Gisteravond las ik de laatste pagina’s van het boek Grondslagen van het atheïsme van de onderwijzer, uitgever, journalist en anarchist Anton Levien Constandse (1899-1985). Een hele bevalling, want het gaat hier om een herdruk van een boek van bijna een eeuw oud.
Constandse is één van de grootheden van het twintigste-eeuwse Nederlandse vrijdenken. Grondslagen van het atheïsme verscheen al in 1926. Het werd in 1978 in een door Constandse zelf aangepaste en ingekorte uitgave herdrukt (met de gepastere titel ‘Grondslagen van het atheïsme’). En nu is het boek bij Kelderuitgeverij herdrukt.
Het is mij eerlijk gezegd niet heel duidelijk welk boek nu herdrukt is. Ik vermoed dat het gaat om een herdruk van het boek uit 1978, maar de verwarring ontstaat doordat het boek de titel heeft gekregen van het oorspronkelijke werk uit 1926. De druk is volgens de colofon ‘ongewijzigd ten opzichte van die uit 1978’ (vandaar dus mijn vermoeden), maar wel werden ‘ter wille van de leesbaarheid naamvalsuitgangen vervangen en werd op enkele plaatsen de tekst iets aangepast’. Helaas is niet aangegeven waar die aanpassingen zijn gemaakt. Ook is een inleiding toegevoegd van Paul Cliteur. Dat voorwoord voegt inhoudelijk niets aan het boek toe.
In 1926 zal het boek ongetwijfeld baanbrekend zijn geweest. Iemand die op het hoogtepunt van de Verzuiling zo onverholen kritisch durft te schrijven over godsdienst moet behoorlijk lef hebben gehad. Maar gelezen met de blik van vandaag viel me vooral op hoe wollig het boek geschreven is en hoe schraal de inhoud is. Constandse is geen Dawkins. Hij schrijft beschaafd, maakt religie nergens echt belachelijk, maakt gelovigen niet uit voor zwakzinnigen, maar is toch zeer negatief over religie. Dat gelovigen in een illusoire ‘god’ geloven (Constandse weigert pertinent ‘God’ – dus met hoofdletter – te schrijven), is voor hem nog tot daaraan toe.
Je vindt in het boek dan ook amper argumenten die het niet-bestaan van God waarschijnlijk moeten maken. Dat is voor hem blijkbaar niet zo belangrijk of al een gepasseerd station. Waar hij zich bij religie vooral aan stoort, is het mensbeeld dat de gelovige heeft. Voor Constandse is het centrale probleem vooral dat de gelovige mens niet autonoom is en dus geen zelfbestuur en zelfbeheersing kan uitoefenen, en dus uiteindelijk niet vrij is. Religie is wensdenken, zo praat Constandse (kritiekloos) Feuerbach en Freud na. Religie is een loflied op de hulpeloosheid van de mens. De mens wordt klein gehouden, de mens kan zichzelf niet redden, dat moet aan een god worden overgelaten.
Het beste hoofdstuk van het boek is hoofdstuk 8, over ‘atheïsme en de zielkunde’, dus psychologie. In dat hoofdstuk komt het meest pregnant naar voren wat Constantse ziet als de missie van zijn atheïsme. Constandse volgt de ideeën van Sigmund Freud, die stelde dat religie een waanidee was (in de psychologische zin van het woord). Constandse schrijft vervolgens:
Wanneer iemand een waanidee bezigt, zijn daarvoor een aantal onderbewuste oorzaken aanwezig. De werkelijke oorzaken tot de waan zijn dus niet meer helder in het bewustzijn, ze zijn onderbewust geworden. De dwaling is slechts op te heffen, door deze werkelijke gronden weer in het bewustzijn terug te roepen en een logisch wereldbeeld te herstellen: eerst dán is men van de waan bevrijd. Eenzelfde genezing dient het atheïsme toe te passen: door de zielkundige oorzaken van de godsdienst aan het licht te brengen de gelovigen innerlijk te bevrijden. (185)
Atheïsme is dus een geneesmiddel om mensen te genezen van een waan:
Dat geneesmiddel is te vinden in de opvoeding van de mens tot een zelfdenkend en zelfhandelend wezen: het collectieve bewustzijn moet hij omvormen tot zelfbewustzijn, de kritiekloze aanvaarding vervangen door zijn controlerend oordeel en zijn minderwaardigheidsbesef overwinnen door de kennis van de eigen vermogens en het vertrouwen op eigen kracht. (191)
Ik vond het frappant dat Constandse nergens ingaat op de vraag wat religie eigenlijk is (hij lijkt vooral het christelijk geloof en het jodendom op het oog te hebben, een gaat helemaal niet in op bijvoorbeeld boeddhisme of hindoeïsme). Ook definieert hij nergens wat volgens hem atheïsme is. Ofschoon Constandse niet moe wordt om aan te geven hoe slecht de invloed van religie is op de mens en de samenleving, beschrijft hij nergens hoe zijn atheïsme wél een positieve invloed heeft. Wat is het wervende van atheïsme? Loopt atheïsme niet uit op een nihilisme, een huldiging van de zinloosheid van alles? Constandse zwijgt in alle toonaarden (ook al geeft hij hoog op van Nietzsche). Ook argumenteert Constantse nergens, het boek is nogal pamflettistisch van aard. Ik vond het een vermoeiend boek.
Wat me verder opviel, is dat Constandse – net als vandaag de dag zo vaak op militant-atheïstische websites gebeurt – vooral precies meent te weten wát gelovigen geloven en waaróm ze het geloven. Met name het hoofdstuk over psychologie bevat derhalve nogal wat psychologisering.
Constandse lijkt vooral te denken dat wanneer de slechte invloed van godsdienst bestreden is, de mens zich vanzelf ten goede zal ontwikkelen. Er zit dus een sterk utopische trek in Constandses denken, een heilig geloof in de goedheid van de mens, die deels geïnspireerd lijkt door Duitse denkers waar Constandse vaak naar verwijst. Dat positieve mensbeeld is nogal ironisch, gezien het feit dat het boek oorspronkelijk in het Interbellum verscheen, dus in het tijdperk tussen twee vernietigende wereldoorlogen in, waarin het door Constandse geroemde Duitsland zo’n belangrijke rol speelde.
Kelderuitgeverij heeft zich volgens eigen zeggen gespecialiseerd in het uitgeven van ‘[t]eksten die niet vergeten moeten worden, herinneringen van en monumenten voor mensen die hun leven eraan gewijd hebben een rechtvaardiger maatschappij te scheppen’. Het boek van Constandse past uitstekend bij die visie, maar eerlijk gezegd bevat het boek van Constandse verder zoveel achterhaald gedachtegoed dat een heruitgave van dit boek amper gerechtvaardigd is.
Grondslagen van het atheïsme.
Anton Constandse.
Kelderuitgeverij, 2018. Paperback. 260 pp.
ISBN 9789079395385. € 17,50
Merkwaardig om te spreken over ‘grondslagen van het atheïsme’, dus een grondslag voor een overtuiging van het niet-bestaan van iets of iemand. Normaal hebben overtuigingen van iets dat bestaat een grondslag nodig. De enige grondslag die ik me kan voorstellen voor het atheïsme is… het theïsme! Atheïsten doen niets anders dan constant het theïsme aanvallen, want het atheïsme is nu eenmaal ook niet te bewijzen.
Al zullen ze gruwen van deze vergelijking, maar de werkwijze van atheïsten lijkt veel op die van sommige fundamentalistische jonge-aarde creationisten: bij gebrek aan wetenschappelijke argumenten voor hun eigen standpunt, vallen ze hun opponenten aan.
Veel atheïsten zijn dan ook echte fundamentalisten die a priori hebben besloten geen enkel theïstisch argument te accepteren. Richard Dawkins heeft bijvoorbeeld al eens verklaard dat niets hem nog van God kan overtuigen, al zou het een duidelijk ‘wonder’ zijn. Hij zou altijd er van uitgaan, dat het toch een soort Copperfield truc is. Als je dat zegt, ben je een fundamentalistische dogmaticus en niet wetenschappelijk bezig. Hij zit dan ook duidelijk in de categorie fundamentalisten die zich vooral bezig houden met het aanvallen van hun opponenten, in plaats van een stevig betoog vóór de eigen overtuiging neer te zetten.
Wat dat betreft vraag ik me af wat bedoeld wordt met de zin “Constandse is geen Dawkins.” Slaat dit zin terug op de zin daarvoor, waar staat dat de inhoud van het boek van Constandse ‘schraal’ is? Dan vind ik de opmerking enigszins misplaatst, want Dawkins bedient zich ook vooral van anti-theïstische slogans i.p.v. diepgaande inhoud. Of slaat die zin op wat erachter staat en gaat het over het onbeschaafde belachelijk maken dat Dawkins regelmatig doet – misschien door gebrek aan echte argumenten?
In dat geval kan ik het plaatsen.
Beste Peter,
Dank voor je opmerkingen. Wat ik bedoelde te zeggen met dat Constandse ‘geen Dawkins’ is, is dat hij niet de felle anti-religieuze retoriek hanteert die Dawkins hanteert. (De opmerking wordt dus in wat volgt verduidelijkt.) Constandse blijft ten allen tijde toch tamelijk beschaafd, en dat kun je van Dawkins niet zeggen. Wat overigens niet wil zeggen dat er niet ook overeenkomsten zijn. Zo legt ook Constandse graag de nadruk op alles wat er vooral fout is aan het christendom (vrouwenonderdrukking, kindermishandeling, etc.), en rept hij met geen woord over de vormen van beschaving die het christendom óók heeft gebracht (bijv. in de vorm van ziekenhuizen, universiteiten, etc.).
Ik ben het overigens met je eens dat de titel (‘Grondslagen…’) volstrekt de lading niet dekt. Het boek gaat helemaal niet over positieve grondslagen voor een atheïstische levensbeschouwing, maar is een opsomming van manieren waarop de atheïst zich vooral afzet tegen (vooral) het christelijk geloof. Constandses atheïsme is dus wezenlijk een parasitair atheïsme, in zoverre het zijn bestaansvorm laat afhangen van datgene wat het verwerpt, namelijk het theïsme van het christelijk geloof.
Bedankt voor de verduidelijking. Overigens is het aanwijzen van zaken die mis zijn in 2000 jaar christendom natuurlijk helemaal geen argument voor atheïsme. Atheïsme/theïsme gaat over het al dan niet bestaan van een persoonlijke God en dat staat los van hoe gelovigen zich gedragen.
Ach ja, Anton Constandse, die sprak altijd op de radio; een prachtige stem, wat hij zei weet ik niet meer.
Was nog in de tijd dat men vond dat er een concept als ‘atheïsme’ moest zijn, nu hoeft dat voor velen (a la John Gray) niet meer.
Smedes heeft – naast ktiek – ook een groot compliment: “Je vindt in het boek dan ook amper argumenten die het niet-bestaan van God waarschijnlijk moeten maken. Dat is voor hem blijkbaar niet zo belangrijk of al een gepasseerd station.” Terecht.
Ha Taede,
Moet die ‘gepastere titel’ niet ‘Grondgedachten’ zijn ? – er staat nu twee maal ‘Grondslagen’.
Hartelijk,
Frederik
Hoi Frederik, je hebt helemaal gelijk. Ik heb de tekst aangepast. Dank voor je opmerkzaamheid!