Jesse Bering – "The God / Belief Instinct" (deel 3)

Bestaat God echt, of is God een illusie die door ons brein wordt geproduceerd?

Dat is de kwestie die in het nieuwe en buitengewoon fascinerende boek van Jesse Bering, The God Instinct (in Amerika: The Belief Instinct) aan de orde is. In de komende dagen ga ik in een aantal lange blogbijdragen dit hele boek door en geef ik mijn visie erop. Vandaag het derde deel, waarin ik verder ga met mijn bespreking-per-hoofdstuk. Vandaag ga ik in op de hoofdstukken 2 en 3.


Jesse Bering, The God Instinct: The Psychology of Souls, Destiny, and the Meaning of Life. London: Nicholas Brealey / New York: W.W. Norton 2011. xiii, 252 pp. 


2. A Life Without a Purpose

Centraal in het tweede hoofdstuk staat de idee dat we geneigd zijn om ons eigen individuele bestaan als zinvol te beschouwen en dat we voortdurend naar de zin ervan te zoeken. Maar ook hier geldt dat Bering meent dat het gevoel dat ons individuele bestaan zinvol moet zijn ook een cognitieve illusie is (47). Toch is dat idee wel zodanig hardnekkig dat zelfs atheïsten eraan lijden. Bering stelt dat dergelijke cognitieve illusies te herleiden zijn tot het fundamentele idee dat God ieder individu persoonlijk van een ziel voorzien heeft. Maar die illusie van een ziel, een soort persoonlijke essentie, gaat zelf weer terug op een meer fundamentele en “kinderlijke” manier van denken, teleo-functional reasoning genoemd, dat wil zeggen een manier van argumenteren waarin gesteld wordt dat iets bestaat met het oog op een bepaald doel (55), en dus geen uitkomst is van een toevallig of doelloos natuurlijk proces. Zo stellen kinderen dat een afgesleten steen ontstaan is opdat je er even op kunt uitrusten, of dat het regent opdat de plantjes kunnen drinken. Teleo-functioneel denken creëert dus de illusie van doelmatigheid en een creatieve geest die er uiteindelijk niet is. Maar ook hier geldt weer, het is een intuïtieve manier van tegen de wereld aankijken. Kinderen kunnen niet anders, totdat een andere manier van denken (namelijk de wetenschappelijke) de overhand krijgt. Restanten ervan blijven echter altijd bestaan.

Deze teleo-functionele manier van denken is volgens Bering aan het werk wanneer er wordt gedacht over ultieme oorsprongen, zoals het ontstaan van leven of de Big Bang (59). En het verklaart waarom gelovigen denken dat ze het unieke scheppingsproduct zijn van God en dat er aan hun individuele bestaan een uiteindelijk doel (destiny) beantwoordt. Atheïsten bagatelliseren dit idee van een persoonlijke zin en doel van het bestaan, maar dat doet Bering niet. Dit idee van een persoonlijk doel heeft immers gevolgen voor de wijze waarop iemand zijn/haar leven inricht, welke beslissingen iemand maakt, en het heeft gevolgen voor moreel handelen, omdat wat we als “natuurlijk” beschouwen ook vaak als moreel goed zien. Zo zijn we geneigd om een huwelijk tussen man en vrouw als “natuurlijk” te beschouwen (we zien het immers overal om ons heen en het is alomtegenwoordig in het dierenrijk) en daarmee als moreel goed; we zijn dan ook geneigd intuïtief homoseksualiteit als een afwijking te beschouwen. Bering meent dan ook dat de zogenaamde naturalistic fallacy slechts een filosofische constructie is. Filosofen mogen zich druk maken over deze drogredenering, in het dagelijkse leven zijn mensen voortdurend geneigd deze drogreden te begaan (71).

Bering doorziet echter de illusie van zinvolheid en weet precies hoe het wérkelijk zit:

To see an inherent purpose in life, whether purpose in our own individual existence or life more generally, is to see an intentional, creative mind – usually God – that had a reason for designing it this way and not some other way. If we subscribe wholly and properly to Darwin’s theory of natural selection, however, we must view human life, generally, and our own lives, individually, as arising through solely nonintentional, physical means. This doesn’t imply that we are “accidents,” because even that term requires a mind, albeit one that created by mistake. Rather, we simply are. To state otherwise, such as saying that you or I exist for a reason, would constitute an obvious category error, one in which we’re applying teleo-functional thinking to something that neither was designed creatively nor evolved as a discrete biological adaptation. (74-75)

Met andere woorden: dat ik het idee heb dat mijn leven een bepaald doel heeft, dat ik daarvan allerlei tekenen om me heen zie dat ik op de goede weg zit of juist een andere kant op moet gaan, dat is allemaal een illusie. Er is geen doel. Mijn leven heeft geen zin. Ik ben er gewoon, toevallig. Zodra we anders gaan denken, gaat onze teleo-functionele manier van denken met ons aan de haal en spiegelt ons allerlei illusies voor.

3. Signs, Signs, Everywhere Signs

In het derde hoofdstuk draait het om de gedachte dat, net zoals we geneigd zijn om aan te nemen dat mensen meer dan hun lichamen zijn (ze hebben namelijk een essentie, een ziel), zo zijn we in specifieke gevallen ook geneigd zijn te denken dat natuurlijke gebeurtenissen meer zijn dan slechts dat. Bepaalde gebeurtenissen vinden plaats om een reden. En opnieuw komt dit, zo meent Bering, door de werking va onze ToM.

Onze ToM wordt “getriggerd” door zaken/gebeurtenissen die opvallen, verrassen, etc, die afwijken van wat we normaliter zouden verwachten. Op dat moment vervallen we gemakkelijk tot illogical thinking volgens Bering (80; de uitdrukking illogical thinking is een catch phrase, die onnoemelijk vaak voorkomt in het boek). Autisten, die een minder goed werkende ToM hebben, zijn volgens Bering veel minder snel geneigd om gebeurtenissen als betekenisvol en als geheime boodschap te duiden (81vv.). Dat komt omdat autisten niet gauw in persoonstermen denken. Autisten die in God geloven beschouwen God überhaupt vaker als een onpersoonlijk principe of een betekenisvol patroon dan als een handelende, intentionele persoon. Schizofrenen aan de andere kant hebben een hyperactieve ToM en zien juist overal tekens (86vv.). De meeste mensen zweven ergens tussen beide extremen in.

Met name wanneer mensen existentieel op een bepaald belangrijk kruispunt in hun leven zijn gekomen, een belangrijke beslissing moeten maken, en God vervolgens om een teken vragen, die kunnen uiteindelijk van alles en nog wat als een teken van God zien. Die gaan overall van alles hineininterpretieren. Of zoals Bering het formuleert: Our minds make meaning by disambiguating the meaningless (99). Opnieuw lijkt Bering hier te beweren dat hij weet hoe het werkelijk zit. Gebeurtenissen gebeuren gewoon, ze zijn uiteindelijk zinloos of betekenisloos. De zin of betekenis van een gebeurtenis is in the eye of the beholder, maar in werkelijkheid een illusie.

Uiteindelijk komt het erop neer dat onze intuïties over wat het geval is volgens Bering vaak onjuist zijn:

In any event, the important take-home point is that natural events outside the head are filtered through our evolved theory of mind and interpreted subjectively inside the head. And our reasoning about anything outside of our own skulls does not necessarily reflect any intrinsic reality about what we perceive. (101)

Bering komt hier op een punt dat filosofisch belangwekkend is, namelijk een weerlegging van het “naïeve realisme” dat stelt dat wat we waarnemen ook het geval is. Dat hoeft helemaal niet, zo meent Bering. Ons brein houdt ons vaak genoeg voor de gek, vervormt de werkelijkheid en laat ons geloven dat er dingen zijn die er helemaal niet zijn. Het punt is dan wel: hoe weet je wat werkelijk is en wat “waan” of “illusie” is? Daarover laat Bering ons volledig in het donker. Maar goed, dat is natuurlijk ook niet het centrale punt van zijn boek, hij kan natuurlijk niet alles bespreken.

Nadat Bering vervolgens op pagina 103-108 is ingegaan op natuurlijke theologie en de (in Berings ogen vergeefse) pogingen om de evolutietheorie religieus te duiden (bijvoorbeeld in het kader van “theïstische evolutie”), besluit hij het hoofdstuk met een prozaïsche lofzang op de natuurlijke selectie:

The theory of natural selection, of course, has more than enough explanatory oomph to get us from the primordial soup of Day 1 of life on earth to the head-spinning, space-traveling, finger-pointing, technologically ripe conurbations we see today. Even if an intentional God were needed for Existence with a capital “E” (which is by no means obvious), He certainly wasn’t needed for our particular human existence. Neither was He needed for the evolution of the cognitive system – theory of mind – that has allowed us to develop theories about unobservable mental states, including His. And He definitely wasn’t needed to account for what we’ve evolved to perceive as “good” and “evil”; that, too, is the clear handiwork of natural selection operating on our brains and behaviors.

(Let overigens eens op de enorme retorische kracht die er uit deze alinea spreekt, door signaalwoorden als “of course”, “even if…”, “certainly”, “definitely”, en “clear handiwork”. Dit is Berings typische manier van schrijven.)

9 gedachten over “Jesse Bering – "The God / Belief Instinct" (deel 3)”

  1. we simply are. doet me denken aan God die zegt, ik ben die ik ben.
    Even kort gezegd we zouden dus moeten zijn als dieren. They simply are. hebben geen illusies. zien geen tekenen, zij leven gewoon. nou, dat is precies wat veel atheïsten en evolutionisten geloven dat we zijn, dieren.
    Sommige atheïsten gaan er dus vanuit dat we dieren zijn, deze man zou graag willen dat we dieren worden?
    Een bijbelse visie is dat we als mens goddelijke eigenschappen hebben anders dan dieren en dat we gemaakt zijn om over de aarde en alle dieren te heersen (lijkt mij vrij makkelijk in te passen in wat iedereen om zich heen ziet gebeuren)
    maar deze man zegt eigenlijk, gedachten, gevoelens, emoties, keuzes,verlangens kennis, inzicht, wijsheid etc. is er niet, het is een illusie.
    en dan later zeggen we hebben illusies nodig (maar dieren hebben dat niet nodig)

  2. Interessant Taede. Paar opmerkingen vast:
    =”Op dat moment vervallen we gemakkelijk tot illogical thinking volgens Bering (80; de uitdrukking illogical thinking is een catch phrase, die onnoemelijk vaak voorkomt in het boek).”
    Goed dat je dat opvalt dan, want dat ‘illogical’ zou dan misschien ‘eigenlijk’ wel steeds genuanceerd moeten worden. Of is ‘illogical’ genoeg? Alles op dezelfde manier ‘illogical’, dat lijkt onwaarschijnlijk.
    =”Dat komt omdat autisten niet gauw in persoonstermen denken. Autisten die in God geloven beschouwen God überhaupt vaker als een onpersoonlijk principe of een betekenisvol patroon dan als een handelende, intentionele persoon. Schizofrenen aan de andere kant hebben een hyperactieve ToM en zien juist overal tekens (86vv.). De meeste mensen zweven ergens tussen beide extremen in.”
    En hier voert hij precieze referenties aan vanuit psychologisch/ psychiatrisch/ neurologisch onderzoek? Het differentiëren van mensen gebeurt weliswaar heel vaak in de psychologie (en daarbuiten) maar de ‘precisie’ lijkt me dan, zoals steeds, van groot belang. Ben verder (al lang) niet (meer) op de hoogte, maar de tegenstelling autist schizofreen is voor voor mij nieuw in welke context ook. (Maar goed, onderzoek op dat gebied heeft vooral niet ‘stil’ gestaan vermoedelijk.)
    =Alleen door erbij te zeggen dat je natuurlijk over voortreffelijke taal beschikt, durf ik hier nog even naar voren te brengen, dat me opvalt dat jij het vaker hebt over beslissingen *maken* in plaats van beslissingen *nemen*. Wie weet zijn beide volkomen juist, maar ik kende altijd alleen de laatste uitdrukking. Nee, wees gerust, opmerkingen over taal zal ik verder achterwege laten, want dat hoort hier ook eigenlijk niet, maar deze vind ik ook wel interessant. Doet een beetje denken aan de eventuele verandering in taal (met wél betekenis in dat geval): een kind krijgen of een kind nemen.

  3. Interessant Taede. Paar opmerkingen vast:
    =”Op dat moment vervallen we gemakkelijk tot illogical thinking volgens Bering (80; de uitdrukking illogical thinking is een catch phrase, die onnoemelijk vaak voorkomt in het boek).”
    Goed dat je dat opvalt dan, want dat ‘illogical’ zou dan misschien ‘eigenlijk’ wel steeds genuanceerd moeten worden. Of is ‘illogical’ genoeg? Alles op dezelfde manier ‘illogical’, dat lijkt onwaarschijnlijk.
    =”Dat komt omdat autisten niet gauw in persoonstermen denken. Autisten die in God geloven beschouwen God überhaupt vaker als een onpersoonlijk principe of een betekenisvol patroon dan als een handelende, intentionele persoon. Schizofrenen aan de andere kant hebben een hyperactieve ToM en zien juist overal tekens (86vv.). De meeste mensen zweven ergens tussen beide extremen in.”
    En hier voert hij precieze referenties aan vanuit psychologisch/ psychiatrisch/ neurologisch onderzoek? Het differentiëren van mensen gebeurt weliswaar heel vaak in de psychologie (en daarbuiten) maar de ‘precisie’ lijkt me dan, zoals steeds, van groot belang. Ben verder (al lang) niet (meer) op de hoogte, maar de tegenstelling autist schizofreen is voor voor mij nieuw in welke context ook. (Maar goed, onderzoek op dat gebied heeft vooral niet ‘stil’ gestaan vermoedelijk.)
    =Alleen door erbij te zeggen dat je natuurlijk over voortreffelijke taal beschikt, durf ik hier nog even naar voren te brengen, dat me opvalt dat jij het vaker hebt over beslissingen *maken* in plaats van beslissingen *nemen*. Wie weet zijn beide volkomen juist, maar ik kende altijd alleen de laatste uitdrukking. Nee, wees gerust, opmerkingen over taal zal ik verder achterwege laten, want dat hoort hier ook eigenlijk niet, maar deze vind ik ook wel interessant. Doet een beetje denken aan de eventuele verandering in taal (met wél betekenis in dat geval): een kind krijgen of een kind nemen.

  4. Interessant Taede. Paar opmerkingen vast:
    =”Op dat moment vervallen we gemakkelijk tot illogical thinking volgens Bering (80; de uitdrukking illogical thinking is een catch phrase, die onnoemelijk vaak voorkomt in het boek).”
    Goed dat je dat opvalt dan, want dat ‘illogical’ zou dan misschien ‘eigenlijk’ wel steeds genuanceerd moeten worden. Of is ‘illogical’ genoeg? Alles op dezelfde manier ‘illogical’, dat lijkt onwaarschijnlijk.
    =”Dat komt omdat autisten niet gauw in persoonstermen denken. Autisten die in God geloven beschouwen God überhaupt vaker als een onpersoonlijk principe of een betekenisvol patroon dan als een handelende, intentionele persoon. Schizofrenen aan de andere kant hebben een hyperactieve ToM en zien juist overal tekens (86vv.). De meeste mensen zweven ergens tussen beide extremen in.”
    En hier voert hij precieze referenties aan vanuit psychologisch/ psychiatrisch/ neurologisch onderzoek? Het differentiëren van mensen gebeurt weliswaar heel vaak in de psychologie (en daarbuiten) maar de ‘precisie’ lijkt me dan, zoals steeds, van groot belang. Ben verder (al lang) niet (meer) op de hoogte, maar de tegenstelling autist schizofreen is voor voor mij nieuw in welke context ook. (Maar goed, onderzoek op dat gebied heeft vooral niet ‘stil’ gestaan vermoedelijk.)
    =Alleen door erbij te zeggen dat je natuurlijk over voortreffelijke taal beschikt, durf ik hier nog even naar voren te brengen, dat me opvalt dat jij het vaker hebt over beslissingen *maken* in plaats van beslissingen *nemen*. Wie weet zijn beide volkomen juist, maar ik kende altijd alleen de laatste uitdrukking. Nee, wees gerust, opmerkingen over taal zal ik verder achterwege laten, want dat hoort hier ook eigenlijk niet, maar deze vind ik ook wel interessant. Doet een beetje denken aan de eventuele verandering in taal (met wél betekenis in dat geval): een kind krijgen of een kind nemen.

  5. Interessant Taede. Paar opmerkingen vast:
    =”Op dat moment vervallen we gemakkelijk tot illogical thinking volgens Bering (80; de uitdrukking illogical thinking is een catch phrase, die onnoemelijk vaak voorkomt in het boek).”
    Goed dat je dat opvalt dan, want dat ‘illogical’ zou dan misschien ‘eigenlijk’ wel steeds genuanceerd moeten worden. Of is ‘illogical’ genoeg? Alles op dezelfde manier ‘illogical’, dat lijkt onwaarschijnlijk.
    =”Dat komt omdat autisten niet gauw in persoonstermen denken. Autisten die in God geloven beschouwen God überhaupt vaker als een onpersoonlijk principe of een betekenisvol patroon dan als een handelende, intentionele persoon. Schizofrenen aan de andere kant hebben een hyperactieve ToM en zien juist overal tekens (86vv.). De meeste mensen zweven ergens tussen beide extremen in.”
    En hier voert hij precieze referenties aan vanuit psychologisch/ psychiatrisch/ neurologisch onderzoek? Het differentiëren van mensen gebeurt weliswaar heel vaak in de psychologie (en daarbuiten) maar de ‘precisie’ lijkt me dan, zoals steeds, van groot belang. Ben verder (al lang) niet (meer) op de hoogte, maar de tegenstelling autist schizofreen is voor voor mij nieuw in welke context ook. (Maar goed, onderzoek op dat gebied heeft vooral niet ‘stil’ gestaan vermoedelijk.)
    =Alleen door erbij te zeggen dat je natuurlijk over voortreffelijke taal beschikt, durf ik hier nog even naar voren te brengen, dat me opvalt dat jij het vaker hebt over beslissingen *maken* in plaats van beslissingen *nemen*. Wie weet zijn beide volkomen juist, maar ik kende altijd alleen de laatste uitdrukking. Nee, wees gerust, opmerkingen over taal zal ik verder achterwege laten, want dat hoort hier ook eigenlijk niet, maar deze vind ik ook wel interessant. Doet een beetje denken aan de eventuele verandering in taal (met wél betekenis in dat geval): een kind krijgen of een kind nemen.

  6. Interessant Taede. Paar opmerkingen vast:
    =”Op dat moment vervallen we gemakkelijk tot illogical thinking volgens Bering (80; de uitdrukking illogical thinking is een catch phrase, die onnoemelijk vaak voorkomt in het boek).”
    Goed dat je dat opvalt dan, want dat ‘illogical’ zou dan misschien ‘eigenlijk’ wel steeds genuanceerd moeten worden. Of is ‘illogical’ genoeg? Alles op dezelfde manier ‘illogical’, dat lijkt onwaarschijnlijk.
    =”Dat komt omdat autisten niet gauw in persoonstermen denken. Autisten die in God geloven beschouwen God überhaupt vaker als een onpersoonlijk principe of een betekenisvol patroon dan als een handelende, intentionele persoon. Schizofrenen aan de andere kant hebben een hyperactieve ToM en zien juist overal tekens (86vv.). De meeste mensen zweven ergens tussen beide extremen in.”
    En hier voert hij precieze referenties aan vanuit psychologisch/ psychiatrisch/ neurologisch onderzoek? Het differentiëren van mensen gebeurt weliswaar heel vaak in de psychologie (en daarbuiten) maar de ‘precisie’ lijkt me dan, zoals steeds, van groot belang. Ben verder (al lang) niet (meer) op de hoogte, maar de tegenstelling autist schizofreen is voor voor mij nieuw in welke context ook. (Maar goed, onderzoek op dat gebied heeft vooral niet ‘stil’ gestaan vermoedelijk.)
    =Alleen door erbij te zeggen dat je natuurlijk over voortreffelijke taal beschikt, durf ik hier nog even naar voren te brengen, dat me opvalt dat jij het vaker hebt over beslissingen *maken* in plaats van beslissingen *nemen*. Wie weet zijn beide volkomen juist, maar ik kende altijd alleen de laatste uitdrukking. Nee, wees gerust, opmerkingen over taal zal ik verder achterwege laten, want dat hoort hier ook eigenlijk niet, maar deze vind ik ook wel interessant. Doet een beetje denken aan de eventuele verandering in taal (met wél betekenis in dat geval): een kind krijgen of een kind nemen.

  7. Interessant Taede. Paar opmerkingen vast:
    =”Op dat moment vervallen we gemakkelijk tot illogical thinking volgens Bering (80; de uitdrukking illogical thinking is een catch phrase, die onnoemelijk vaak voorkomt in het boek).”
    Goed dat je dat opvalt dan, want dat ‘illogical’ zou dan misschien ‘eigenlijk’ wel steeds genuanceerd moeten worden. Of is ‘illogical’ genoeg? Alles op dezelfde manier ‘illogical’, dat lijkt onwaarschijnlijk.
    =”Dat komt omdat autisten niet gauw in persoonstermen denken. Autisten die in God geloven beschouwen God überhaupt vaker als een onpersoonlijk principe of een betekenisvol patroon dan als een handelende, intentionele persoon. Schizofrenen aan de andere kant hebben een hyperactieve ToM en zien juist overal tekens (86vv.). De meeste mensen zweven ergens tussen beide extremen in.”
    En hier voert hij precieze referenties aan vanuit psychologisch/ psychiatrisch/ neurologisch onderzoek? Het differentiëren van mensen gebeurt weliswaar heel vaak in de psychologie (en daarbuiten) maar de ‘precisie’ lijkt me dan, zoals steeds, van groot belang. Ben verder (al lang) niet (meer) op de hoogte, maar de tegenstelling autist schizofreen is voor voor mij nieuw in welke context ook. (Maar goed, onderzoek op dat gebied heeft vooral niet ‘stil’ gestaan vermoedelijk.)
    =Alleen door erbij te zeggen dat je natuurlijk over voortreffelijke taal beschikt, durf ik hier nog even naar voren te brengen, dat me opvalt dat jij het vaker hebt over beslissingen *maken* in plaats van beslissingen *nemen*. Wie weet zijn beide volkomen juist, maar ik kende altijd alleen de laatste uitdrukking. Nee, wees gerust, opmerkingen over taal zal ik verder achterwege laten, want dat hoort hier ook eigenlijk niet, maar deze vind ik ook wel interessant. Doet een beetje denken aan de eventuele verandering in taal (met wél betekenis in dat geval): een kind krijgen of een kind nemen.

  8. 2. A Life Without a Purpose
    – “ons eigen individuele bestaan als zinvol te beschouwen ”
    – “doorziet echter de illusie van zinvolheid”
    dit is een buitengewoon verwarrend verhaal zoals beschreven door jou en Bering.
    Wat atheisten claimen is dat ‘de zin van het leven’ niet te vinden is in oude religieuze geschriften of door openbaring tot ons kan komen. Wat is de zin van het leven? Dat zoeken we op! (in de Bijbel en zo). En vervolgens voeren we het uit. Dat standpunt is onzin volgens atheisten. Er is niet zo iets als DE ZIN VAN HET LEVEN, je maakt je eigen leven zinvol door zinvolle dingen te doen. Nuttige dingen. Eventueel altruistische dingen, net wat je zelf zinvol vindt.
    Taede schreef “Mijn leven heeft geen zin. Ik ben er gewoon, toevallig.” Dat eerste (“Mijn leven heeft geen zin”) is verwarrend gezegd. Het is waar in de zin dat niet een hogere macht heeft bepaald wat de zin is van jouw leven. Het is niet waar in die zin dat je natuurlijk zelf zinvolle dingen kunt doen in je leven. En je bepaalt zelf wat zinvol is.
    Taede, denk jij dat de zin van jouw leven ergens geschreven staat of dat je dat ergens uit af kunt leiden? En als het niet ergens vast ligt, dan hoeft het van jou allemaal niet meer?
    Ben je het niet eens met “Ik ben er gewoon, toevallig.”?

  9. Gert,
    In mijn evaluatie kom ik nog uitgebreid op dit punt terug. Laat ik voor nu even dit zeggen: Bering gaat met de atheïstische visie zoals jij die schetst mee. Hij meent dat het leven geen zin heeft, maar dat je er zin aan moet geven. Tegelijkertijd stelt hij dat veel atheïsten inconsequent zijn. Ze zeggen dat ze zelf zin moeten geven aan hun leven, maar in de wijze waarop bijv. Dawkins hierover schrijft, lijkt het toch alsof ze veronderstellen dat ze een soort roeping hebben om het een en ander te bereiken (zin van buitenaf dus). Je maakt zelf die categoriefout (volgens Bering) al door te stellen: ” je maakt je eigen leven zinvol door zinvolle dingen te doen.” Alsof er zinvolle dingen zijn. Nee, zegt Bering, die zijn er niet. Er is niets zinvols aan dingen of aan het leven. Het leven is zinloos.
    Het punt volgens Bering is dat mensen het gevoel hebben dat hun leven zin heeft, en niet dat ze zelf zin aan hun leven geven. Ja, ze geven invulling aan hun eigen leven, maar in overeenstemming met het idee dat ze hebben omtrent wat hun opdracht in dit leven is. Bering stelt nu dat dit idee dat het leven een zin zou hebben (in tegenstelling tot de zin die we eraan geven) een illusie is. Het probleem hiermee is dat hij verder geen argumenten geeft waarom het leven zinloos is; het blijft bij een opeenvolging van beweringen zonder verdere bewijsvoering. Een ander probleem is dat hij uitkomt bij een bijzonder nihilistische levensbeschouwing waarvan hij stelt dat zelfs de meeste atheïsten die niet kunnen accepteren. Ik kom daar in mijn evaluatie op terug.
    Ik denk niet dat we de zin van het leven vinden in heilige boeken etc. Ik weet ook niet of “de” zin van “het” leven wel te omschrijven is. Ik denk inderdaad dat we zelf ten dele zin moeten geven aan ons bestaan. Toch gebeurt dat vaak omdat mensen het gevoel hebben dat ze iets moeten doen in het leven, dat er iets van hen verwacht wordt, hetzij door God, hetzij door hun medemensen. Met andere woorden, veel mensen leven hun leven dialogisch: ze geven zin aan hun bestaan vanuit het idee dat wat ze doen zin heeft. Is dat gevoel een illusie? Bering stelt van wel, maar zijn argumentatie is zwak. Ik ben niet van plan om dat gevoel zomaar tot illusie te verklaren. Ik weet namelijk niet of we het onderscheid tussen objectieve werkelijkheid en illusie zo makkelijk kunnen maken als Bering meent. Ook daar kom ik nog op terug.

Reacties zijn gesloten.