Dirk Verhofstadt: Atheïsme als basis voor de moraal (boekbespreking)

Onlangs besprak ik een recent boek van de Dalai Lama, waarin hij een moraal predikt die losstaat van godsgeloof. Ik vond dat een buitengewoon sympathiek boek. Ik ben er niet van overtuigd dat moraal zonder religie verwordt tot barbarij. Recentelijk las ik echter een ander boek, het nieuwe boek Atheïsme als basis voor de moraal van de Vlaamse filosoof en voorman van het Vlaamse “vrijdenken” Dirk Verhofstadt (ja, inderdaad, de broer van). Het boek van Verhofstadt is totaal iets anders dan het atheïstische betoog van de Dalai Lama.

Zoals reguliere bezoekers van mijn weblog wellicht wel zullen erkennen, ben ik niet tegen atheïsme. Ik ben wél allergisch voor een houding die “zeker weten” uitstraalt. En die allergie geldt zowel jegens gelovigen die het zeker weten, als jegens atheïsten die het zeker weten.

Helaas moet ik steeds vaker constateren dat veel atheïsten niet uitblinken in epistemologische bescheidenheid. Het boek van Verhofstadt vormt hierop geen uitzondering – integendeel.

Ik accepteer het risico dat onderstaande bespreking met een verzameling ad hominems wordt afgeserveerd, maar kan toch niet anders dan concluderen dat dit boek behoort tot het droeve dieptepunt van wat Nederlandstalige uitgeverijen op het gebied van atheïstische manifesten in het afgelopen jaar hebben geproduceerd.

Moraalfilosoof

De universiteit van Gent ontpopt zich de laatste jaren steeds meer als een instituut dat de atheïstische ideologie met verve weet uit te dragen. Ook Dirk Verhofstadt doceert aan de Gentse universiteit. Volgens de achterflap is hij doctor in de moraalwetenschap en professor media en ethiek. Een hoog opgeleid iemand dus, een expert op het gebied van moraal en ethiek, iemand waarvan je een degelijk werk over ethiek en moraal mag verwachten, goed beargumenteerd en vol van nieuwe inzichten die discussies verder brengen.

Dirk Verhofstadt is van mening dat “ethische regels gebaseerd op vermeende heilige teksten” niet tot “vrede, verstandhouding en wederzijds respect” hebben geleid, maar tot “een spoor van geweld en moord in naam van God” (271). Dit is de toonsoort waarin het boek is geschreven: een gespleten, zwart-wit wereldbeeld waarin religie staat voor alles wat slecht is en waarin de verlichte rede als lichte in de duistere nacht der onwetendheid straalt.

Whiggish

Religie roept op tot geweld, tot moord, het legitimeert foltering en is zelfs schuldig aan Auschwitz. Dat zijn claims waar dit boek vol mee staat. Verhofstadt schroomt daarbij niet om Whiggishe interpretaties van de geschiedenis te hanteren, zoals wanneer hij – schoorvoetend – moet toegeven dat ook seculiere bewegingen tot geweld kunnen aanzetten, zoals communisme en nazisme. Echter, zowel communisme als nazisme waren volgens Verhofstadt geen echte atheïstische bewegingen, maar “seculiere religies waarbij de verering van de dictator op een quasireligieuze manier gebeurde” (74). Communisme en nazisme worden via handige retorische trucjes gereduceerd tot quasireligieuze bewegingen, tot verkapte vormen van religie dus. Atheïsme zou zich nooit tot communisme en nazisme kunnen ontwikkelen, want:

Kenmerkend voor het atheïsme is net haar ongeloof in onfeilbaarheid. In die zin waren de volgelingen van Hitler en Stalin “gelovigen”, net zoals de hedendaagse volgelingen van ayatollahs en andere geestelijke leiders. Zowel Stalin als Hitler werden vereerd en beschouwd als “verlossers” en ook hun naaste makkers die stierven in de strijd werden, net als de eerste christenen en moslimzelfmoordenaars, beschouwd als martelaren voor de goede zaak. (75)

Ook de religieuze moraal ontkomt niet aan Whiggisme, zoals wanneer Verhofstadt betoogt dat de religieuze moraal haar oorsprong helemaal niet heeft in religie, maar dat bijvoorbeeld de nadruk op “geloof, hoop en liefde” al veel ouder is, en dus eigenlijk atheïstisch van aard is. Dat daarbij klaarblijkelijk wordt verondersteld dat religie dus ten diepste wel degelijk een hoogstaande moraal heeft, ontgaat Verhofstadt blijkbaar.

Tien Seculiere Geboden

Hoe dan ook, dit boek wil betogen dat een seculier-humanistische visie gebaseerd op de rede en empathie, met door Verhofstadt zelf geformuleerde “Tien Seculiere Geboden”, zal leiden tot een hoogstaandere morele visie:

  1. Bovenal bemin de mens.
  2. Elk mens is een doel op zich en geen middel.
  3. Handel op de manier dat je zou willen dat iedereen zo zou handelen voor zover die handeling ten goede komt aan de mensheid.
  4. Wees nieuwsgierig, doe kennis op en onderwerp elk standpunt, elke visie en elke hypothese aan de hardste kritiek, ook je eigen standpunten.
  5. Elk mens heeft recht op zelfbeschikking voor zover hij geen schade toebrengt aan anderen.
  6. Gij zult niemand doden tenzij uit zelfbescherming.
  7. Gij zult uw medemensen in nood helpen en goed doen voor anderen zonder daarvoor iets in de plaats te verwachten.
  8. Gij zult andere levende wezens niet doen lijden.
  9. Gij zult zorg dragen voor de natuur en een leefbare wereld nalaten aan komende generaties.
  10. Wees niet neutraal of onverschillig bij conflicten, maar verdedig de zwakken en onderdrukten.

Toch is het allemaal niet heel helder en consistent. Het boek wiebelt behoorlijk, want aan de ene kant stelt Verhofstadt dat empathie en het verzet tegen onvrijwillige pijn de basis voor de moraal zijn (“Op die manier komen we tot een seculiere basis van de moraal”, 121), maar een pagina verder wordt dat weer ontkend (“Daarmee wil ik niet zeggen dat het verzet en het vermijden van pijn het fundament van de moraal is…”, 122). Sterker nog, aan het einde van het boek wordt het wel heel bont gemaakt: “Dit alles betekent niet dat er zoiets zou bestaan als een atheïstische moraal” (269). Waar was het hele boek dan voor nodig?

(Die inconsistentie komt overigens vaker voor, bijvoorbeeld wanneer Verhofstadt stelt dat “Iemand martelen wordt door godsdiensten nog steeds beschouwd als normaal voor mensen die ingaan tegen de wil van God” (29), terwijl hij een paar regels later stelt: “Sinds de Verlichting worden dergelijke martelmethodes afgedaan als barbaars en middeleeuws” (30). Wat is het nu, nog steeds of niet meer?)

Maar een nog groter bezwaar is dat Verhofstadt eigenlijk geen weerwoord kan bieden aan de vraag: Maar waarom zou ik die tien geboden moeten accepteren? De acceptatie van de Tien Seculiere Geboden van Verhofstadt veronderstelt namelijk al een morele basis, en het lijkt het doel van het boek om juist te betogen dat de Tien Seculiere Geboden de basis voor de moraal zijn. Het is daardoor onduidelijk wat voor exercitie Verhofstadt nu eigenlijk aan het uitvoeren is.

Bekende atheïstische paden

De rest van het boek bewandelt de reeds zo bekende atheïstische paden: in het eerste hoofdstuk wordt de herleving van religie beschreven, in volgende hoofdstukken komen de leegheid van godsbewijzen aan de orde en het falen van iedere religieuze ethiek. Ofschoon leesbaar geschreven, is de toon van het hele boek rancuneus, en dat maakt het toch taai om te lezen. Nuance is ver te zoeken, historische accuraatheid eveneens. Argumenteren doet Verhofstadt – een moraalfilosoof nota bene – niet of nauwelijks. Er wordt heel veel gesteld. Argumenten worden bij Verhofstadt ingeruild voor retoriek, drogredenen, inconsistente paragrafen, en anekdotisch-geïllustreerde emotionele betogen die vooral op het gevoel moeten werken, maar geen argumenten zijn. Ook ergerlijk is de verering voor met name Etienne Vermeersch en Paul Cliteur. Ook andere atheïstische auteurs als Floris van den Berg en Anne Provoost worden volledig onkritisch onthaald, terwijl gelovige auteurs met persoonlijke aanvallen en een koffer vol drogredenen worden afgeserveerd (lees bijvoorbeeld de volledig irrationele tirade tegen Alister McGrath, p. 72-76, dat mooi oefenmateriaal biedt voor studenten argumentatieleer en logica).

En dat alles eindigt in een lichtelijk militante oproept tot een “strijdbaar atheïsme” dat zich radicaal moet verzetten tegen alle religiositeit. Want hij herhaalt het regelmatig, zij het soms in ietwat bedekte termen: gelovigen zijn eigenlijk ongewenst in een open samenleving, omdat religies “een rem betekenen op de persoonlijke ontwikkeling, zorgen voor onbehagen en de oorzaak zijn van allerlei kleine en grote conflicten die het harmonieus samenleven hinderen” (17).

Nee, tot geweld wordt niet opgeroepen. Maar wel wordt duidelijk uit het hele betoog dat de houding van mens-, dier- en natuurlievendheid die in Verhofstadts “Tien Seculiere Geboden” worden gepredikt blijkbaar niet gelden jegens gelovigen:

Antisemitisme, moslimhaat, christianofobie zijn uitvloeisels van religies, niet van de rede. (…) De ethiek en de politiek moeten dus bevrijd worden van religieuze dogma’s. We mogen religies niet langer aanvaarden als basis van de moraal. Ze zijn onverdraagzaam tegenover andersdenkenden en te veel gericht op macht en dus onderdrukking. Ze zijn gericht tegen het kosmopolitisme en het individualisme. Ze staan haaks op het recht op zelfbeschikking. De geschiedenis leert ons dat waar men regeert in naam van God de mens ten ondergaat. Daarom moeten we religies als basis voor de moraal vervangen door het atheïsme. (273-274)

Dat er af en toe een zinnetje opduikt als “Een strijdbaar atheïsme betekent geen beeldenstorm. Het staat iedereen vrij te geloven wat hij of zij wil” (269) doet niets af aan de vurigheid van Verhofstadts betoog tegen religie. Want tegenover ieder dergelijk vergoelijkend zinnetje staat dan wel weer een uitspraken als:

Dat de holocaust kon plaatsvinden in het centrum van de christelijke beschaving, het voormalige Heilige Roomse Rijk, is wellicht het sterkste bewijs dat God en de Tien Geboden van de Bijbel geen waarborg vormen voor ethisch correct handelen, maar juist voor afkeer, haat en doodslag. (271)

Juist de verheven moraal die Verhofstadt predikt, blijkt uit het hele boek niets meer dan hypocriete borstklopperij te zijn en een excuus voor een nieuwe intolerantie in naam van atheïsme, die een gloeiende kern van potentiële gewelddadigheid in zich draagt.

Besluit

Ik heb respect voor atheïsten die met enige bescheidenheid en vooral met argumenten proberen hun atheïstische visie aannemelijk te maken. Ik heb ook respect voor atheïsten die toegeven met godsgeloof niets meer te kunnen en vanuit existentiële redenen voor het atheïsme te hebben gekozen. Ik kan echter weinig respect opbrengen voor de wijze waarop Verhofstadt in dit boek opereert. Verhofstadt is een voorbeeld van precies die “zeker-weten”-houding die ervoor zorgt dat het bij mij weer gaat kriebelen.

Het hele boek preekt een antireligieuze boodschap die we nu al zo vaak gehoord hebben. Net zoals bij de boeken van Dawkins en Hitchens is ook bij Verhofstadt geen sprake van gedegen sociaal-wetenschappelijk onderzoek, maar lijkt dit boek een vat vol onderbuikgevoelens dat aan brakke lucht wordt blootgesteld. Enig besef voor historische, sociale en culturele complexiteit lijkt bij Verhofstadt totaal afwezig. Generalisaties en zwart-wit-denken overheersen. Religie zet aan tot marteling, moord en sociale disharmonie, atheïsme leidt tot vrede, vrijheid en sociale harmonie.

Is dit reclame voor de redelijkheid die een atheïstische levenshouding moet kenmerken? Zou dit boek werkelijk respect moeten aanwakkeren voor atheïsme? Of moet dit boek beschouwd worden als een schaamlap voor anderen om het voorbeeld van één der intelligentsia te volgen (“als zo iemand het al doet, dan mag ik ook”) en ongeremd onderbuikgevoelens te ventileren zonder scrupules? Misschien moet je concluderen dat het atheïsme met vrienden als Verhofstadt geen vijanden meer nodig hebt? De naïviteit en irrationaliteit van Verhofstadts visie, zoals beschreven in dit boek, is stuitend en de titel van “doctor in de moraalfilosofie” onwaardig.

Maar goed, geloof me vooral niet op mijn woord – ik zal immers door critici tot de schare der gelovigen worden gerekend en dus als bevooroordeeld. Lees dus vooral het boek zelf.

Dirk Verhofstadt, Atheïsme als basis voor de moraal. Antwerpen/Utrecht: Houtekiet 2013. ISBN 9789089242563. 325 pp. Paperback, € 19,95.

10 gedachten over “Dirk Verhofstadt: Atheïsme als basis voor de moraal (boekbespreking)”

  1. Wanneer je het boek van Frans de Waal, ‘De Bonobo en de tien geboden’ leest kom je tot de vaststelling dat de ‘natuurlijke aard’ van vele denkende dieren (o.a. primaten en wij mensen natuurlijk) de basis vormt van de moraal. Empathie, samenwerking, rechtvaardigheidsgevoel zit in de genen omwille van het simpele feit dat dit de kans tot overleven vergroot. Wat een verspilling van energie en gigantisch leed is er niet ten behoeve van de religie. Terwijl de natuur ons het antwoord geeft op de vraag van goed en kwaad. Frans de Waal heeft hiermee een zeer belangrijk, grensverleggend boek geschreven waar volgens mij veel te weinig aandacht wordt aan geschonken.

  2. In deze review kan ik me dan wél vinden. ‘Atheïstische moraal’ betekent helemaal niets, behalve dan, een moraal, vrij van religie, maar wat die moraal dan zou moeten betekenen, zal dan al snel een basis hebben als ‘ander(en) (leven) zo min mogelijk schade te berokkenen’. En dit is niet alleen ‘natuurlijk’, het is verstandig, je helpt jezelf er ook mee. Atheïsten zijn niet de eerste die dit bedacht hebben, zo doen we het al 10 duizenden jaren en werd(en) God(en) gebruikt als stok achter de deur (en nog wel meer stokken!) om die moraal dan ook te handhaven.
    Religieuze moraal is helemaal niet per definitie ‘slecht’, het is enkel ‘slecht’ omdat het onwrikbaar is. Gelovigen menen dat hun moraal ‘objectief juist’ is, terwijl met een atheïstische moraal, je niet verder zal komen dan ‘Wij’ of ‘de meerderheid van de mensen’ of ‘in deze situatie’. (en zo is het sowieso, altijd al geweest, of gelovigen dit nu inzien of niet.)
    Moraal is niet iets dat je vast kúnt leggen. En ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat een atheïstische moraal niet ook gevaarlijk of gevaarlijker kan zijn dan een religieuze, dat kan ze zeker. Maar een ‘objectieve’ moraal, is dan misschien duidelijker, of handzamer, in een wereld waar tijd gewoon doorstroomt en situaties nu eenmaal veranderlijk zijn, moet een moraal ook veranderlijk kunnen zijn. Gelukkig zijn veel rechters dat ook in onze Nederlandse maatschappij.
    Maar ja, hoe maak je een veranderlijke moraal, die wel zoveel mogelijk ‘goed’ is? Ik denk (en hoop!) dat tot de rest van het voortbestaan van de mens, we hier mee zullen blijven worstelen. Want het mag dan behalve ‘lijden’ en strijd betekenen, het betekent ook vrijheid en dat we nog ‘leven’. Dat er lijden en ellende is, is helaas de keerzijde van een maatschappij waarin wij niet allemaal in machines zijn verandert. Één ‘universele’ moraal, ik denk helemaal niet dat we dat moeten willen…
    Of het nu een (incorrect ingevoerde ‘universele’) atheïstische, of religieuze ‘universele’ moraal zou zijn.

  3. Teade: Ik ben wél allergisch voor een houding die “zeker weten” uitstraalt. En die allergie geldt zowel jegens gelovigen die het zeker weten, als jegens atheïsten die het zeker weten.

    Dat ben ik volstrekt met je eens, sterker nog we zouden eens goed naar het hoe en waarom van onze eeuwige drang naar verklaringsdrift moeten kijken.

    Dat behelst toch slechts allemaal bezigheidstherapie, want we weten het gewoonweg niet, gevolg, we gaan er in allerlei varianten (je kunt het niet zo gek bedenken) psychisch mee op de loop.
    Waarom zouden we nu als mens niet met een mysterie kunnen leven, dat verschaft mij wel stof tot nadenken.

  4. Dennus,
    wat echt verbaast is eigenlijk de scheiding die ontstaat tussen geloof en geen geloof.
    Pas wilde je, als atheïst, want daartoe voel je jezelf verbonden, afscheid nemen van Taede,
    atheïsten schijnen, net als bepaalde gelovigen, zeer kwetsbare mensen, snel geraakt. Waarom moet je jezelf als mens eigenlijk om het even tot wat rekenen, de ene reden kan zijn een overtuiging (een geloof) het andere ergens toe behoren om je tegen iets anders te kunnen of moeten afzetten (als een aard dwangmatigheid die je nodig hebt of menseigen is.) Dan houdt men gesprekken levendig wie de schuld is aan alle oorlogen, (schuldvragen zijn ook belangrijk.) Ik kan me bij atheïsten daarom niet aan de indruk onttrekken van een verder geloof, een organisatie, een groep, een beweging mensen die samen iets ‘belijden’ ,een eigen waarheid. Die ze net zo hard verdedigen als de gelovige ‘zijn’ waarheid.

  5. Een menselijke (lees: humanistische) moraal is geënt op de mens en zijn vermogens. Het is tevens onderhevig aan veranderingen, want alles bij de mens verandert. Je kan het positief interpreteren omdat iets onveranderlijks geen vooruitgang zou inhouden.

    Iets dat of iemand die onveranderlijk is, is óf volmaakt óf heeft niet het vermogen om uit zijn beperktheid te treden. In de christologie is God volmaakt en verandert daarom niet. Een verandering bij Hem zou betekenen dat Hij niet volmaakt is. Bij een mens, die per definitie niet volmaakt is, zal daarom steeds veranderingen moeten optreden om zich te ontwikkelen. Maar ontwikkeling is niet per definitie een positieve ontwikkeling.

    Kijk eens naar de seksuele moraal van DE(?) mens. De één vindt seksuele vrijheid (doe wat je wilt) een bevrijding, terwijl de ander dit ziet als losbandigheid. De één vind pedoseksualiteit immoreel, terwijl de ander vindt dat dit een geaardheid is waar die pedoseksueel niets aan kan doen en uitsluitend een variant op de norm is. In de zestiger en zeventiger jaren waren de COC en heel wat wetenschappers zeer mild tegenover pedoseksualiteit (zolang zo iemand maar niet aan zijn jonge kinderen zat…). Wie een pedoseksueel aan het woord laat, zal als snel merken dat
    hij vindt dat jonge kinderen macht over hem hebben en dat eigenlijk hij de zwakke is in deze “relatie”. Andere mensen zeggen juist dat hij als volwassene een kind manipuleert en zijn wil opdringt. De pedoseksueel zal tegenwerpen dat je kinderen geen moraal moet opdringen en dat zij zelf moeten kiezen wat zij willen. Bovendien vinden kinderen seks lekker. In principe vindt ieder mens seks lekker, tenzij je aseksueel bent. Drugs en drank zijn ook lekker, maar daarom nog niet per definitie goed. Er is een vereniging van zoöfielen in Duitsland. Ze hebben 100.000 leden en willen nu dat bestialiteit uit de wet wordt geschrapt. De voorzitter van de ze club woont al 8 jaar samen met zijn hond. Wie geeft hier een beoordeling die juist is? Wat voor bezwaar is er indien twee soorten “zoogdieren” seks met elkaar hebben? Is seks van een mens met dieren verwerpelijk? Word ik niet in mijn persoonlijke vrijheid beknot…? Is seks met dieren dierenmishandeling of is het een gruwelijke vermenging?

    Indien God de Schepper is, hoe zou Hij hier tegenaan kijken en hoe zou een mens die persoonlijke vrijheid en autonomie als hoogste ideaal stelt (het humanisme van het Humanistisch Verbond), hier over oordelen?

    Als er een God bestaat die ook de Schepper is dan bepaalt Hij de regels van de moraal. Indien er geen Schepper is en wij bij toeval, tijd en aanpassing zijn ontstaan uit het niets, dan bepaalt de mens toch voor zichzelf wat goed en kwaad is? Als de Schepper niet bestaat heeft de mens het voor het zeggen. Indien de Schepper wel bestaat, dan is de atheïst in grote problemen.

  6. Eenzelfde ervaring als Taede had ik met het lezen van Verhofstadts boek “Pleidooi voor individualisme”, een paar jaar geleden. Een rare mengeling van dogmatische uitspraken, onkunde van belangrijke literatuur op het vakgebied, zichzelf voortdurend tegenspreken, verkeerd citeren, enz. En dat terwijl ik sympathie had voor het pleidooi an Sich. Het is me werkelijk een raadsel hoe zo’n man aan een universiteit terecht komt. België is nogal hiërarchisch en nepotistisch, dus misschien helpt het dat hij broer van is. En misschien is hij goede vriendjes met professionele atheïsten zoals Braeckman, die in Gent doceert? Ik zag dat Braeckmans bulldog Maarten Boudry laatst ook al instemmend verwees naar Verhofstadts hier besproken boek over atheïstische moraal, dus wellicht is hier sprake van een naar zichzelf verwijzende cirkel – zoals vaak bij lectuur van nieuwe atheïsten. Anders kan ik V’s positie niet plaatsen, want hij lijkt me toch een intellectueel lichtgewicht.

    Het roept wel de vraag op hoe het komt dat atheïsten zo vaak wegkomen met dit soort kletskoek. Zou het komen omdat ze – althans in het Nederlands taalgebied – te weinig worden tegengesproken en daardoor lui zijn geworden? Ik wil niet beweren dat alles wat door theologen en gelovige filosofen wordt geschreven allemaal intellectueel hoogwaardig is, maar toch: dit soort lectuur haalt zelfs de ondergrens niet die in theologie en filosofie als minimum wordt gehanteerd. Onbegrijpelijk.

  7. Ik heb zelf een lange weg afgelegd van diep Evangelisch gelovige naar agnosticus en nu sinds tientallen jaren overtuigd Atheïst. Het boek “Atheïsme als basis voor de moraal” heeft mij dus ongelooflijk geboeid en ik beschouw hem als de “ANTI-BIJBEL”;
    Ik vraag mij echter af waarom de auteur Leo Apostel en Jaap Kruithof niet vermeld in zijn encyclopedie van filosofen. Deze twee personen lagen toch aan de basis van de vrijzinnigheid in Vlaanderen !!!!
    Ondanks dit denk ik dat iedereen deze “Anti-Bijbel” moet lezen !
    Gegroet.
    Willy

Reacties zijn gesloten.