Onlangs kruiste mijn pad weer eens dat van Herman Philipse, universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Utrecht en vooral bekend als atheïst. Binnenkort moeten we samen optreden op het jaarcongres van Stichting Skepsis en we moesten even overleggen waarover we het willen hebben. Het viel me opnieuw op wat voor een aangename man Philipse is om mee te converseren, het toonbeeld van beschaving en rationaliteit, en dat is natuurlijk ook wat hij wil uitstralen: zijn manier van filosoferen is tegelijkertijd zijn levenshouding.
Wat veel minder bekend is, is dat Philipse een zus heeft, Carine Philipse, die niet alleen vrijzinnig ziekenhuispredikante is, maar bovendien in 2013 een mooi en intiem mystiek dagboek publiceerde onder de titel Jij zingt in mij Jouw naam, waarin ze verslag doet van haar eigen mystieke ervaringen. Ze kwam tijdens ons gesprek even kort ter sprake. De meneer van Stichting Skepsis vroeg aan Philipse hoe dat mogelijk was, dat juist zij religieus was, terwijl Philipses familie eeuwenlang van geestelijken was gevrijwaard. Philipse reageerde duidelijk ongemakkelijk en zei zoiets als dat ze als kind altijd al wat ziekelijk was geweest en dat ze mentaal niet de sterkste was.
De relatie tussen Herman Philipse en zijn zus was niet al te best (wat hij ook toegaf). Het verbaasde me niet. Zijn rationaliteit kan immers heel slecht uit de voeten met extase en mystiek. De spanning tussen Herman Philipse en zijn mystieke zus is een klein voorbeeld van een spanningsveld dat overal in onze cultuur voorkomt. Dat stelt tenminste Jules Evans in zijn indrukwekkende boek De kunst van controleverlies dat onlangs bij uitgeverij Ten Have is verschenen. ‘Ik ben tot de conclusie gekomen dat onze westerse cultuur zich niet goed raad weet met extase’, schrijft Evans (13). De westerse cultuur staat nogal argwanend tegenover niet-rationele gemoedstoestanden. ‘Dat is een gevolg van de Verlichting en de verschuiving van een door transcendentie gekleurde wereldbeschouwing naar een onttoverde materialistische kijk op het leven’ (14).
In een door transcendentie getekende wereldbeschouwing wordt extase gezien als ‘de verbinding met de geestelijke wereld’ (14), maar die geestelijke werkelijkheid wordt als een gevaarlijke illusie beschouwd vanuit de optiek van een materialistische wereldbeschouwing. Sterker nog, na de Verlichting werd extase zelfs gedemoniseerd, zoals ook blijkt uit de obsessie met ‘hysterie’ die de psychologie van de negentiende en vroege twintigste eeuw kenmerkt. Extase hoort bij fanatisme en krankzinnigheid en hoort zo snel mogelijk te worden uitgebannen.
Pas sinds de jaren ’60 is extase bezig met een revival. En terecht, schrijft Evans. Want ook rationele mensen hebben een uitlaatklep nodig. Zoals in Star Trek de uiterst rationele Vulcans af en toe ‘flippen’, zo hebben ook mensen het af en toe nodig dat ze even helemaal los kunnen gaan. De controle verliezen, in extase raken, dat is nodig en ook goed, zegt Evans, want extase werkt helend, inspirerend en verbindend zoals hij in dit boek mooi laat zien.
Niettemin heeft extase ook een donkere kant. Die kent Evans ook uit eigen ervaring. Zo beschrijft hij in een van de latere hoofdstukken – over psychedelica – hoe hij PTSS overhield aan een ‘bad trip’ met LSD. Evans weet dus waarover hij spreekt. Toch is dit boek overwegend een pleidooi voor een fikse (ook academische) herwaardering van extase, vooral vanwege de positieve effecten. Want die kent Evans óók uit eigen ervaring: na een ernstig ski-ongeluk beleefde hij een bijna-doodervaring die er uiteindelijk voor zorgde dat Evans weer een gebalanceerde persoonlijkheid werd.
Evans schreef eerder het boek Filosofie voor het leven en andere gevaarlijke situaties, waarin hij vooral een stoïcijnse levenshouding predikt (in de filosofische zin van het woord en niet in de platte, alledaagse zin). In De kunst van controleverlies geeft hij toe dat hij afstand heeft genomen van het stoïcisme: ‘Het stoïcisme beweert dat mensen pas echt tot hun recht komen als ze hun gedachten rationeel analyseren en zelfcontrole beoefenen. Dat werkt vaak, maar niet altijd. Er valt namelijk ook iets te zeggen voor het loslaten van de controle en het je overgeven aan iets wat groter is dan jezelf, ook al kan dat betekenen dat we daarmee ook onze kritische rationaliteit loslaten’ (12).
Het stoïcisme ontbreekt het aan rituelen, mythen en feesten die mensen nodig hebben om zich te laten gaan en die extatische ervaringen bevorderen die in staat zijn om mensen in liefde met elkaar te verbinden. Dat is de reden waarom Evans zich nu van het stoïcisme heeft afgekeerd en de extase ging opzoeken.
Daarmee is dit boek een mooie correctie op de hedendaagse filosofische hype die ‘levenskunst’ heet, en die geïnspireerd is op vooral de praktisch gerichte stoïcijnse filosofie. Evans maakt in dit boek duidelijk dat een al te rationele levenshouding, die iedere extatische uiting met argwaan bekijkt of zelfs de kop in drukt, niets minder is dan een keurslijf dat het gevaar in zich bergt uiteindelijk geestelijke wanorde en instabiliteit in de hand te werken.
Evans’ boek is vooral het resultaat van proefondervindelijk onderzoek. Dat maakt het zo leesbaar. Evans begeeft zich in de alfa-cursus van het evangelicale christendom, in de bonte wereld der psychedelica (waar hij heel wat ervaring mee heeft), bezoekt een zen-retraite, een tantrische liefdestempel. Hij beschrijft de extatische kant van hedendaagse cinema, muziek, van oorlog en sport (die in elkaars verlengde blijken te liggen; sport is de sublimatie van oorlog), en de extatische kant van de natuur en het transhumanisme.
Het is duidelijk: extase kan exhuberant zijn, de lichamelijke of geestelijke uitspatting, maar kan ook bestaan in de zoektocht naar contemplatieve stilte of naar het sublieme van de natuurervaring.
En iedere keer weer is de boodschap: extase is goed en nodig en in onze samenleving moet er ruimte voor bestaan. Maar er moet ook oog zijn voor de donkere uitwassen ervan. Het gaat dus om de balans.
Op verantwoorde wijze je zelfcontrole verliezen is een kunst. En dat betekent dat extase dus ook weer niet helemaal zonder rationaliteit kan. Dat is ook de uiteindelijke conclusie van Evans: het gaat om de balans houden tussen twee wegen die beide helend zijn: de socratische en de dionysische.
En zo blijkt dat Evans uiteindelijk zijn stoïcisme toch niet helemaal aan de wilgen heeft gehangen:
In mijn eerste boek onderzocht ik hoe we onze psyche zouden kunnen genezen met behulp van de Griekse filosofie, terwijl ik in dit boek een heel andere weg koos, namelijk de weg van veranderd bewustzijn en van het lichaam. Deze twee benaderingen vullen elkaar aan – een gezonde filosofie van het leven integreert beide wegen. Zonder Dionysus zou het socratische pad een saai en al te cerebraal rationalisme worden. Maar zonder de ethische reflectie en praktijk van Socrates zou de dionysische extase niet meer zijn dan een roes. Zowel Socrates als Dionysus is een goede bondgenoot op onze reis naar zelftranscendentie. (292)
De kunst van controleverlies: Filosoferen over extase.
Jules Evans.
Utrecht: Ten Have, 2017. Paperback. 320 pp.
ISBN 9789025905279. € 22,99
Taede Smedes,
[Er valt namelijk ook iets te zeggen voor het loslaten van de controle en het je overgeven aan iets wat groter is dan jezelf, ook al kan dat betekenen dat we daarmee ook onze kritische rationaliteit loslaten]
Ik vraag mij af hoe de schrijver op “Groter dan jezelf” komt. Je kunt jezelf wel eens nietig vinden als je naar de sterrenhemel kijkt, maar als ik mij in een soort zuiver mentale context bevind -en dat is waar het volgens mij om gaat- dan is dat juist iets waarbij ik mezelf feitelijk helemaal vergeet en van nietigheid is er dan al helemaal geen sprake Nogal wiedes dat daarbij geen enkele controle mogelijk is, feitelijk ben je er alleen nog maar in een zuiver passieve toestand. Het kan zijn dat sommige mensen daar zo’n gevoel van overhouden maar bij mij is er hooguit verwondering dat mijn brein me dat allemaal kan voorschotelen.
Interessant! Ik herken sterk de twee verschillende werelden (rationeel vs. extatisch) en hoe ze vaak als onverenigbaar worden gezien. Ik zal nooit vergeten hoe ik vorig jaar na het Skepsis-congres in één keer doorging naar een deephouse/technofeest tijdens het Amsterdam Dance Event: van het apollinische in het dionysische (Nietzsche). De overgang was bizar en fascinerend tegelijk. Ik ken beide werelden goed en krijg vanuit beide werelden dan ook vaak verbaasde reacties als ik daar wat over vertel. Van de ene kant: hoe kun je als rationeel/sceptisch persoon aan yoga en meditatie doen? En van de andere kant: hoe kun je na geestverruimende middelen gebruikt te hebben nog een naturalist (/materialist/fysicalist) zijn? De werelden lijken voor velen onverenigbaar…
In hoeverre dit echt zo is, is volgens mij ten diepste een epistemologische vraag: wat meen je af te kunnen leiden uit extatische ervaringen? Heeft wat de ervaring je openbaart het volledige primaat of moet je die ervaring sceptisch benaderen, ook duiden met je verstand? Zeggen ze iets over de aard van de werkelijkheid of wat je hersenen daarvan maken onder bepaalde bijzondere omstandigheden? Ik neig naar het laatste. Beide werelden waardeer ik zeer, maar het blijft wel laveren tussen scylla en charybdis.