Onze tijd wordt gekenmerkt door diepe ironie. De markt van geluk is groter dan ooit, maar tegelijkertijd constateren we ook dat het najagen van geluk de mensen ongelukkiger maakt dan ooit tevoren. Geluk blijkt niet gelijk te staan aan een ‘goed leven’. De Amerikaanse psychologe en journaliste Emily Esfahani Smith concludeert dan ook in haar recent verschenen boek De kracht van betekenis: Hoe zin te geven aan je leven dat er een verschil is tussen een gelukkig leven en een zinvol leven. In de rijkste landen ter wereld genieten mensen het meest, maar voelen ze zich ook het meest ongelukkig, wat zich vertaalt in bijvoorbeeld een enorme vraag naar antidepressiva. In de armste landen ter wereld, daarentegen, blijken het meeste zin en betekenis te ervaren, ook al valt er misschien weinig te genieten.
Het is het aloude onderscheid tussen hedonia en eudaimonia. Hedonia is de kunst van het genieten van het moment dat volgens de Griekse filosoof Aristippus de sleutel was tot het goede leven. Maar een gelukkig leven is niet hetzelfde als een intellectueel of moreel verheffend leven. Bovendien zijn gevoelens van welbevinden vluchtig. En dus constateerden de Grieken al dat er nog een tweede weg mogelijk is, die met zin te maken heeft: eudaimonia, het Griekse woord voor ‘voldoening’.
Zoals Smith beschrijft is voor Aristoteles eudaimonia geen vluchtige emotie, maar ‘iets wat we doen’. Het is een actief leven. Je probeert je leven actief gestalte te geven, de talenten die je hebt gekregen te benutten, jezelf voor anderen beschikbaar te stellen, dienstbaar te zijn, het gaat om een goed karakter, noem maar op. Waar hedonia zich kenmerkt door een gerichtheid op het zelf, op het ego, daar richt eudaimonia zich op de ander en is het vooral een houding die zich vooral richt op het willen geven.
Zingeving heeft dus niet noodzakelijkerwijs met religie te maken (ofschoon Smith toegeeft dat religies als geen ander weten hoe zingeving werkt). Zingeving gaat over goed leven in het algemeen, over eudaimonia. Hoe bereik je een goed, zinvol leven?
Het blijkt, zo stelt Smith, dat zinvol leven vier pijlers kent: ergens bij horen, een doel hebben, verhalen vertellen en transcendentie ervaren. Zin komt voort ‘uit relaties met andere mensen, uit het nastreven van een doel dat iets bijdraagt aan de samenleving, uit het begrijpen van onze ervaringen en onszelf via verhalen, en uit verbinding zoeken met iets wat groter is dan onszelf’ (49). Rond deze vier pijlers is het boek van Smith gestructureerd.
Via concrete voorbeelden laat ze zien hoe de verschillende onderdelen van zingeving werken, dus hoe mensen zin weten te geven aan hun levens. Ze laat zien hoe mensen hun eigen gemeenschappen van gelijkgezinden maken en zich daarvoor inzetten. ‘Zin is vooral te vinden bij de ander’, zegt Smith. ‘Alleen door ons te richten op de ander krijgen we het gevoel dat we erbij horen en gaan we ervaren dat we ertoe doen, voor de ander en voor onszelf’ (80).
We ontmoeten Ashley Richmond, een jonge vrouw die al vanaf haar kindertijd de droom koesterde om in een dierentuin te werken, en die uiteindelijk door volharding dat doel wist te bereiken: een doel waarin ze het amuseren van mensen combineert met het beschermen van kwetsbare dieren. Mensen die een doel voor ogen hebben blijken veerkrachtiger en gemotiveerder te zijn, stelt Smith. Ze kunnen meer hebben, zijn flexibeler. Mensen die een doel hebben blijken bovendien over een grotere zelfkennis te beschikken, aangezien ze voortdurend bezig zijn met zelf-observatie, dus het kijken naar wie en hoe ze willen zijn. Ze hebben voortdurend een doel voor ogen en zetten alles in het werk om dat doel te bereiken. Zelfkennis blijkt daarmee een belangrijk ingrediënt voor een zinvol leven. Ten slotte heeft het hebben van een doel vaak iets te maken met het willen helpen van anderen. Wat bijvoorbeeld een beroep zinvol maakt, is vaak dat het wordt gezien als een manier om anderen te helpen. En zo kan het beroep van een laagbetaalde schoonmaker als zinvoller en verrijkender ervaren worden dan dat van een goed verdienende manager van een bank.
Het vertellen van een verhaal heeft te maken met het idee van ‘coherentie’: verhalen die we vertellen laten zien wat de samenhang is van ons leven. ‘Het verhaal dat we over ons leven vertellen onthult hoe we onszelf begrijpen en hoe we de manier waarop ons leven zich ontvouwt interpreteren’ (117). Als mensen verhalen vertellen, is dat vaak om te laten zien hoe ze door een tegenslag gelouterd werden en er sterker uit tevoorschijn zijn gekomen. En zo kunnen die verhalen op hun beurt anderen weer inspireren en kracht geven om ook betekenis in hún leven te vinden. Opnieuw, het draait om de ander.
Bij ‘transcendentie’ hoeven we ons geen voorstelling te maken van het bovennatuurlijke, want daar heeft Smith het niet over. Waar ze het wél over heeft, is dat het gevoel van ons eigen ‘zelf’, ons ego, wordt gerelativeerd of zelfs verdwijnt, inclusief de kleinzielige zorgen en verlangens, en plaatsmaakt voor een gevoel van diepe verbondenheid met andere mensen en met de wereld. Transcendentie is paradoxaal: ‘Het zorgt ervoor dat mensen zichzelf als onbeduidend gaan zien, maar tegelijkertijd verbonden met iets wat groots en zinvol is’ (141).
Het boek van Smith is een van de beste boeken over zingeving die ik de afgelopen jaren gelezen heb. Wat mij betreft heeft het alles in zich om een klassieker te worden. Het is laagdrempelig, vooral ook door de vele anekdotes, maar geeft tegelijkertijd een uitstekende analyse van het fenomeen zingeving en de verschillende dimensies daarvan. Het is nuchter geschreven, absoluut niet zweverig en het is al helemaal geen zelfhulpboek.
Voor de goede verstaander laat het boek bovendien zien hoe veel van de problemen die onze westerse samenleving kent voortkomen uit de erosie van zin en betekenis die het neoliberale kapitalisme met zich mee heeft gebracht. En zo leest Smiths boek dus ook als een sterke maatschappijkritiek.
Om een voorbeeld te noemen: waarom nemen zoveel mensen met een vaste baan ontslag om het onzekere leven van een ZZP’er aan te nemen? Heeft dat misschien te maken met de wijze waarop veel werk in onze samenleving is georganiseerd? Werk wordt gezien als een manier om geld te verdienen. Maar het is geen roeping meer. Je bent als werknemer slechts een radertje in het geheel en wat de zin is van wat je doet, is niet duidelijk. Veel mensen kunnen daar niet meer tegen. Zij ervaren het als zinvoller om hun hart te volgen en hun talenten te benutten, zelfs als dat betekent dat ze een stabiel maandsalaris moeten opofferen voor onzekerheid. Als politici het ZZP’erschap willen ontmoedigen, omdat dit ons sociale stelsel zogenaamd zou uithollen, dan moeten ze dat niet doen door ZZP’ers te straffen door hen te verplichten zich te verzekeren, maar zullen ze werk weer zinvoller moeten maken.
Iets soortgelijks geldt ook voor bijvoorbeeld de crisis in het onderwijs: meer salaris voor leraren is wel deel van de oplossing, maar waar het vooral om gaat is dat door de bureaucratische rompslomp de ‘zin’ in het lesgeven is verdwenen. Leraren willen geen rapporten schrijven waaruit de overheid allerlei statistische informatie kan puren. Ze willen simpelweg doen waar hun hart ligt: lesgeven en kinderen wereldwijs maken.
Het is vooral een boek dat laat zien hoe zingeving in onze tijd van existentiële leegheid vormgegeven kan worden. Smiths boek laat zien waar de toekomst ligt: in investeren in zingeving. Het goede leven blijkt niet zo ver weg te zijn, het is bereikbaar, namelijk als een andere kijk op ons actieve leven, een leven dat in dienst staat van en samen met anderen wordt gevierd.
De kracht van betekenis. Hoe zin te geven aan je leven?
Emily Esfahani Smith.
Utrecht: Ten Have, 2017. Paperback. 271 pp.
ISBN 9789025904463. € 19,99
Nieuwsgierig makende recensie!
Het boek is via Bol.com ook als e-book beschikbaar (€12,99).