
Als het gaat om de geschiedenis van wat we nu noemen “esoterie”, dan is er in het Nederlands weinig wetenschappelijk verantwoorde literatuur voorhanden.[1] Van de hand van Kocku von Stuckrad, hoogleraar Godsdienstwetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen, verscheen recentelijk een fraai uitgegeven, beknopte geschiedenis van het esoterisch denken. Het is een boek dat het waard is om gelezen te worden, maar waarbij toch ook wel de nodige kritische kanttekeningen gemaakt kunnen worden.
Het boek Esoterie: De zoektocht naar absolute kennis is een vertaling van een eerder in het Duits verschenen werk. Gek genoeg is dat te merken.[2] Ik kan er niet precies de vinger op leggen, maar aan de schrijfstijl is te merken dat de auteur van Duitse komaf is. Waar misschien nog wel het meest duidelijk de Duitse invloed uit afleidbaar is, is de vrijwel totale afwezigheid van de auteur zelf. Behalve in het eerste hoofdstuk, waar Von Stuckrad uitlegt wat hij in tegenstelling tot andere auteurs onder esoterie verstaat (de zoektocht naar absolute kennis) en hoe hij methodisch te werk gaat (wat tamelijk vaag blijft, aangezien hij heel veel begrippen ongedefinieerd laat), blijft in de rest van het boek Von Stuckrad vrijwel onzichtbaar.
Wonderlijke wereldbeelden
De auteur beschrijft de meest wonderlijke wereldbeelden, maar nergens geeft hij zelfs maar impliciet een evaluatie van die wereldbeelden. Aan de lezer wordt overgelaten of het volstrekte onzin is, of dat er toch een bepaalde logica in zit. Het blijft dus twijfelachtig waar Von Stuckrad zelf staat. Uit de geleerdheid en belezenheid van het boek wordt wel duidelijk dat Von Stuckrad duidelijk door esoterie gefascineerd is. En hij suggereert bovendien (met name in het begin van hoofdstuk 6) dat de moderne natuurwetenschappen in hun impliciete claim op absolute kennis zelf een sterk esoterisch karakter hebben. Maar verder is het boek van iedere waardering gespeend.
Voor een werk dat pretendeert een wetenschappelijk werk te zijn, is dat prima. Maar dit is toch ook een populariserend werk, en dan verwacht je toch dat de auteur iets persoonlijker uit de hoek komt, al was het maar in een voorwoord of een concluderend nawoord. Dat gebeurt niet, of althans, te weinig. Het boek blijft te klinisch, te beschrijvend, te afstandelijk. Waarom? Is de auteur wellicht zelf een aanhanger van esoterie? Want waarom anders dat gebrek aan kritiek op het esoterisch gedachtengoed? Een andere recensent meende dat Von Stuckrad meer kritiek op het esoterisch gedachtegoed had moeten uiten. Waarom doet hij dat niet? Naar de antwoorden kun je slechts raden.
Continue traditie
Uit het boek wordt wel duidelijk dat het esoterisch gedachtegoed, zoals ook de aanhangers zelf claimen, kan bogen op een min of meer continue en eeuwenlange traditie, die geworteld is in een tamelijk ongrijpbaar verleden, ook al kunnen we wel een aantal wortels identificeren.
Von Stuckrad beschrijft de geschiedenis van het esoterisch denken vanaf de klassieke Oudheid, beïnvloed door Platoons, Neoplatoons en Stoïcijns denken en een fascinatie (ook toen al) voor het oude Egypte. Hij gaat in op het hermetisme en de hermetische geschriften; op het ontstaan en de invloed van de joodse Kabbala; op de herontdekking van de esoterie uit de klassieke Oudheid ten tijde van de Middeleeuwen, het ontstaan van een christelijke Kabbala ten tijde van de Renaissance en Reformatie en de “verwetenschappelijking” van het esoterisch denken ten tijde van de Verlichting; op het ontstaan van geïnstitutionaliseerde esoterie (Rozenkruisers, Vrijmetselaars en magische ordes); en een heel hoofdstuk is gewijd aan het Theosofisch Genootschap en de bizarre (maar toch op eigen wijze ook geniale) ideeën van Helena Petrovna Blavatsky. Het laatste hoofdstuk behandelt New Age en de vaak spanningsvolle relatie tussen esoterie en moderniteit. De lezer krijgt heel veel (en heel veel namen) te verwerken in “slechts” 244 pagina’s. Ja, het is veel, maar het is allemaal toch wel erg boeiend.
Constante
Uit het boek wordt duidelijk dat het esoterisch denken een constante is geweest in de Westerse cultuur, dat het esoterisch denken vaak in de obscuriteit verbleef, als een alternatieve tegenbeweging, maar in sommige culturele constellaties (zoals ten tijde van de Renaissance en ten tijde van de Theosofische Beweging) meer mainstream werd. De relatie tussen esoterie en de mainstream cultuur is dus uiterst dynamisch. Het esoterisch denken is bovendien van cruciale invloed gebleken op het ontstaan van de natuurwetenschappen (Newton, alchemie) en de filosofie (Leibniz, Hegel). Dit maakt de geschiedenis van het esoterisch denken erg interessant en ook uiterst relevant voor de cultuurgeschiedenis.
Religie
Ook durf ik uit het boek te concluderen dat het hedendaagse “sciëntisme” dat toch boogt op een absolute kennis die ons door de natuurwetenschappen geopenbaard moet worden, lijkt qua structuur, retoriek, en denkwijzen op het esoterische denken waartegen het zich impliciet afzet. Eigenaardig is overigens wel dat Von Stuckrad amper aandacht besteedt aan de relatie tussen of zelfs wederzijdse beïnvloeding van esoterie en religie. Esoterie wordt door Von Stuckrad impliciet vooral behandeld als een soort tegenhanger van het natuurwetenschappelijke denken, en dat lijkt mij toch enigszins eenzijdig.[3]
En de toekomst? Von Stuckrad eindigt zijn boek bij New Age en Ken Wilber, maar stelt dan: “Men kan ervan uitgaan dat ook in de toekomst de zoektocht zal worden voortgezet naar het absolute weten” (244). Die zin is een teleurstellende open deur voor een verder zeer lezenswaardig boek, dat zeker nieuwsgierig maakt naar meer.
Kocku von Stuckrad, Esoterie: De zoektocht naar absolute kennis.
Amsterdam: Amsterdam University Press.
287 blz., ingenaaid, geïllustreerd.
ISBN 978-90-8964-621-7.
Prijs: € 19,95.
(Bron illustratie: http://en.aup.nl/books/9789089646217-esoterie.html.)
[1] De beste boeken die tot het verschijnen van Von Stuckrads boek in het Nederlands voorhanden waren, zijn de drie delen Westerse esoterie en oosterse wijsheid: De esoterische traditie door de eeuwen heen (2010), Geheimen en onthullingen van de westerse esoterie: Magie, mythen en mystiek (2012) en Bronnen van de westerse esoterie: Magie, mythen en mystiek (2013) van Jacob Slavenburg en John van Schaik, alle drie uitgegeven bij Uitgeverij Ankh-Hermes. Deze boeken zijn ook zeker de moeite van het lezen waard, maar de lezer dient wel in het achterhoofd te houden dat de auteurs zelf het esoterisch gedachtegoed actief proberen uit te dragen.
[2] Niet in de laatste plaats door de verwijzingen naar heel veel Duitstalige literatuur, maar ook naar Duitse vertalingen van Engelstalige boeken van bijv. Ken Wilber in de literatuurlijst.
[3] Zie voor meer kritiekpunten, waar ik me in kan vinden, de bespreking van (tarotkenner) Annick van Damme op het weblog van Paul Delfgaauw: http://godenenmensen.wordpress.com/2014/06/14/kocku-von-stuckrad-vaag-en-onkritisch-over-moderne-esoterie/.
hedendaagse “sciëntisme” dat toch boogt op een absolute kennis die ons door de natuurwetenschappen geopenbaard moet worden
Zou Taede eerst niet eens moeten nagaan of dat “sciëntisme” werkelijk bestaat, en alleen niet een fictie populair op de VU is?
Een formulering als “moderne natuurwetenschappen in hun impliciete claim op absolute kennis” leest als een wat potsierlijke jij-bak van een gekwetste gelovige. Natuurwetenchappers, voorzover mij bekend, leggen het ideaal van absolute kennis terzijde als zijnde misleidend.
Paul,
Tsja, ik neem die opmerking maar voor kennis aan. Ei is gelegd, nu weer verder naar een volgend forum?
Peter,
Ik ben al in 2004 gepromoveerd op een proefschrift over sciëntisme in de theologie, al ver voordat de VU met dat project aankwam. Je zou overigens ook eens op Google of Amazon.com kunnen kijken, dan zul je zien dat sciëntisme geen VU-uitvinding is…
Taede, je maakt je er wat makkelijk van af. Nee, reaguren is niet mijn gewoonte en ik lees je al jaren. Dat scientisme, geïnspireerd op natuurwetenschappen, voorkomt in de theologie neem ik zo van je aan. Daaruit volgt niet dat het enige rol speelt in de natuurwetenschappen.
Paul,
Dat sciëntisme een rol zou spelen in de natuurwetenschappen, heb ik niet beweerd. Maar natuurwetenschappers zijn ook mensen, en geen robots. Veel (voormalige) (natuur)wetenschappers – ik noem slechts Swaab, Lamme, Weinberg, Dawkins, Gould, Rosenberg, etc. – hebben uitspraken gedaan waarmee ze blijk geven dat ze allerlei metafysische conclusies trekken uit hun natuurwetenschappelijke werk, die er niet direct uit volgen of die niet door de wetenschappelijke data gewaarborgd kunnen worden. Dat is nu precies sciëntisme.
Dat natuurwetenschap een impliciete claim op absolute kennis heeft, staat overigens precies zo in het boek van Von Stuckrad; hij laat daarmee zien dat de natuurwetenschappen en esoterische tradities in bepaald opzicht een continuüm vormen.
Taede, de genoemde metafysische conclusies hebben geen natuurwetenschappelijke consequenties. Overigens gold mijn eerste opmerking inderdaad Von Stuckrad en drukt de formulering (ook) teleurstelling uit dat je er zomaar aan voorbij gaat.
Paul,
De metafysische conclusies mogen dan wel geen natuurwetenschappelijke consequenties hebben, ze hebben op de publieke opinie wel degelijk consequenties, aangezien veel mensen wetenschappers vaak als een soort autoriteit aannemen, zodat wat zij zeggen als een soort absolute waarheid gaat gelden.
Overigens ga ik verder niet op Von Stuckrads opmerking in, omdat er wel degelijk wat in zit. De drive van wetenschap en wetenschappers is om de absolute kennis op het spoor te komen. De kennis is verborgen en moet via allerlei procedures en rituelen (experimenten) ontdekt worden. Als je wetenschap dus van een meer antropologische kant bekijkt (en dat is wat Von Stuckrad in dat boek doet), dan zie je dus inderdaad overeenkomsten tussen esoterie en de natuurwetenschappen. Overigens komt daar nog bij dat veel mensen wetenschappers zien als de nieuwe hogepriesters, die de openbaring van absolute kennis meedelen aan het volk. Er zijn al meer antropologen geweest die op deze overeenkomsten hebben gewezen, Von Stuckrad is dus niet de eerste.
Sciëntisme is een stok om de hond te slaan: er is geen enkele aanwijzing dat de natuurwetenschappen de claims doen die hun voor de voeten geworpen worden.
Taede, het (de?) idee van absolute kennis is mogelijk zinnig, maar ook problematisch. In natuurwettenschappen kan je er weing mee – die conclusie is best een dingetje. Goed is absoluut, beter en best zijn relatief. Sorry voor die beroerde retoriek, maar de publieke opinie kan er misschien wat mee 😉 Dank voor je repons.
Het is toch vrij gebruikelijk dat een godsdienstwetenschapper alleen beschrijft en zich onthoudt van haar eigen mening Dit is overigens niet typisch Duits; ik ken een andere vrouwelijk Duitse godsdienstwetenschapper die wel haar eigen meningen gaf. Die eigen meningen die volgens mij slecht onderbouwd waren en niet gescheiden van de rest van het boek en deden afbreuk aan het wetenschappelijke karakter van het boek.
Als je boek schrijft ventileer je steeds op indirecte wijze je mening bv. door je keuze van onderwerpen, door de invalshoek, …
Von Stuckrad licht zijn keuzes zeer beperkt toe. Wat betreft esoterie vanaf 1850 merk je zijn beperkte kennis en interesse. Hij herkauwt wat anderen hierover schreven (en dus ook hun soms foutieve informatie) en consulteert erg weinig bronnen over deze periode. En dat is toch bij uitstek zeer onacademisch.
Niet enkel von Stuckrad heeft het moeilijk om correcte informatie te bieden over hedendaagse esoterische stromingen, ook Jacob Slavenburg en John van Schaik schieten hier voor een stuk in tekort.
Annick Van Damme