De mystiek van Oost en West: Michel Dijkstra over Meister Eckhart en Dogen

Bron: Bol.com

Vergelijkingen tussen christendom en boeddhisme zijn al zo vaak gemaakt. Ze strijken ongelijkheden glad en zetten parallellen sterk aan met als doel om uiteindelijk tot een harmonieuze synthese te komen. Het zijn boeken vaak geschreven voor en door christenen die zich aangetrokken voelen tot het boeddhisme. Het boeddhisme is een atheïstische religie (in die zin dat het bestaan van goden soms expliciet ontkend wordt maar in elk geval irrelevant wordt geacht om het heil – verlichting – te bereiken), en dat is bedreigend voor een christelijke geloofsovertuiging waarin God juist de allesbepalende rol speelt. Toch voelen veel christenen zich aangesproken door de meditatieve en contemplatieve levenshouding die uit de boeddhistische levenskunst naar voren komt. Hoe die te rijmen met het christelijk geloof? Vandaar die boekjes, waarin bovendien niet zelden uitspraken van Jezus als boeddhistisch worden uitgelegd, met alle problemen van dien.

Het is dan ook meer dan terecht dat veel filosofen, religiewetenschappers en theologen argwanend staan tegenover pogingen om christendom en boeddhisme samen te brengen. Sterker nog, de academische pogingen om christendom en boeddhisme met elkaar te doen samensmelten zijn vandaag de dag vrijwel volledig verlaten. Velen erkennen dat ‘het’ christendom en ‘het’ boeddhisme niet bestaan, en dat er evenzovele verschillende vormen van christendom zijn als vormen van boeddhisme. Bovendien lijkt de aandacht verschoven naar een benadrukken van verschillen tussen religies, juist om de andersheid van de andere religie als unieke en niet-reduceerbare verschijningsvorm van de menselijke drang naar zingeving te laten zien.

En dan is daar ineens dat boekje In alle dingen heb ik rust gezocht, dat bij uitgeverij Vantilt is verschenen. De schrijver, Michel Dijkstra, heeft het aangedurfd om het dunne koord dat boven die een gapende afgrond hangt te betreden door parallellen én verschillen tussen twee middeleeuwse denkers uit het Westen en het Oosten te beschrijven. In zijn boek, dat een oefening is in de discipline van de comparatieve filosofie, gaat Dijkstra in op de parallellen tussen het denken van Meister Eckhart (ongeveer 1260-1328) en de zenmeester Dogen (1200-1253).

Dijkstra is in de filosofische gemeenschap in Nederland geen onbekende. Hij publiceerde al eerder artikelen en boeken over taoïsme, zen en over Eckhart. In alle dingen heb ik rust gezocht is een boekje van slechts 152 pagina’s dat de publieksversie van zijn proefschrift dat hij op 10 september 2019 aan de Radboud Universiteit verdedigt.

‘Indra’s net’

Het boekje begint met de vraag naar de zin van het leven. Want dat is waar het in religie en in filosofie ten diepste om draait. Dijkstra stelt dat zowel Eckhart als Dogen die vraag als inadequaat beschouwen, omdat die een tweedeling impliceert van leven en zin. Beide denkers zijn het er ten diepste over eens ‘dat het leven zijn eigen zin vormt’ (8). Bovendien zijn beide denkers het erover eens dat de veelheid die we in het leven ontmoeten ten diepste een eenheid vormt. Voor Eckhart is die eenheid de rust die de ziel vindt in God. Voor Dogen is die eenheid de boeddhanatuur van alles. Hun beider visie op de werkelijkheid is ‘non-duaal’, wat voor Dijkstra betekent: ‘de onscheidbaarheid van twee opposities zonder dat ze één pot nat of een “eenheidssoep” worden. Deze non-duale relatie kan daarom ook met de frase “verschil-geen-verschil” aangeduid worden: jouw gezicht in de spiegel is jouw gezicht en ook niet’ (11).

Met andere woorden, de relatie tussen eenheid en veelheid is niet zodanig dat de veelheid ten diepste opgaat in of gereduceerd kan worden tot een eenheid. Dijkstra slaagt er in dit boekje op bewonderenswaardige wijze in om te laten zien dat voor Eckhart en Dogen de veelheid van dingen een eigen bestaanswijze heeft, die ook een eigen omgang ermee vereist. De veelheid die we in de wereld tegenkomen is geen illusie. De afzonderlijke dingen bestaan echt en hebben zelfs een zeker autonoom bestaan (in de zin van: ze hebben hun eigen omgangsregels en wetmatigheden).

En toch is er een ander niveau van het bestaan waarop alle afzonderlijke dingen een eenheid vormen. Een prachtig beeld dat Dijkstra daarvoor gebruikt is dat van ‘Indra’s net’: de werkelijkheid als een web van juwelen die schitteren en elkaar reflecteren. Ieder juweel is uniek en toch worden in dat juweel ook alle andere juwelen van het totale web tegelijkertijd weerspiegeld. Dat betekent volgens Dijkstra: ‘ieder ding weerspiegelt alle andere dingen op zijn eigen, unieke manier en alle andere dingen tonen zich in de “spiegel” van het ene ding op hun bijzondere wijze. Op die manier komt de identiteit van de particuliere edelsteen tot stand door zijn banden met het collectief van de andere juwelen’ (45). Als ik dat beeld van Indra’s net eerder had gekend, had ik er in mijn boek Thuis in de kosmos zeker naar verwezen!

Als Dogen en Eckhart elkaar ontmoet hadden, zouden ze elkaar dan begrepen hebben? Zouden ze het met elkaar eens kunnen zijn geweest? Dijkstra meent van ja. En hij neemt de lezer in zijn boek mee op een weg door de ideeënwereld van Eckhart en Dogen. Hij beschrijft hun ideeën naast elkaar en relateert ze aan elkaar, waarbij hij de verschillen tussen beide denkers accentueert maar tegelijkertijd laat zien hoe sterk hun ideeën onderling resoneren.

Het grootste verschil tussen beide denkers lijkt erin te bestaan dat Eckhart God als bron van alles accepteert. De werkelijkheid is substantieel verbonden met God als bron van volheid waaruit deze werkelijkheid is voortgekomen en waar die werkelijkheid uiteindelijk ook weer naartoe gaat. (Ik zeg hier: ‘substantieel’, maar besef dat dit eigenlijk geen recht doet aan de genuanceerde visie van Eckhart zelf, die het zijn van de wereld en het Zijn van God toch scherp onderscheidt). Een substantiële visie van de werkelijkheid is Dogen volstrekt vreemd, de clou van de metafoor van Indra’s net is immers ‘dat het verlichte universum zichzelf draagt: er is geen substantie of andere “drager” in, achter of boven het heelal’ (45). Andere verschillen die Dijkstra bespreekt zijn o.a. de nadruk op eenheid (Eckhart) tegenover veelheid (Dogen) en hun visies op de rol van de tijd.

‘Bevrijdende intimiteit’

Die verschillen nemen volgens Dijkstra niet weg dat beide denkers in de concrete uitwerking van hun levenskunst op heel veel punten dicht bij elkaar komen. Hun gemeenschappelijke levenskunst vat Dijkstra prachtig samen onder de noemer ‘bevrijdende intimiteit’: ‘De weg naar eenheid van Meister Eckhart en zenmeester Dogen leidt van geslotenheid naar openheid, van geïsoleerd-zijn naar verbinding en van versplintering naar concentratie’ (103). Zowel bij Eckhart als Dogen mondt levenskunst niet uit in navelstaarderij, maar juist in een actief in het hier en nu in de wereld staan om met je volle aandacht te doen wat er hier en nu door de omstandigheden van je gevraagd wordt.

Michel Dijkstra
Bron: ISVW

Het mag duidelijk zijn dat voor wie geïnteresseerd is in mystiek en religieuze levenskunst, dit boek een echte aanrader is. Wel moet gezegd worden dat het voor de gemiddelde lezer die niet veel voorkennis heeft van Eckhart en/of Dogen geen gemakkelijk boek is. Dat heeft vooral te maken met de ‘vreemdheid’ van het denken van beide denkers. Dogen is ons vreemd vanwege de Chinese manier van denken en schrijven. De beelden die Dogen gebruikt zijn niet direct helder en moeten ons door Dijkstra worden uitgelegd. Je moet dus wat denkwerk verrichten om de gedachtegang te volgen.

Eckhart is ons vreemd vanwege zijn godsbeeld. Weliswaar schrijft hij over God en doet dat bovendien op een vaak persoonlijke manier. Maar Eckhart is geen theïst in onze moderne zin van het woord. Hij werd ook in zijn eigen tijd niet begrepen en uiteindelijk is hij tot ketter verklaard. Dit komt door zijn negatief-theologische insteek (dus de mystieke herneming en ontkenning van alles wat positief over God wordt uitgesproken) en zijn non-duale visie die voor veel gelovigen – helaas ook vandaag nog, zij het volstrekt ten onrechte – naar pantheïsme riekt.

Anachronisme

Als ik al een kritiekpuntje op het boek mag formuleren, is dat het volgende. Aan de VU wordt van studenten bij scripties gevraagd om een ‘kritische hermeneutiek’ te formuleren, dat wil zeggen: ze moeten zich bezinnen op hun eigen veronderstellingen ten aanzien van het onderwerp waarover ze schrijven en die bezinning ook onder woorden brengen. Ook bij Dijkstra is een veronderstelling aanwezig, namelijk een raamwerk van wat de Italiaanse filosoof Gianni Vattimo een ‘sterke metafysica’ noemt: het denken in waarde-geladen hiërarchieën. Het viel mij namelijk op dat Dijkstra voortdurend schrijft over het ‘hoogste principe’ van Eckhart en Dogen, te weten respectievelijk God en de boeddhanatuur. Het beeld van Indra’s net veronderstelt echter ‘dat er geen hiërarchisch onderscheid wordt gemaakt tussen mensen, dieren, planten en levenloze zaken’ (46).

Met andere woorden, dat Dijkstra de boeddhanatuur bij Dogen diens ‘hoogste principe’ noemt, is een anachronisme: Dijkstra beschrijft een visie in termen van een metafysisch raamwerk van hogere en lagere (en dus belangrijkere en onbelangrijkere) principes, dat vreemd is en zelfs tegengesteld is aan de visie van de denker in kwestie. Ik heb Dijkstra’s boek twee keer gelezen en in de citaten die Dijkstra geeft geeft Dogen zelf niet over de boeddhanatuur als een ‘hoogste’ principe of iets van die strekking. Bij Eckhart is het spreken over een ‘hoogste’ principe wellicht nog acceptabel, gezien het feit dat Eckharts denken sterk geworteld is in de metafysica van Plotinus. Maar bij Dogen is spreken over een ‘hoogste principe’ toch ongemakkelijk. Als dit zo ook in het proefschrift staat, lijkt mij dat toch wel een punt waarop men Dijkstra kritisch zou kunnen bevragen.

Mystieke ‘drive’

Maar dit is een kritiekpunt dat niemand ervan zou moeten weerhouden dit boek te gaan lezen. Het is een boek dat mij persoonlijk fascineerde, omdat het resonanties laat zien tussen twee mystieke denkers die bijna niet te vergelijken zijn. Ik werd door het boek opgezogen, mede omdat de mystieke denkbeelden die beide denkers ontwikkelen ook mij persoonlijk aanspreken. Zoals gezegd, ik las het twee keer, ook omdat sommige gedachtegangen gewoon meerdere keren gelezen moeten worden om echt doorzien te worden (ik weet niet of ‘begrepen’ het goede woord is). Het boek is een proeve van filosofische reflectie. Dijkstra propageert geen mystieke visie op de werkelijkheid of een bepaalde religieuze levensvisie. Toch vermoed ik dat onder dit boek, en het onderzoek dat eraan vooraf ging, wel degelijk een bepaalde mystieke of religieuze drive van de auteur zelf schuilgaat. Je proeft de persoonlijke fascinatie van Dijkstra voor beide denkers op iedere pagina. Alleen jammer dat hij zo weinig over die drive zegt.

Vooral werkt dit boek inspirerend voor de lezer die gevoelig is voor dergelijke zinvragen omdat het bijdraagt aan het zelf nadenken over dergelijke kwesties. Je wordt zelf als lezer actief aan het denken gezet. En dat laatste kun je helaas lang niet van alle filosofische proefschriften zeggen, en daarom: lezen dit boek!

In alle dingen heb ik rust gezocht: De weg naar eenheid van Meister Ekhart en zenmeester Dogen.
Michel Dijkstra.
Vantilt, 2019. Paperback. 152 pp.
ISBN 9789460044496. € 15,00


Vind je mijn blogs de moeite waard? Zo ja, zou je dan misschien een kleine bijdrage willen overwegen?

Mijn weblog bestaat al sinds 2005. Met veel plezier schrijf ik in mijn eigen tijd en op eigen kosten recensies en andere blogbijdragen. Echter, de kosten van o.a. webhosting lopen ieder jaar verder op. Donaties stellen me in staat om content te plaatsen en nieuwe initiatieven te ontwikkelen.

Mocht je willen doneren, dan kan dat hier: https://tasmedes.nl/doneren/

Alvast ontzettend bedankt voor je steun!

– – Taede Smedes