchen) meditatietechnieken. Let wel, nergens beschrijft Harris wat meditatie eigenlijk is of hoe je moet mediteren. Dit boek is geen handboek voor meditatie, het wil vooral atheïsten van de koudwatervrees voor (met name het woord) spiritualiteit afhelpen.
Hoofdstuk 5, ten slotte, had ook weggelaten kunnen worden. In dit hoofdstuk bespreekt Harris nog drie onderwerpen: goeroes en spirituele leiders, bijna-dood ervaringen en spirituele ervaringen via drugs. Het deel over bijna-doodervaringen heeft weinig met het voorafgaande te maken, maar is één grote tirade tegen de ideeën van de neurochirurg Eben Alexander, die naar eigen zeggen een bijna-doodervaring en daar een boek over schreef. Harris heeft op internet op alle mogelijke manieren geprobeerd Alexander in diskrediet te brengen, en dit hoofdstuk somt al zijn bezwaren tegen deze in zijn ogen gevallen wetenschapper nog eens samen.
De laatste pagina’s van het hoofdstuk zijn bedoeld om te betogen dat alle drugs gelegaliseerd moeten worden (wat hij ook al in The End of Faith betoogde). Iedereen moet zelf maar weten wat hij met zijn of haar leven doet, het verbieden van drugs zorgt er alleen voor dat criminaliteit stijgt. Wel is Harris sceptisch over de spirituele ervaringen die via drugs worden opgewekt:
Ik geloof dat psychedelica voor sommige mensen essentieel zijn – vooral degenen die, net als ik, er in eerste instantie nog van moeten worden overtuigd dat veranderingen in het bewustzijn mogelijk zijn. [Harris heeft in zijn jonge jaren uitvoerig met drugs geëxperimenteerd, TS.] Maar daarna lijkt het verstandig om manieren van oefenen te vinden die minder risico’s met zich meebrengen. Gelukkig zijn dergelijke methoden ruimschoots voorhanden. (188-189)
Tot zover het eerste deel van deze bespreking, waarin ik me vooral heb beperkt tot een inhoudelijke samenvatting. Aanstaande donderdag verschijnt het tweede deel online, daarin zal ik vooral een inhoudelijk oordeel proberen te vormen aan de hand van de vraag: Waar dient eigenlijk een authentieke spiritualiteit voor?
Benieuwd naar het vervolg – vooral reflectie op h.3: is het ‘ik’ werkelijk een illusie? Hoe is daar wetenschappelijk iets over te zeggen? Of komen we in dezen niet verder dan (redelijke) aannames?
Harald,
Het volgende deel zal een soort geheeloverzicht geven, ik ga dus niet meer in op afzonderlijke hoofdstukken (de bespreking is eigenlijk al veel te lang geworden). Wel denk ik – even een korte opmerking, voor wat die waard is – dat Harris gelijk heeft: het ik of ego is een illusie. Niet alleen de neurowetenschap, maar ook door middel van meditatie kun je daar achterkomen. Het is wel een hardnekkige illusie, waar ook ik(!)zelf(!) voortdurend weer tegenaan loop…
“Als je de hersenbalk, die de twee hersenhelften met elkaar verbindt (de corpus callosum), doorsnijdt, ontstaan er twee afzonderlijke bewustzijnen, en dat kunnen er zelfs nog meer worden, zo stelt hij, met verwijzing naar vakliteratuur.”
Deze conclusie is erg omstreden. Er ontstaat inderdaad autonoom gedrag wat lijkt voort te komen uit één van de hersenhelften (als ik me niet vergis vooral de rechter) maar de patiënten voelen zich verder voorkomen normaal. Het autonome gedrag voelt juist ONbewust voor de patiënt.
N.B. Wat is eigenlijk je definitie van ‘illusie’, Taede? En welke wordt gehanteerd door Harris?
@Teade: Ik had de recensie van Stine Jensen wel even willen lezen, maar wat een gedoe, dan moet je weer een account aanmaken, heb je misschien ook nog andere links hieromtrent.
Beste Taede Smedes,
Zojuist ben ik begonnen met het lezen van “Waking Up, A Guide to Spirituality without Religion”. Het is niet het eerste wat ik van Harris lees en ook niet de eerste keer dat ik grote moeite heb met ‘ik’ als illusie.
Het woord ‘illusie’ is misleidend als het om de ervaring van ‘ik’ gaat. Het suggereert dat ‘ik’ niet echt zou bestaan en tevens dat die niet bestaande ‘ik’ een illusie ondergaat. Mysterieuzer kan haast niet. Dan zou alles wel een illusie kunnen zijn. Einstein had het ook al over een illusie, namelijk die van de tijd. In zijn blok-universum is tijd niets anders dan een positie in een referentiestelsel. Voor mensen lijkt tijd deel uit te maken van de empirische werkelijkheid.
Als aangenomen wordt dat een mens echt bestaat, kan vastgesteld worden dat de mens bestaande dingen kan waarnemen. Dan is het niet mysterieus dat hij zichzelf kan waarnemen en dat hij een overtuiging ontwikkelt dat hij bestaat, precies zo als hij overtuigingen ontwikkelt dat er andere dingen bestaan.
Veel kinderen duiden zichzelf aanvankelijk aan in de derde persoonsvorm: “Jantje is gevallen” in plaats van “ik ben gevallen”. De eerste persoonsvorm ‘ik’ lijkt pas later tot ontwikkeling te komen.
Mensen behouden het vermogen zichzelf als een object te beschouwen, dus ze kunnen nog steeds in de derde persoonsvorm aan zichzelf refereren.
Wanneer de taalontwikkeling voldoende gevorderd is komt er ook nog een tweede persoonsvorm bij, zodat ‘ik’ met ‘mijzelf’ in dialoog kan treden, wat een verklaring vormt van het bewuste denken.
Die drie persoonsvormen worden waargenomen en worden daarmee empirisch onderbouwde overtuigingen waaraan een sterk geloof wordt gehecht.
In mijn beleving is daar niets mysterieus aan, maar het is niet minder boeiend in zijn uitwerking.
Atheïsten zeggen vaak dat God een illusie is.
Ikzelf heb als atheïst ook een sterke overtuiging over zaken die lastig of niet empirisch onderbouwd kunnen worden, alleen ontwikkelt die zich bij mij niet tot een Godservaring, een overtuiging dat God bestaat of een geloof in God, waarmee ik wil aangeven hoe ik over waarachtig religieus geloof denk.
Ik twijfel namelijk niet aan het Godsgeloof van mensen, maar ik heb het gewoon niet.
Tenslotte, zou meditatie iets anders zijn dan een teruggang naar de tijd dat ‘ik’ en ‘mijzelf’ nog niet ontwikkeld waren en we onszelf nog gedachteloos en argeloos konden observeren om van daar uit ‘ik’ en ‘mijzelf’ weer puur en ongeschonden terug te vinden?
@ Bert,
beschouw je het ik dan als en overtuiging?
(Ingewikkeld spraakgebruik) dat ik dus over mezelf kan nadenken,
plaatst het ik uit zichzelf.
Het zijn toch vreemdheden, dat we onszelf gedachteloos kunnen observeren,
maar wat observeert er dan? In het zogeheten non-dualisme krijg ik nogal het idee
dat het op zichzelf tot een waan kan worden, als je zegt het ‘ik besta(at) niet’.
Misschien omdat dit soms fijn voelt.
Theo, het ‘ik’ beschouw ik als iets wat zichzelf waarneemt en waarvan ik overtuigd ben dat het samenvalt met mijn stoffelijke vorm.
Als je over jezelf nadenkt is het je stoffelijke vorm die nadenkt over zichzelf. Alleen dan kan er bewustzijn verschijnen.
Een pasgeboren kind is uitsluitend een observerende stoffelijke vorm, die zichzelf weliswaar observeert, maar nog niet ontdekt heeft dat deze zichzelf waarneemt.
Meditatietechnieken zijn er plenty en ze komen er allemaal op neer dat je iedere bewuste gedachte uitschakelt, waardoor je feitelijk weer in dezelfde toestand kan terechtkomen als dat pasgeboren kind. Een uitstekend middel om in slaap te vallen als dat niet wil lukken. Persoonlijk probeer ik geconcentreerd iets te zien met mijn ogen dicht. Of je wat ziet of niet, maakt niet uit, als je je concentratie maar niet verliest. Het moet duidelijk zijn dat als je met gesloten ogen iet ziet, dat het om een manifestatie van je stoffelijke vorm gaat.
Er is niets vreemds aan de hand. Feitelijk constateer je alleen maar dat materie kan waarnemen. Als je dat niet accepteert blijft het een mysterie.
Als je het begrijpt, verdwijnt het mysterie om gegarandeerd nooit meer terug te keren. Ik vind dat een groot goed.
Het betekent dat je je niet druk hoeft te maken over je dood, omdat er dan aan het waarnemen een eind komt.
Mensen die het mysterie prefereren, zullen nooit accepteren dat materie kan waarnemen en voor hen jaagt de dood vrees aan, omdat ze denken dat dit een overgang naar een volledig onbekende wereld is, welke zowel een hel of een hemel kan zijn.
In mijn beleving wordt met ‘de illusie van het ego’ bedoeld: Iedere vorm van identificatie van het ik is een illusie.
Dus iedere vorm van ‘ik ben …’ is een illusie.
‘Ik ben mijn stoffelijk lichaam’, ‘ik ben mijn verhaal/mijn herinneringen’, ‘ik ben een leraar’, ‘ik ben mijn innerlijke stem’, …
Als je alle vormen van identificatie loslaat rest slechts pure waarneming/beleving. En misschien is dat inderdaad de toestand van een pasgeboren kind.
Frank, als er sprake is van een illusie, moet er iets zijn dat die illusie heeft. Dat is het probleem van een illusie. Dit probleem verdwijnt als het lichaam van de mens zelf die illusie heeft.
Het lichaam heeft de ‘ik’ illusie en komt tot de ontdekking dat het helemaal geen illusie is.
Zo is het in mijn beleving en ik ben al jaren niet meer in staat dat anders te zien, omdat ik geen enkel argument ken dat krachtig genoeg is deze zienswijze te ondermijnen.
Ik heb wel veel moeite om dit aan anderen duidelijk te maken, met name omdat waarneming in het algemeen categorisch aan bewustzijn wordt gekoppeld en even categorisch ontkend wordt dat materie zelf kan waarnemen.
Dat laatste wordt op allerlei manieren gelogenstraft, helemaal in dit technische tijdperk waar machines van alles waarnemen en je op de bon slingeren als ze waarnemen dat je een verkeersregel overtreedt, zonder dat er een bewuste mens aan te pas komt. Machines nemen waar dat je identificatie klopt als je flappen tapt en tellen het juiste aantal flappen af. Camera’s wachten tot er een lachend gezicht in beeld komt alvorens dit vast te leggen.
Ook de ”vader” van de kwantumfysica, Werner Heisenberg, maakte duidelijk dat in kwantummechanische experimenten materie zelf kan waarnemen toen hij schreef: ”the observing system need not always be a human being; it may also be an inanimate apparatus, such as a photographic plate.”
Je kunt vast en zeker zelf legio andere voorbeelden van materiële waarneming geven. Het valt niet te ontkennen dat materie waar kan nemen, dunkt mij.
Ik denk dat dit nog veel verder gaat dan hier aangegeven, maar dat is een ander onderwerp.
Machinale waarneming is weliswaar nog veel primitiever dan de menselijke waarneming en ook de cognitieve vaardigheden van machines is nog zeer beperkt, dus er wordt nog niet aan de voorwaarden voldaan die het mogelijk maken dat machines zichzelf kunnen ontdekken. Ook dat is een ander onderwerp.
@Theo je schrijft: maar wat observeert er dan?
Inderdaad, bij het loslaten van elke vorm van identificatie, wie of wat blijft dan uiteindelijk de waarnemer. Dat is de cruciale vraag.
Voor één keer ben ik het met Bert Morriën eens. “Het ik is een illusie”, dat kan taalkundig (en logisch) niet.
Als Sam Harris beweert dat het ik een illusie is, dan stel ik de tegenvraag : “Wie zegt dat ?”
Dan antwoordt hij : “Ik”.
QED.
Beste A. Atsou-Pier,
Mooi dat je het hier met mij eens bent, maar ik heb meer aan mensen die het niet met me eens zijn.
Die zijn hier oorverdovend stil.
Bert,
volgens mij kun jij het niet eens zijn met Atsou-Pier,
tenzij je erkent dat er een dualisme bestaat in de mens, en dus een ‘ik’,
en dat past volgens mij helemaal niet in je mensvisie.
Schat ik jou dus in zou je eerder stellen, de hersenen scheppen een illusie van ik,
en nemen een ik waar. Of neemt een ik de hersenen waar, eerlijk, ik kom er niet uit 😉
Jou taal is ook wat verwarrend, hoe neemt een ik het lichaam waar? Ik zie niet mijn ‘ingewanden’.
@Bert, @Atsou: Wat je nu precies onder het begrip ego verstaat hangt nauw samen met vanuit welke wetenschappelijke discipline je het benadert en zou willen gaan invullen.
Je definitie van ‘waarnemen’ is voor meerdere uitleg vatbaar, Bert. Machines bevatten sensoren die licht omzetten in elektriciteit die via een wirwar van transistoren loopt om uiteindelijk te eindigen in elektriciteit (data) of licht (beeld, lampjes, etc.). Je kunt dit waarnemen noemen, maar dan is dit wel waarnemen zonder enige basis voor ‘beleving’, i.e., zonder bewustzijn.
Theo, het is mij duidelijk waarom je er niet uitkomt.
Stel je voor dat je jezelf in de spiegel ziet. Je ziet dan een mens.
Je denkt: “de mens die ik zie ben ik”.
Is het nu zo moeilijk voor te stellen dat de mens die je ziet het ding is dat denkt: “de mens, die ik zie ben ik”?
Sinds ik mij dit jaren geleden realiseerde is het voor mij gewoon onmogelijk geworden om anders te denken, sterker nog, het is voor mij onvoorstelbaar geworden dat ik ooit iets anders heb kunnen denken.
Het is mij een raadsel waarom jij blijkbaar een verschil ziet tussen je ‘ik’ en het ding dat je bent.
Theo, ik denk dat het ding wat jij bent inderdaad een illusie heeft, namelijk dat het geestelijke wat dit ding ervaart los staat van het ding zelf. Het is dus zo dat het ding dat jij bent dualiteit ervaart.
Als je zou zeggen dat het ding dat jij bent een geestelijk deel heeft wat die illusie heeft, dan mag dat, hoewel ik de dan sterke indruk heb dat dit alleen maar iets is dat het ding wat jij bent beweert en dat schiet qua begrijpelijkheid niet op, want hoe zou je je dat moeten voorstellen.
Als je van mysterie houdt, kan je het daar natuurlijk bij laten. Vrijheid blijheid.
Heb je echter eenmaal door dat dualiteit een illusie is van het ding dat je bent, dan is er geen dualiteit meer, en is het ding dat je bent blijkbaar zelf in staat geestelijke ervaringen te hebben. Weg mysterie.
Dat die denkwijze voor een gelovige moeilijk te aanvaarden is kan ik begrijpen, maar daar kan ik niets aan doen.
Of ik het eens ben met Atsou-Pier weet ik niet, die persoon heeft alleen maar beaamd dat er bij een illusie een ding moet zijn dat die illusie ondergaat en niet met zoveel woorden gezegd dat wanneer een mens een illusie heeft, diezelfde mens het ding is dat die illusie heeft. Als dit wel het geval zou zijn, dan ben ik het inderdaad met hem/haar eens en anders ben ik erg benieuwd van hem/haar te vernemen hoe dit anders zou kunnen zijn.
Wat zijn mensen toch rare complexe dingen. 🙂
Bert,
ik wil maar niet snappen, waarom dat “ding dat ik ben” een zelfbewust levend wezen is,
ik zou nog kunnen twijfelen aan het zelf als zodanig, en of dat zelf verschijnt door en in het bewustzijn zelf (en daar een illusie van is) , maar ik twijfel er geen moment aan dát ik zelfbewust ben.
Een camera neemt niet waar, om waar te nemen is een waarnemer nodig, een waarnemer is bewust, dus ik zou zeggen, een camera is een heus ding.
Ik hoop maar niet dat je ook je kinderen en kleinkinderen “dingen” noemt,
dat klinkt behoorlijk min, ook als je de mens niet naast een God ziet.
Theo, ik begrijp dat je een mens niet als een ding wenst te beschouwen en dan ben je niet de enige.
Ik moet je eerlijk bekennen dat ik dit woord met opzet gebruik, omdat de kern van mijn betoog berust op het feit dat de mens, net als ieder ding, niets anders is dan een compositie uit zo’n kleine 100 verschillende soorten atomen. Die atomen vormen ongelofelijk complexe biologische moleculen, zoals eiwitten en enzymen, waardoor stofwisseling, het kenmerk van leven, mogelijk wordt. Inmiddels is men er in het laboratorium in geslaagd dode stoffen tot leven te brengen, maar levende organismen doen eigenlijk niets anders: dood voedsel omzetten in levende stof.
Biologische moleculen vormen structuren welke dermate complex zijn, dat die nog lang niet volledig in kaart gebracht zijn en dat geldt in het bijzonder voor ons brein, dat wel de meest complexe structuur in het universum zou kunnen zijn. Dit alles vormt het ding wat een mens is.
Ik geloof dat veel mensen maar niet kunnen bevatten hoe ongelofelijk complex een mens is, waardoor ze een sterke neiging hebben deze onvoldoende te achten voor menselijk gedrag en menselijke beleving.
Het feit dat het ding wat een mens is dergelijk gedrag kan vertonen en dergelijke beleving kan ondervinden vormt juist het bewijs dat de complexiteit van dit ding daar voldoende voor is.
Ik weet niet precies wat de Bijbel bedoelt met de zin “Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren”, maar die wijst onmiskenbaar naar het feit dat de mens uit materie bestaat.
Denk dus vooral niet te simpel over de dingen, zelfs een steen gaat in wezen ons menselijk begrip al te boven.
We zijn hiermee wel wat off-topic geworden, dus ik stel voor deze discussie hier te beëindigen
@Bert, als laatste reactie dan maar:
Zelfs als je er vanuit zou gaan dat al onze gevoelens en gedachten tot fysische processen te herleiden zijn, wat ik persoonlijk ten zeerste betwijfel, maar dat is in deze even niet zo relevant, dan heb je nog steeds geen antwoord op het probleem van het bewustzijn, het ervaren vanuit de eerste persoon van een subjectief gegeven, je kunt wetenschappelijk niets creëren wat ervaart hoe het is om over bewustzijn te beschikken of hoe het voelt om gedachten en gevoelens te hebben.
Goed,
Nu weer on-topic graag en even af van persoonlijke stokpaardjes…
Bert,
maar wat ietwat blijft steken is toch je formulering van ‘ding’,
een asbak is een ding, een stoel of tafel, een pc is een complex ding,
je zou dus taalkundig wel degelijk moeten onderscheiden.
Waarom de mens dan niet een complexe biologische structuur noemen.
Je kunt zeggen dat de asbak en de stoel net als een mens bestaat uit atomen,
maar de asbak heeft er geen bezwaar tegen als ik daarin een sigaret doof.
Als ik die sigaret doof op jouw hand zou je dat niet prettig vinden.
Als je stelt dat er heel veel niet duidelijk is, beweer je dus eigenlijk een heleboel zaken die (vooralsnog) niet zijn bewezen.
Oke, dit is de laatste waarschuwing, alle volgende reacties zullen verwijderd worden als ze doorgaan op bovenstaande discussie en NIET op de boekbespreking verder ingaan.