Vorige week las ik het boek Religie na de religie: Gesprekken over de toekomst van het religieuze van de twee eminente Franse denkers Luc Ferry en Marcel Gauchet (Kampen: Klement / Kapellen, België: Pelckmans 2005, 2e druk 2008). Het bleek fascinerende lectuur te zijn, over een onderwerp dat actueler is dan ooit tevoren, namelijk de vraag wat er overblijft als de religie volledig verdwenen is. Kan een mens zonder religie? Is een samenleving zonder religie mogelijk? Of wenselijk?
De komende dagen zal ik in drie behoorlijk filosofisch getinte blogbijdragen, die samen een lang artikel vormen, een aantal punten uit dit boek bespreken. Het is niet echt een boekbespreking geworden, maar vooral een reconstructie van posities. Vandaag het eerste deel van deze blogtrilogie: een inleiding.
(Bron afbeelding: Bol.com.)
Inleiding
Zo op het eerste oog is religie in onze westerse cultuur aan het verdwijnen, een fenomeen dat vaak in verband wordt gebracht met termen als ‘secularisatie’ en ‘laïcisering’. Toegegeven, dit geldt dan wel met name het christelijk geloof, dat ooit de dominante religie was in West-Europa, en in mindere mate de Islam, die vanwege immigratie en door het feit dat moslims relatief veel kinderen krijgen in Europa een groeiende godsdienst is. Maar toch, de algemene teneur is wel dat religie in het westen aan het verdwijnen is. Niet alleen voelen steeds minder mensen zich betrokken bij traditionele godsdiensten zoals het christelijk geloof, ook geloven steeds minder mensen in een persoonlijke God. Het atheïsme is de laatste vijftig jaar gestaag aan het toenemen en groeit de laatste tien tot twintig jaar steeds sneller.
Ook wordt in de westerse cultuur in toenemende mate de ‘scheiding tussen kerk en staat’ benadrukt, wat betekent dat religie uit allerlei traditionele sociale en politieke organisatievormen verdwijnt. De zichtbaarheid van religie in het publieke domein neemt dus duidelijk af. Veel burgers lijken dat een goede ontwikkeling te vinden. Ofschoon de meeste mensen zeggen voorstander te zijn van de vrijheid van meningsuiting, is er wel een tendens merkbaar dat ongelovigen steeds minder tolerant worden ten opzichte van religieuze meningen in het publieke domein. Zodra religie ter sprake komt, klinkt al gauw de slogan dat je niemand je religie op mag dringen, en zo wordt de discussie beëindigd voordat die begonnen is. Zo wordt religie langzaam taboe verklaard. Religie hoort volgens veel mensen niet in het publieke domein thuis, maar ‘achter de voordeur’, volledig beperkt tot het privé-domein. Vrijheid van meningsuiting is prima, zolang het geen religieuze mening betreft.
Traditionele religies verliezen dus aan aanhang en invloed, religie als fenomeen wordt steeds minder zichtbaar. Onlangs las ik hierover het boekje Religie na de religie: Gesprekken over de toekomst van het religieuze. Het is een uitgeschreven gesprek tussen twee eminente Franse denkers, de filosoof Luc Ferry en de historicus Marcel Gauchet. De gesprekken vonden oorspronkelijk plaats in 1999. In 2004 werden de gesprekken vervolgens als boekje in het Frans uitgegeven, en in 2005 verscheen de vertaling hiervan in het Nederlands. Een boekje van ruim 10 jaar oud dus, maar wat blijkt: dit boekje is actueler dan ooit tevoren.
Wie zijn deze beide heren? Luc Ferry (1951) is filosoof en werd vooral bekend omdat hij van 2002 tot 2004 in Frankrijk minister van onderwijs was. Onder filosofen is hij vooral bekend om zijn boek dat in het Nederlands verscheen als De god-mens of de zin van het leven (Amsterdam: Ambo / Leuven: Kritak 1998). Later publiceerde hij een boek dat in zeker opzicht een vervolg is op dat boek, Over de liefde: Een filosofie voor de XXIste eeuw (Utrecht: De Arbeiderspers 2012). De onderwerpen van deze beide boeken spelen ook mee in de discussie met Gauchet.
Marcel Gauchet (1946) is in ons land minder bekend. Hij is etnoloog en historicus, die vooral bekend werd vanwege zijn bestudering van de rol van godsdienst in de samenleving. Zijn bekendste boek over dat onderwerp verscheen in het Engels onder de titel The Disenchantment of the World: A Political History of Religion (Princeton: Princeton University Press 1997). In het Nederlands verscheen van zijn hand het boek Religie in de democratie: Het traject van de laïciteit (Amsterdam: Sun 2006).
Het boekje Religie na de religie had ik al lange tijd in huis, maar al die tijd stond het ongelezen op een boekenplank. Ik denk naderhand dat ik bang was voor het notoire vage taalgebruik dat zoveel Franse denkers eigen is. En toegegeven, Ferry en Gauchet zijn soms wat vaag in hun formuleringen. Maar toch. Vorige week pakte ik het boekje op en begon erin te bladeren. Vervolgens kon ik niet meer stoppen. Ik heb het boekje, dat slechts 103 pagina’s telt, in één dag uitgelezen, en daarna direct herlezen. Het is fascinerende lectuur!
Tot vorige week dacht ik bovendien dat dit boekje nog gewoon leverbaar was. Maar tot mijn schrik merkte ik dat het niet meer leverbaar is. Ongelooflijk, en ik hoop dat de uitgever gauw mag besluiten tot een herdruk. Want het gesprek tussen Ferry en Gauchet heeft niets aan actualiteitswaarde ingeboet. Integendeel!
In dit boekje zegt Ferry over het verdwijnen van religie: ‘Dit betekent duidelijk niet dat er geen gelovigen meer zijn (…) maar dat de religie nu een bijzondere mening is temidden van andere, een persoonlijk geloof temidden van andere, en dat zij niet langer het openbare leven structureert en niet meer de bron van de wetgeving is’ (21-22). Dit tekent niet alleen de situatie in Frankrijk in 1999 of 2004, maar tekent nog meer de situatie van het geseculariseerde Nederland in 2016!
Dat mag zo zijn, maar de vraag die centraal staat in het boekje, en die op bijzonder spannende wijze wordt behandeld door de beide denkers is deze: Betekent het feit dat religie verdwijnt – opgevat als godgeloof zoals we dat bij de meeste traditionele religies (uitgezonderd het boeddhisme) tegenkomen – ook dat het religieuze verdwijnt? Precies daarover gaan Ferry en Gauchet met elkaar in gesprek.
Zowel Ferry als Gauchet is ongelovig. Maar ondanks (of misschien dankzij?) hun atheïsme ontkennen beide dat met het verdwijnen van religie ook ‘het religieuze’ verdwijnt! Terwijl Ferry de religieuze terminologie wil blijven hanteren en dus wil blijven spreken over ‘het heilige’, ‘het goddelijke’ en over ‘transcendentie’, meent Gauchet dat die religieuze terminologie beter achterwege gelaten kan worden en kan worden vervangen door terminologie waaraan niet het verleden van religie kleeft. Op zijn redenen hiervoor kom ik nog terug. Hoe dan ook, de discussie die zich tussen beide heren ontspint, gaat over de vraag of het religieuze in een atheïstische cultuur nog mogelijk is. En daarop geven beide heren onomstotelijk een positief antwoord.
Niettemin hangt veel af van de vraag wat met ‘het religieuze’ bedoeld wordt. Om te beginnen stelt zowel Ferry als Gauchet ‘het religieuze’ in zeker opzicht tegenover ‘religie’. ‘Het religieuze’ en ‘religie’ zijn dus voor Ferry en Gauchet twee onderscheiden zaken. Niet gescheiden, wel onderscheiden.
Religie is voor beide denkers synoniem met heteronomie. Luc Ferry licht het begrip van ‘heteronomie’ alsvolgt toe:
dat wil zeggen het feit dat de wet van elders komt dan uit de mensheid zelf, maar het betekent in zekere zin ook de ontkenning van de autonomie, dat wil zeggen dat de mensen weigeren zichzelf te zien als de makers van de sociale structuur, van de geschiedenis en van de morele wetten; en dat zij daarmee de oorsprong ervan verplaatsen naar iets buiten hen, iets transcendents, iets boven hen, waarvan zij totaal afhankelijk zijn. (19)
Terwijl autonomie betekent: jezelf de wet stellen, of voor jezelf de wet zijn, betekent heteronomie dat je je laat gezeggen. Er is een instantie buiten jezelf, waar jij afhankelijk van bent en waardoor je je laat gezeggen. In onze hedendaagse samenleving staat heteronomie voor onderdrukking en iets op gezag aannemen, wat we niet graag doen. Autonomie staat daarentegen centraal. Het verdwijnen van religie heeft dus ook, zo is hier de implicatie van, iets te maken met het verdwijnen van traditionele gezagsstructuren.
Ook Gauchet schrijft: ‘de religie is het stellen van de heteronomie, hetgeen door een onbewuste doelstreving leidt tot een bepaalde structurering van de economische en sociale banden. (…) Godsdienst is in de sterke betekenis van het woord een institutioneel feit, een menselijke en sociale keuze voor de heteronomie’ (44). Let wel, godsdienst is volgens Gauchet een keuze geworden: iemand die zich uitdrukkelijk tot een religie bekent, omarmt de heteronomie die daarbij hoort. Vroeger was dat wellicht geen keuze, maar iets dat min of meer vanzelfsprekend was. Vandaag de dag is dat niet langer zo. Religie is een keuze geworden.
De consequentie van het verdwijnen van godsdienst is dat de menselijke autonomie meer ruimte krijgt. En terwijl religie niet compatibel lijkt te zijn met autonomie, lijkt het religieuze dat volgens Ferry en Gauchet wel te zijn. Toch zal later blijken dat zowel Ferry als Gauchet duidelijk van mening zijn dat totale autonomie een illusie is. Hoe vreselijk sommige mensen het ook vinden, we zullen uiteindelijk moeten erkennen dat we altijd afhankelijk zijn van iets anders dan onszelf.
Morgen volgt deel 2: Het religieuze bij Luc Ferry.
Dank Taede dat je het boekje weer ter hand hebt genomen en er hier je licht op laat schijnen. Ten einde te laten zien hoe actueel de inhoud ervan is. Het doet me denken aan de jaren ’80, waarin ook toen het veranderend levensgevoel ( m.n. binnen de r.k.k. ) een rol speelde in de beleving van binnen naar buiten, i.p.v. van buiten naar binnen. Jammer dat het boekje niet mee leverbaar is. Kijk uit naar het vervolg.
”En terwijl religie niet compatibel lijkt te zijn met autonomie, lijkt het religieuze dat volgens Ferry en Gauchet wel te zijn’.’
Ben ook benieuwd naar het vervolg.