De vrije wil is momenteel een hot topic. En dan met name de ontkenning ervan. Want de neurowetenschap heeft aangetoond dat de vrije wil niet bestaat – dat is meestal de teneur van artikelen in kranten en populair-wetenschappelijke tijdschriften. Toch hebben al die kranten en tijdschriften het bij het verkeerde eind. Journalisten weten niet waar ze over schrijven. Dat beweert tenminste Marc Slors, hoogleraar cognitiefilosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen in zijn boek Dat had je gedacht! Brein, bewustzijn en vrije wil in filosofisch perspectief (Amsterdam: Boom 2012).
Een boek dat ik beschouw als een van de meest originele bijdragen aan het debat over vrije wil en neurowetenschappen van de afgelopen jaren, en één van de beste filosofieboeken die dit jaar verschenen zijn.
Marc Slors, Dat had je gedacht! Brein, bewustzijn en vrije wil in filosofisch perspectief. Amsterdam: Boom, 2012, 201 pagina’s, ISBN 9789461057785.
Grofweg kun je in discussies over de vrije wil twee kampen ontwaren. De eerste groep, compatibilisten genoemd, stelt dat de vrije wil bestaat én dat onze wereld deterministisch is; determinisme en vrije wil zijn compatibel. Aan de andere kant zijn daar de incompatibilisten, die menen dat vrije wil en determinisme elkaar uitsluiten. Ofwel is determinisme onjuist en is onze wil vrij (de zogenaamde libertariërs), ofwel is determinisme juist en daarom is onze vrije wil een illusie (veel hersenwetenschappers, zoals bijvoorbeeld Lamme en Swaab). Deze posities zijn al tientallen jaren de standaardposities.
De meeste bijdragen aan discussies over de vrije wil zijn dan ook in één van deze posities onder te brengen. Maar niet die van Marc Slors, en dat maakt zijn boek intrigerend. Slors wil niet aan het spelletje meedoen, omdat hij denkt dat de regels van het spel niet deugen.
Twee voorwaarden voor vrije wil
Er zijn twee voorwaarden voor een vrije wil, zo stelt Slors in het begin van het boek. Allereerst : “als we van een handeling willen zeggen dat die uit vrije wil is gedaan, dan moet het om één van meerdere mogelijke handelingen gaan. Er moet sprake zijn van opties waaruit gekozen kan worden” (23). Met andere woorden: als determinisme klopt, dan liggen de uitkomsten van onze overwegingen al vast, dan lijkt het alsof er voor ons iets te kiezen valt, maar is dat in feite een illusie. In dat geval vinden de meeste mensen dat er geen sprake is van vrije wil. De tweede voorwaarde is dat een keuze ook echt mijn keuze moet zijn, wil mijn handeling vrij zijn: “Handelingen zijn echt van mij als ik er de bron van ben, als ik ze kan uitleggen en rechtvaardigen, als ik me ermee kan identificeren” (24).
Het is die tweede voorwaarde, zo stelt Slors terecht, die in de meeste debatten omtrent vrije wil centraal staat. Daar gaat het om, want daar spelen de hersenwetenschapper namelijk de stoorzender, omdat zij stellen dat het bewustzijn een illusie is, dat de meeste beslissingen door het onbewuste genomen worden. Het onbewuste neemt de beslissingen, niet ons bewustzijn. En daarmee lijkt het alsof de hersenwetenschappen laten zien dat mijn beslissingen helemaal niet mijn beslissingen zijn. De argumentatie, zo stelt Slors (84), is:
1. Ik ben mijn bewustzijn.
2. Mijn bewustzijn bepaalt niet wat ik doe. (Dit hebben de hersenwetenschappen aangetoond, zo is meestal het argument.)
3. Dus: Ik bepaal niet zelf wat ik doe.
En dan ben ik inderdaad niet vrij.
Slors laat zien hoe het probleem van de vrije wil samenhangt met een van de grootste vergissingen die in het Westen ooit is begaan, namelijk dat we ons “ik”, onze identiteit vereenzelvigen met ons bewustzijn. En daar gaat vervolgens de rest van het boek over.
“Ik” ben niet mijn “bewustzijn”
Slors laat overtuigend zien dat “ik” en “bewustzijn” helemaal niet hetzelfde zijn, dat dit een filosofische constructie is, die door neurowetenschappers vrolijk wordt herhaald, maar dat we in ons dagelijks leven deze veronderstelling helemaal niet maken. Met behulp van concrete voorbeelden – van het redden van katten tot een doelpunt van Kuijt – laat Slors zien dat we in het dagelijks leven ervaren dat intentioneel handelen helemaal niet bewust hoeft te zijn en het vaak ook simpelweg niet is. Heel veel handelingen – fietsen, autorijden, pianospelen – gebeuren onbewust, en lukken juist omdát ze onbewust gebeuren, maar dat wil nog niet zeggen dat het niet echt onze handelingen zijn. De conclusie die Slors daaraan verbindt is even dramatisch als verhelderend:
“Ik zal niet ontkennen dat veel mensen denken dat ze hun bewustzijn zijn. Weinigen hebben daarbij een concreet idee wat dat bewustzijn dan wel of niet is. De aanname dat we ons bewustzijn zijn, zit diep in onze cultuur verankerd en is terug te voeren op filosofen als Descartes en Locke en psychologen als James en Freud. De onjuistheid van die aanname blijkt zoals we zagen niet alleen uit recente neurowetenschappelijke bevindingen, maar eerst en vooral uit onze eigen dagelijkse ervaring. Voor zover Libet, Haggard, Wegner, Gazzaniga, Lamme en Dijksterhuis hun pijlen richten op onze dagelijkse zelfervaring (die zou illusoir zijn), vechten ze tegen windmolens. Hun probleem is dat ze zelf zozeer in de ban zijn van Descartes, Locke, James en Freud dat ze menen dat deze filosofen en psychologen onze werkelijke zelfervaring beschrijven.” (99)
En daarmee veegt Slors de neurowetenschappelijke conclusie dat de vrije wil niet bestaat van tafel: de hersenonderzoeken die meestal geciteerd worden om te laten zien dat de vrije wil niet bestaat, zeggen helemaal niets over de vrije wil.
Maar dat wil niet zeggen dat die hersenonderzoeken waardeloos zijn. Integendeel, ze zijn juist heel nuttig! Wat Slors vervolgens doet, is precies in dialoog met de hersenwetenschappen een nieuw model opzetten van hoe ons handelen tot stand komt middels lange- en kortetermijnintenties. Hoe dat precies werkt, ga ik hier niet uit de doeken doen. Dat zou zoiets zijn als de clou van een detective verraden.
Vrije wil en identiteit
Het briljante aan Slors’ model is dat hij in staat blijkt om alle draden bij elkaar te brengen: ons zelfverstaan, de resultaten van de hersenwetenschappen, én de erkenning dat de vrije wil bestaat. Want uiteindelijk lukt het Slors om de cirkel te sluiten en met behulp van zijn model te laten zien dat de vrije wil wel degelijk bestaat. Die conceptuele ruimte om de vrije wil (opnieuw) te erkennen, ontstaat echter omdat Slors het huidige paradigma waarin veel discussies over vrije wil (met de twee voorwaarden voor vrije wil) zich afspelen, volledig opblaast. Vrije wil, zo stelt Slors, gaat niet over controle, maar draait om de eigenheid van handelen, om authenticiteit, om consistentie en coherentie van je handelingen ten opzichte van wie je bent. Vrije wil heeft alles te maken met je identiteit, en niet zozeer met je bewustzijn.
Conclusie
Dit is dus een boek over de vrije wil, maar ondertussen gaat het vooral over ons bewustzijn en de misvattingen daaromtrent in onze cultuur en in de hersenwetenschappen. Slors laat in dit boek zien hoe discussies over vrije wil en hersenwetenschap gevangen zitten in een paradigma dat de vrije wil tot illusie verklaart, maar dat uiteindelijk zelf een illusie blijkt te zijn. De meeste hersenwetenschappers blijken gewoon dualistische Cartesianen te zijn! Daarnaast laat Slors overtuigend zien hoe de hersenwetenschappen de menselijke persoon en onze zelfervaring intact laten in plaats van ons zelfverstaan tot i
llusie te verklaren. Daarmee doet Slors meer recht aan de uitkomsten van hersenwetenschappelijk onderzoek dan hersenwetenschappers als Lamme en Swaab zelf doen!
Ik vind het onbegrijpelijk dat ik tot nu toe in kranten en tijdschriften vrijwel nog nauwelijks iets heb gelezen over Slors’ boek. Vermoedelijk komt het omdat Slors’ boek juist vanwege de genuanceerdheid te ingewikkeld is voor veel wetenschapsjournalisten. De huidige wetenschapsjournalistiek lijkt vooral te draaien om controversiële uitspraken die de nieuwsgierigheid van lezers (of potentiële abonnees) moet prikkelen. Nuance is daarbij uit den boze. Maar daarmee wordt voortdurend hetzelfde – foute – standpunt herhaald, namelijk dat de hersenwetenschap heeft aangetoond dat de vrije wil niet bestaat.
Wie het briljante boek van Slors heeft gelezen en zijn denkstappen heeft meegedacht, zal die denkfout echter niet snel meer maken. En het boek is wel zodanig prettig geschreven, het is zo helder gestructureerd, een prachtig afgerond betoog, en het bevat zoveel concrete voorbeelden, dat het voor iedere getrainde krantenlezer te behappen is. Dit is simpelweg één van de allerbeste filosofieboeken die dit jaar verschenen zijn.
Postscriptum
Na het schrijven van deze bespreking kwam ik op het web nog een bespreking tegen van Pouwel Slurink, die al net zo enthousiast is over het boek als ik ben. Slurinks bespreking is ook het lezen waard: http://www.worldforthinkers.com/2012/06/waarom-doet-bewustzijn-soms-pijn/.
Overigens zijn de inhoudsopgave en de inleiding van Slors’ boek op de site van uitgeverij Boom te vinden (zie onder de knop “inkijkexemplaar”, waarna de PDF geopend wordt): http://www.uitgeverijboom.nl/boeken/filosofie/dat_had_je_gedacht_9789461057785/.
Heel interessant en tegelijk jammer dat het nodig is om dit soort boeken te schrijven. Het is indicatief voor de invloed die filosofisch analfabete hersenwetenschappers als Swaab tegenwoordig hebben. Want zegt Slors nu echt zoveel nieuws? Als hij het heeft over ‘programmeren’ van ‘langetermijnintenties’ dan denk ik meteen aan de aloude deugdtraditie. Ook die zei dat vrije wil niet zozeer inhoudt dat je steeds kunt kiezen uit heel veel mogelijkheden, maar dat je je juist eraan toewijdt je mogelijkheden steeds meer te beperken, totdat je ‘automatisch’ het goede kiest. Slors brengt dit mooi up to date. Hij laat ook heel goed zien waarom filosofie belangrijk is.
Dit lijkt me een geweldig interessant boek, ik kon me nooit echt vinden in het determinisme (ik heb er een tijd in geloofd na het lezen van Nietzsche in mijn pubertijd, maar ik ben er vanaf gestapt, omdat het beeld van ‘mezelf’ niet meer klopte en ik er chagrijnig van werd, slechte rationele reden om er vanaf te stappen toentertijd vond ik haha, ik was zo schattig) en volgens mij heeft Marc Slors hetzelfde idee over bewustzijn als dat ik heb (in het kort: een samenspel -en ‘verschil van mening’- tussen ‘onbewuste interne’ emotie en het bewustzijn zelf, dus je moet het bewustzijn niet onderschatten, maar zeker ook niet overschatten). Maar hij zal het ongetwijfeld beter uitgewerkt hebben. En mensen waar je het mee eens bent zijn altijd leuk om te lezen. Althans, dat denk ik, ik heb het nog niet gelezen, maar dat gaat dit weekend meteen gebeuren ondanks dat ik niet zo’n boeklezer ben, bedankt voor de tip. 😉
Voor al die onbewuste / automatische handelingen heb je ooit zelf gekozen. De eerste keer (keren wellicht) waren ze bewust.
Boeiend onderwerp inderdaad, al denk ik dat Slors wel dicht tegen de compatibilisten aan zit met zijn ideeen.
Hij laat zien dat ‘ik’ en ‘bewustzijn’ niet hetzelfde zijn,
(moeilijk te bevatten allemaal) beschouwd hij bewustzijn eer als een ‘volledigheid’ waaruit een handeling plaats vindt, in plaats van uit een dualistisch ik-beginsel?
(Ik tracht het wat eenvoudiger te begrijpen.)