Joël De Ceulaer wil God niet (helemaal) kwijt. (boekbespreking)

Joël De Ceulaer is in België een bekende journalist die o.a. voor Knack werkt. Hij is ook een atheïst die dus niet in God gelooft. Toch spreekt hij in zijn boek Gooi God niet weg zijn waardering uit voor godsgeloof en stelt hij zelfs expliciet dat hij God niet helemaal kwijt wil, want “het lijkt mij een verdedigbare stelling om te beweren dat godsdienst al meer goed dan kwaad heeft aangericht in deze wereld” (194). Is De Ceulaer nu eigenlijk een gelovige? Wat bedoelt hij met dat hij God niet kwijt wil?

Een bespreking…

De Ceulaer is dus enerzijds een atheïst, maar

Tegelijkertijd ben ik gevoelig voor spiritualiteit, voor het mysterie. Ik ben mij ervan bewust dat dit immense universum de mens overstijgt. En ik heb het grootste respect voor wie zich vanuit een religieuze inspiratie inzet voor de medemens. Er is iets in die godsdienst dat nuttig is, en indrukwekkend. (9)

Een aantal thema’s worden door De Ceulaer in dit boek behandeld. Uitgangspunt van De Ceulaers wetenschappelijke levensbeschouwing is Darwins evolutietheorie, die uitvoerig wordt beschreven. Het boek behandelt ook de onzin van wonderen; de botsing tussen kunst en wetenschap; de onzin van het postmodernisme; en de dwaling van parapsychologie, alternatieve geneeskunst en Freudiaanse psychoanalyse. Interessant is de polemiek die De Ceulaer in het boek voert met Dawkins’ opvatting van religie die door De Ceulaer (met Karen Armstrong) “primitief” wordt genoemd.

We moeten helemaal niet van godsdienst af. Godsdienst is gezond, zo laat De Ceulaer zien: godsgeloof zorgt voor het vrijkomen van stofjes in de hersenen die voor rust en gevoelens van geluk zorgen. Maar gelovigen moeten niet kennis met hun geloof verwarren en geloofsuitspraken voor kennisclaims houden. Godsdienst is volgens De Ceulaer uiteindelijk vooral nuttig wanneer het een “doen alsof”-religie is: gelovigen die wéten dat God niet bestaan, maar toch leven ze alsóf God bestaat. Probleem hierbij is natuurlijk dat een dergelijke functionalistische opvatting van godsgeloof niet overtuigend is en niemand tot geloof zal brengen.

Een leuk boek voor wie de tijd ervoor heeft, het is bijzonder goed geschreven, ofschoon bij tijd en wijle ook wat irritant polemisch en simplificerend. Het boek gaat grotendeels terug op tijdschriftartikelen die De Ceulaer voor o.a. Knack schreef (een verantwoording staat achterin). Dat laatste verklaart ook het grote manco van het boek, namelijk dat het amusant maar ook erg oppervlakkig is. Je leest het zo uit, en daarna leg je het opzij. Of je doet natuurlijk alsof De Ceulaer iets belangwekkends heeft geschreven.

Joël De Ceulaer, Gooi God niet weg: Over geloof, ongeloof en bijgeloof.
Antwerpen/Amsterdam: De Bezige Bij 2014.
ISBN 9789085425519, 224 pp., € 19,99.

7 gedachten over “Joël De Ceulaer wil God niet (helemaal) kwijt. (boekbespreking)”

  1. Interessant boek, lijkt me. Alleen lees ik niets over een eventuele praktische invulling van het behouden van godsdienst zonder God.

    We moeten helemaal niet van godsdienst af. Godsdienst is gezond, zo laat De Ceulaer zien: godsgeloof zorgt voor het vrijkomen van stofjes in de hersenen die voor rust en gevoelens van geluk zorgen.

    Daarbij lijkt me het grote probleem: dat godsgeloof pas goed ‘werkt’ als je ook daadwerkelijk kan geloven dat die God bestaat. Een louter functionele benadering van geloof lijkt me toch behelpen. Het is voor mij veelzeggend dat de vrijzinnige kerkgemeenschappen minder succesvol lijken te zijn dan orthodoxe met een vernieuwende inslag.

    Een analogie: het innemen van een placebo zal een stuk minder effectief zijn als je overtuigd bent dat het om een placebo gaat. Deze analogie gaat natuurlijk niet volledig op: God louter als medicijn voorstellen doet het geloof van de meeste mensen immers totaal geen recht.

    Bovendien merk ik dat er niet echt een middenweg bestaat: ik ben automatisch geneigd een spirituele ervaring in het transcendente domein te plaatsen en te koppelen aan mijn oude meer fundamentalistische godsbeelden. Dan is direct mijn gevoel weer met mijn ratio in conflict. Maar ik kan me zo voorstellen dat dit een persoonlijk probleem is.

  2. Taede, wat dacht je van de stelling dat God de personificatie van twijfel zou kunnen zijn.
    Als die twijfel ontbreekt, hebben mensen geen uitweg meer om aan verderfelijke ideologieën te ontsnappen. Misschien is dat het wel wat mij steekt als ik aan atheïsme denk of als ik godsbewijzers aan het werk zie.
    In die zin zou ik God zeker niet weggooien.

  3. @Teade: Dus als je (bijv) maar lang genoeg zou blijven affirmeren dat God bestaat zal het op een gegeven moment wel als waarheid gaan bezinken en iets ten positieve veranderen in de chemie van het brein, dit kunnen we dus scharen onder het rijtje van praktische gezondheidstips.

    Dat je nog de moeite neemt een dergelijk boek te recenseren, het is toch vlees noch vis.

  4. Deze discussie is een discussie over twee polen: de keuze tussen weten of geloven. Die discussie koloniseert op dezelfde wijze als ons westerse economische systeem de rest van de wereld: wezenlijk andere perspectieven worden niet waargenomen of niet serieus genomen. Onze rationaliteit is instinct geworden. De Ceulaer is een wezen dat instinctief reageert op zijn omgeving in de vorm v an een geloofsbelijdenis. Wie zich aangevallen voelt door die reactie, vindt geen andere vluchtweg dan die van het ‘geloof’.

    Zowel God als wetenschap zijn vruchten van dezelfde ontwikkeling: de – onzalige – versmelting van Grieks klassiek denken en Joodse wereld- en Godsbeleving. Plato’s twee wereldenleer is de perfecte bedgenoot voor de bijbelse God gebleken, en Aristoteles’ substantie denken maakt van alles en iedereen een iets dat iets ‘is’.
    Nietzsche heeft de God met gezag dood verklaard – dat zal De Ceulaer bevallen -, maar dat hij het subject (en daarmee het object en daarmee de aristotelische ‘ietsen’) in dezelfde beweging de das om doet, is minder bekend en wordt zeker veel minder beleden, zeker niet door De Ceulaer.

    De discussie gaat over weten of geloven. Daarmee wordt de religiositeit buitenspel gezet. Er is een ander ‘weten’ dat noch weten noch geloven is. In de oosterse tradities is dat altijd ‘mainstream’ gebleven, daar waar wij al helemaal aan het begin van onze traditie het spoor dat is uitgezet door de zogenaamde voor-socratici (!) hebben verlaten. Als je het in één begrip moet samenvatten kom je uit bij ‘non-dualiteit. Non-dualiteit omvat zulk verschillende perspectieven als ‘Heraclitisme’, het klassiek daoïstische, het (zen-)boeddhistische en advaita, maar ook de joods-christelijk mystiek.

    De ervaring van non-dualiteit is, voor zover ik het kan beoordelen, de meest gevalideerde ervaring, het meest herhaalde en meest geslaagde experiment in de geschiedenis van de mensheid omdat het een ervaring van alle tijden en alle plaatsen is. Is het daarmee volgens de criteria van onze wetenschap niet de meest wetenschappelijke ervaring?

    Het westerse denken van de 20-ste eeuw kan goed gezien worden als een poging om het failliet van de twee gronders/grondschema’s van onze eigen traditie te doordenken en verder te denken. Dat verder is dan in de wezenlijke gevallen vooral een ‘terug’ denken.
    Het ‘postmodernisme’ is een van die pogingen. Ik zie het vooral als een – serieus te nemen – poging om buiten het reguliere subject – object denken te komen. Wetenschap kan principieel niet in dat domein terecht komen omdat wetenschap uit haar aard de subject – object scheiding verondersteld. Wetenschappelijk lopen doen over dit soort ontwikkelingen, laat staan ze te veroordelen, maakt bepaald een onwijze indruk.

    “Nur noch ein Gott kann uns retten” is een veel geciteerde uitspraak van een prominent denker aan het eind van diens leven (1976). Wie heeft een idee waar hij naar verwijst, waar hij naar vraagt?

    Wij verwarren verandering met vooruitgang, religiositeit met godsdienst en kunnen ons godsdienst alleen maar voorstellen als de absolute dichotomie tussen de God en wereld . De idee dat godsdienst een sociaal efficiënt instrument is omdat het helpt ons samenleven ‘menselijk’ te houden en dat daarom gecultiveerd zou moeten worden, is een zonde. Een zonde tegen de wereld zoals deze werkelijk is. Maar dat is De Ceulaer al vergeven, want vergeven maakt deel uit van een non-dualistisch perspectief.

Reacties zijn gesloten.