Je hebt morgen een belangrijke dag en wilt slapen, maar het lukt maar niet. Woelend onder de dekens probeer je wanhopig om in slaap te komen, maar dat werkt dus alleen contraproductief. Hoe meer je wilt slapen, hoe minder het lukt. De oplossing? Probeer eens niet te proberen. Maar dat laatste is gemakkelijker gezegd dan gedaan, dat weet iedereen uit ervaring.
En dat weet ook Edward Slingerland, de Amerikaanse hoogleraar Aziatische Wetenschappen. Hij schreef recentelijk een boek over deze problematiek, dat nu in het Nederlands bij Maven Publishing verschenen is met als titel Proberen niet te proberen: Waarom alles beter gaat als je het niet te graag wilt. Een boek dat eeuwenoude Chinese wijsheid koppelt aan moderne sociaal-psychologische inzichten.
Tijd voor een bespreking…
Wu-wei
In dit boek zullen we de vele facetten van spontaniteit verkennen, evenals het raadsel waarvoor ze ons stelt: waarom spontaniteit zo essentieel is voor ons welzijn en tegelijkertijd zo ongrijpbaar is. Hoe je je best moet doen om niet je best te doen is in feite een oud probleem en heeft door de hele geschiedenis heen denkers overal ter wereld beziggehouden. Enkelen van de belangrijkste en invloedrijkste denkers leefden in het oude China. Ik ben van mening dat deze denkers, afkomstig uit de zogenaamde confucianistische en taoïstische school, een diep inzicht in de menselijke toestand hadden dat voor ons nog altijd zeer nuttig kan zijn. (15)
Ziehier de inhoud van het boek van de Amerikaanse religiewetenschapper Edward Slingerland in een nutshell. Spontaniteit van handelen wordt bij de oude Chinezen ‘wu-wei’ genoemd. Wu-wei is geen toestand van inactiviteit of passiviteit, maar verwijst volgens Slingerland
naar de dynamische, moeiteloze en niet-zelfbewuste geestestoestand van iemand die optimaal actief en effectief is. Mensen in wu-wei voelen zich alsof ze niets doen, terwijl ze op datzelfde moment misschien een briljant kunstwerk scheppen, soepel een complexe sociale situatie afhandelen, of, wie weet, de harmonieuze wereld herstellen. Juist en doeltreffend handelen komt iemand in wu-wei ‘aanwaaien’; het gaat vanzelf, net zoals het lichaam zich als vanzelf overgeeft aan het verleidelijke ritme van muziek. (16)
Vandaar dat we wu-wei dan volgens Slingerland ook zouden kunnen omschrijven als “moeiteloze activiteit”. Zoals wel duidelijk mag zijn, heeft het verwantschap met het idee van flow of van “in de zone zijn”, ofschoon Slingerland ook stelt dat er verschillen zijn tussen deze ideeën en wu-wei.
“De” (spreek uit: duh)
Maar wu-wei is niet alles. Mensen die in de toestand van wu-wei verkeren, hebben volgens de oude Chinezen een eigenschap die de (spreek uit: duh) genoemd wordt: “een stralen dat anderen kunnen waarnemen, en het fungeert als uiterlijk signaal dat men in wu-wei is” (16). De is een soort charisma, iemand met de heeft een magisch effect op anderen, zodat heersers die de hebben moeiteloos mensen kunnen laten doen wat ze willen. De is bovendien ideaal voor de sociale omgang, omdat mensen met de aardig gevonden worden en vertrouwen genieten. Vandaar dat wu-wei en de begerenswaardige eigenschappen zijn die nagestreefd worden – ofschoon het nu precies het punt van wu-wei is dat ieder actief nastreven van wu-wei uitloopt op teleurstelling, omdat het gaat om een moedwillig “proberen om niet te proberen”.
Tot zover de terminologie. Wat Slingerland nu in dit boek doet, is de wijsheid van het oude China omtrent wu-wei en de in gesprek brengen met moderne wetenschappelijke, met name neurowetenschappelijke en (sociaal-)psychologische, inzichten omtrent hoe mensen denken en handelen.
Structuur van het boek
Hoofdstuk 1 gaat beknopt in op de Chinese beschrijvingen van wu-wei en de (met name van Zhuangzi en Laozi), en op de wijze hoe de moderne hersenwetenschappen de basisintuïties daarvan onderschrijven. De oude Chinezen beschouwden wu-wei vooral als een sociale vaardigheid, het sociale functioneren in een groep stond in hun beschouwingen van wu-wei centraal. Wu-wei wordt vandaag de dag vooral als een individuele eigenschap beschouwd en functioneel benaderd (“hoe kom ik zo snel mogelijk in de zone?”), maar voor de oude Chinezen ging het om het functioneren van de persoon in de groep, waarvoor wu-wei en de behulpzaam waren.
De sociale en spirituele dimensies van wu-wei en de worden in hoofdstuk 2 verder uitgediept. Hierin wordt duidelijk dat het denken over wu-wei voor de oude Chinezen was ingebed in een religieuze denkwijze waarin het individu een deel is van een groter geheel, het gaat dus om een holistische zienswijze. Wanneer je wu-wei hebt, kun je helemaal “opgaan in” de activiteit die je onderneemt, je wordt deel van een groter geheel: “Bij wu-wei geef je jezelf over aan iets waar anderen in kunnen delen omdat het groter is dan jij” (70).
Chinese denkers
De hoofdstukken 3 tot en met 6 gaan vervolgens over hoe verschillende Chinese denkers hebben nagedacht over hoe je de toestand van wu-wei bereikt. Hoofdstuk 3 behandelt Confucius, die een soort van “kunstmatige natuurlijkheid” wilde kweken, een je strikt houden aan bepaalde normen en regels (ook in contexten waarin die volstrekt zinloos zijn), om een mind-set te creëren die bevorderlijk is voor wu-wei. In hoofdstuk 4 staat Laozi centraal, die juist het tegenovergestelde van Confucius lijkt te prediken, door de nadruk te leggen op een volstrekte gelatenheid van de geest: je moet juist helemaal ophouden met je best te doen, dan komt wu-wei vanzelf. Inspanning en streven zorgen ervoor dat we juist kwijtraken wat we willen hebben.
Na de twee extremen van Confucius en Laozi behandelt Slingerland in hoofdstuk 5 het denken van Mencius, die een soort tussenvorm propageert, waarbij hij neigt naar het denken van Confucius, waarbij dan wel de nadruk komt te liggen op moreel handelen, en dan met name op het kweken van empathie. Hoofdstuk 6 gaat over het denken van Zhuangzi, die juist naar de ideeën van Laozi neigt door de gelatenheid (“vergeet het, laat het los”) te benadrukken. Het gaat Zhuangzi er dan met name om dat we ons “ik” dat vaak een moeiteloze sociale omgang in de weg staat, kwijt (durven) raken.
Paradox
Hoofdstuk 7 begint met te benoemen waar de voorgaande vier hoofdstukken op uitdraaiden:
We hebben nu vier verschillende vroeg-Chinese strategieën voor het bereiken van een toestand van wu-wei bekeken en gezien dat er op de achtergrond een constante spanning aanwezig is. Zolang we maar in een toestand van totale spontaniteit en niet-zelfbewustzijn kunnen komen, komt het verder wel in orde, zeggen al deze denkers. Dan zullen we in harmonie met de Hemel zijn. We zullen de bezitten, een charismatische kracht die sociaal en politiek succes brengt, en we zullen ons met bovennatuurlijk gemak door de fysieke wereld bewegen. Maar al deze denkers confronteren ons ook met een probleem: hoe kun je bewust je best doen om oprecht te zijn of geen moeite te doen. We worden aangespoord om in een toestand te geraken die, uit de aard der zaak, middels bewust streven onbereikbaar is. Dit is de paradox van wu-wei: het probleem van hoe je je best kunt doen om niet je best te doen. (212)
Het is deze spanning of paradox, zo beschrijft Slingerland ten slotte, die de grondslag is geworden van alle Oost-Aziatische religies inclusief het zenboeddhisme. Slingerland beschrijft hoe de paradox van wu-wei samenhangt met het ontstaan van de beschaving (de transitie van jager-verzamelaars naar boeren en stadsbewoners). Het punt is dat er allerlei onbewuste, bijna instinctieve mechanismen in onze geest werkzaam zijn, maar dat de beschaving vaak uitgaat van meer bewuste en rationele mechanismen, die indruisen tegen die instinctieve mechanismen. (Slingerland spreekt door het hele boek van “warme”, onbewuste, en “koude”, bewuste, cognitie.)
Bij een poging om wu-wei te bereiken, is het zaak dat er een dynamisch en contextueel bepaald (d.w.z. op specifieke situatie betrokken) evenwicht ontstaat tussen de onbewuste en bewuste denk- en handelwijzen. De problematiek draait er dus om, hoe we dat evenwicht kunnen bewerkstelligen. De vier genoemde Chinese filosofen proberen strategieën aan te dragen om dat evenwicht te creëren. Het is een proces waarbij bepaalde kennis niet wordt geleerd, maar vooral verinnerlijkt, het moet echt een deel van jezelf worden. Zoals Slingerland duidelijk maakt, is dat evenwicht vooral van belang in het sociale verkeer: wu-wei draait fundamenteel om cognitieve controle, vertrouwen, en de spanning tussen deugden en sociale vaardigheden.
In het achtste en laatste hoofdstuk probeert Slingerland chocola te maken van de paradox door te laten zien hoe in verschillende situaties verschillende strategieën behulpzaam kunnen zijn (uiteraard zonder succes te garanderen). De conclusie is dat de paradox blijvend is, maar dat die paradox in de praktijk vaak tijdelijk is (p. 267), met name wanneer het moment van reflectie wordt ingeruild voor momenten van doen en opgaan in de activiteit.
Kritische kanttekeningen
Ik moet bekennen dat ik de laatste twee hoofdstukken (7 en 8) de minst geslaagde van het boek vind. Alle hoofdstukken zijn tamelijk lang, en Slingerlands schrijfstijl is springerig en essayistisch, wat betekent dat de structuur van de hoofdstukken niet altijd even helder is. (Dat ligt overigens niet aan de vertaling, want die is, zoals bij vrijwel alle boeken die ik van Maven Publishing heb gelezen, weer heerlijk vloeiend.) Het is het doel van de laatste twee hoofdstukken is om de verschillende draden van het boek bij elkaar te trekken, maar doordat deze twee hoofdstukken toch tot de minst gestructureerde van het boek behoren, slaagt Slingerland daar slechts ten dele in. Heel eerlijk gezegd: de twee hoofdstukken zijn tamelijk rommelig.
Maar die rommeligheid en vaagheid geldt ook wel wat het boek als geheel. Ik vond het boek boeiend en erg interessant, maar het viel me behoorlijk moeilijk om na ieder hoofdstuk in een paar zinnen te zeggen wat nu eigenlijk de strekking van het gelezen hoofdstuk was. En toen ik het boek helemaal uit had, heb ik me ook zitten afvragen wat nu eigenlijk de boodschap was die Slingerland met dit boek wil brengen. Waar gaat het hem nu precies om? Er komt zoveel in ter sprake, dat de centrale boodschap een beetje uit het vizier lijkt te zijn geraakt. Dat alles zorgt er toch voor dat ik wat ambivalent ben over het boek en niet onverdeeld positief.
Inzichten
Niettemin vond ik het boek op een aantal punten erg interessant. Zo is het ten eerste een mooie samenvatting van de denkbeelden van Confucius, Laozi, Mencius en Zhuangzi met betrekking tot wu-wei, waarbij de samenhang én de verschillen tussen deze denkers mooi wordt beschreven, met treffende voorbeelden en bronvermeldingen. Vervolgens was het inzicht dat wu-wei en de voor de Chinezen vooral een sociale en morele (én overkoepelend religieuze) betekenis had voor mij volstrekt nieuw. We zijn geneigd om flow vooral te betrekken op bepaalde activiteiten, maar voor de oude Chinezen was de centrale kwestie hoe je mensen zover krijgt dat ze deugdzame burgers worden die opgelegde wetten eigenlijk niet nodig hebben, omdat ze op natuurlijke wijze aanvoelen wat een bepaalde situatie van hen verlangt en daarnaar handelen. Met andere woorden: hoe maak je van mensen verantwoordelijke wereldburgers? Zo bekeken krijgt dit boek plotseling ook een politieke en staatkundige dimensie en raakt daarmee aan allerlei hedendaagse sociale problematieken.
Geen zelfhulpboek
Sommige mensen menen dat dit een soort van zelfhulpboek is, en de titel suggereert dat ook wel enigszins. Dat is het absoluut niet. Het is een boek over Chinese filosofie en hoe eeuwenoude wijsheid licht kan werpen op een sociaal-psychologisch onderwerp dat vandaag de dag nog altijd als raadselachtig wordt gezien. Het boek is dan ook vooral interessant voor lezers die geïnteresseerd zijn in Chinese filosofie en/of (sociale) psychologie, maar ik vermoed dat bestuurders en politici ook zo hun winst met dit boek kunnen behalen. Het is een boek dat eeuwenoude wijsheid in gesprek brengt met moderne kennis, en dus als zodanig een interessant boek dat zich begeeft op de interactie tussen natuurwetenschappen en humanities. Met alle kanttekeningen die ik in het voorgaande heb geplaatst in het achterhoofd, mogen we toch Maven Publishing dankbaar zijn dat ze dit boek in het Nederlands hebben durven uitbrengen.
Edward Slingerland, Proberen niet te proberen: Waarom alles beter gaat als je het niet te graag wilt.
Amsterdam: Maven Publishing 2014.
ISBN 9789491845178, 352 pagina’s, 22,00 euro.
@ Taede
Rare vraag misschien. Maar weet jij of het “ doen” aan wu-wei en aanverwante zaken (Taoisme) toegestaan in het huidige China.?
Hoi Nand,
Onlangs was ik op een conferentie in Münster, waar ik een Chinese hoogleraar ontmoette. Ik heb met hem wat gesprekken gehad, en hij vertelde dat Taoïsme in China was toegestaan omdat het niet als een religie werd gezien. Bovendien, zo zei hij, was Taoïsme volledig onderdeel van de Chinese cultuur en was dus iedereen zo’n beetje taoïst. Of wat hij zei ook echt klopt, is moeilijk voor mij om te verifiëren, maar dit is wat hij mij vertelde.
@ Taede
De werkelijkheid is in China vaak anders dan de autoriteiten naar buiten toe beweren.
Ik heb in 2006 met mijn vrouw twee maanden door China gefietst. Dan vallen er heel veel kwartjes. Het verschil tussen arm en rijk is enorm. Het is een keihard kapitalistisch systeem onder leiding van de communistische partij! Wat de zorg voor het milieu betreft en het dierenwelzijn loopt men ver achter. Heel positief is dat de gewone Chinees zeer ijverig is en leergierig. Die redden zich altijd. Niet depressief te krijgen bij wijze van spreken.
We zijn in verschillende boeddhistische tempels geweest, goed vegetarisch eten daar. Maar hoe ver de overheid erin gaat religie/filosofie toe te staan, is mij niet duidelijk geworden.
We houden het er maar op dat dit klopt:
http://denkenaanzijn.blogspot.nl/2011/09/de-tao-en-het-taoisme.html
Quote column: “Bij een poging om wu-wei te bereiken, is het zaak dat er een dynamisch en contextueel bepaald (d.w.z. op specifieke situatie betrokken) evenwicht ontstaat tussen de onbewuste en bewuste denk- en handelwijzen. De problematiek draait er dus om, hoe we dat evenwicht kunnen bewerkstelligen”
Quote Column: “Het is een proces waarbij bepaalde kennis niet wordt geleerd, maar vooral verinnerlijkt, het moet echt een deel van jezelf worden”.
Ik blijf me nog steeds afvragen op welke manier je kennis nu kunt verinnerlijken, zodat het een deel van jezelf wordt?, maar misschien dat ik iets over het hoofd zie.
@Egbert,
Kort gezegd: het punt is dat kennis louter “knowing that” kan blijven, terwijl het hier gaat om kennis die omgezet moet worden in “knowing how”.
Dat snap ik maar “knowing how” waardoor geïnspireerd dan. Hoe zet je dat om.
Kortom hoe realiseer je nu een soort van transformatieproces in jezelf waarbij je het evenwicht inzake het bewuste en onbewuste denken en handelen realiseert en als gevolg daarvan een goede en adequate reactie zou kunnen genereren in betrekking tot welke specifieke situatie dan ook die je pad kruist.
Egbert,
Ik zou je willen aanraden om het boek zelf te gaan lezen, je vraag is heel specifiek en wordt in het boek uitgebreid behandeld. Ten aanzien van je eerste vraag (“hoe zet je dat om?”): Slingerland geeft het voorbeeld van leren autorijden (pag. 87-88), waarbij je eerst allerlei kennis hebt over hoe de auto werkt, die je je vervolgens lichamelijk eigen moet maken (dus moet interioriseren) voordat de handelingen die het besturen van een auto mogelijk maken (zodanig dat je je aandacht niet meer bij het expliciete besturen, maar op de weg kunt houden) een soort automatisme worden. (Een ander voorbeeld zou zijn het leren bespelen van een instrument, waarbij allerlei expliciete kennis eigen gemaakt, dus geïnterioriseerd wordt.)
De Laozi en Zhuangzi vormen de hoofdwerken binnen het klassieke daoïsme. Tot voor enkele decennia werden ze gerekend tot het ‘filosofische daoïsme’ in onderscheid tot het latere ‘religieuze daoïsme’ (dat tot op de dag vandaag heeft weten te overleven). Daar wordt inmiddels ‘genuanceerder’ over gedacht, maar feit blijft dat de laatste zeker geen ‘vertaling’ is van de denkbeelden van de eerste.
Dit klassieke daoïstische denken is een non-dualistisch denken, zoals ook het (zen-) boeddhistische denken een principieel non-dualistisch denken is.
Slingerland kent dat perspectief niet. Hij leest de Chinese klassiekers vanuit ons gewone dualistische perspectief en ontdekt een paradox: die van het proberen niet te proberen, van het verrichten van inspanningen om inspanning loos te doen, van het bewuste intentieloos te zijn.
Die paradox bestaat niet in een non-dualistisch perspectief, omdat er geen subject en dus geen object (meer) is. “Vanuit de Tao gezien zijn ze allemaal een” zegt de Zhuangzi.
Dat is voor Slingerland een bug te ver. ‘De’ (door Kristofer Schipper vertaald als ‘innerlijke kracht’) is geen eigenschap van een individu die, eenmaal ontplooid, leidt tot charisma, maar is de ‘presentatie’, het present-zijn van Dao in een individuele verschijning.
Wu-wei is niet-duaal doen, of niet duaal-doen. Duaal doen is handelen met ego-intenties, handelen vanuit een perspectief waarbij het individu tegenover de wereld staat in plaats van uitdrukking van wereld te zijn. Wu-wei is in je doen en vooral laten dao volgen en dat betekent volgens de Laozi hoofstuk 51 toch vooral:
“Erzeugen und nicht besitzen,
Wirken und nichts darauf geben,
Erhalten und nicht beherrschen,
das heisst tiefe Tugend [de]”
in een vertaling die ik zelf prachtig mooi vind.
Wu-wei is niet doelgericht omdat er alleen handelen is en geen subject dat handelt met het oog op een bepaald doel. Wu-wei is niet gericht op een zo effectief mogelijk handelen in de wereld omdat dit niet-handelen niet is gericht op een effect, maar op, om het in de woorden van de Zhuangzi te zeggen, op het ‘voeden van de wereld’ en dat is niets anders dan de houding die de Laozi hierboven probeert te communiceren.
Slingerland is een van de exponenten van een hele generatie (vooral Amerikaanse) sinologen die zich met deze klassiekers bezighouden. Enkele uitzonderingen daargelaten lopen hun analyses mank op hetzelfde punt: ze kijken naar de Laozi en Zhuangzi vanuit een (westers) dualistisch perspectief. Natuurlijk zijn ze hoogst actueel, zoals het non-dualistische perspectief altijd hoogst actueel is. Beide werken hebben hun eigen ‘logica’, hun eigen wijze om die boodschap over te brengen. De context waarin ze ontstaan is een specifieke context in de geschiedenis van China maar die natuurlijk, inspanningsloos is te vertalen naar de wereld van nu. Dat veronderstelt dat je wijs ermee omgaat. En dat betekent: vanuit het juiste perspectief.
Slingerland c.s. vertalen wat mij betreft veel te vrij, dat wil zeggen: veel te zeer verbonden aan onze eigen dualistische visie op ons zelf en onze wereld.
Mijn advies is vooral: lees de Laozi en de Zhuangzi zelf, daar word je wijzer van. Met de recente vertalingen van Kristofer Schipper hebben we ze binnen handbereik.