(Wat hieronder volgt is een longread. Het boek van Jung is zodanig omvangrijk en vergt enige inleiding, zodat ik het niet doenlijk vond om de tekst kort te houden. De tekst in twee delen splitsen vond ik ook geen prettige oplossing, vandaar dat ik toch besloten heb deze uitzonderlijke lange recensie van bijna 3.000 woorden hieronder helemaal af te drukken.)
Tijdens mijn studie theologie in Groningen moest ik voor het vak Godsdienstpsychologie het boek Herinneringen, dromen, gedachten, oftewel de autobiografie, van de psychiater Carl Gustav Jung (1875-1961) lezen. Ik heb Jung altijd al een fascinerende denker gevonden, en het was dan ook geen straf om dat boek te lezen. Sterker nog, ik vond het fascinerende lectuur! Maar één hoofdstuk vond ik duister en moeilijk te doorgronden, namelijk het hoofdstuk over ‘De confrontatie met het onbewuste’ (p. 150-174).
Het gaat daarin om Jungs confrontatie met zijn eigen onbewuste en met wat hij noemt het ‘collectief onbewuste’, die laag van het onbewuste die eigen is aan alle mensen, maar waar we niet zelf bij kunnen komen. Jung vertelt in dat hoofdstuk over de periode vanaf pakweg 1911, toen hij in de clinch lag met Freud en feitelijk in een existentiële crisis belandde. Jung vertelt dat hij in die periode door vreemde dromen bezocht werd, die hem tot het inzicht brachten dat zijn onbewuste hem iets probeerde te zeggen. Maar wat? Het hoofdstuk in Herinneringen, dromen, gedachten is zo duister, omdat de dromen en visioenen die Jung had beschreven worden als fenomenen die de grens tussen droom en werkelijkheid doen vervagen. Ik begreep niet precies wat ik aan het lezen was.
In zijn dromen en visioenen treedt de bijbelse figuur Elia op, die later verandert in de ‘heiden’ Filemon, waar Jung mee omgaat, als was het een vriend. ‘Af en toe leek hij me welhaast fysiek reëel’, schrijft Jung. ‘Ik wandelde met hem door de tuin en hij betekende voor mij datgene wat de Indiërs een goeroe noemen’ (160). Betekent dit dat voor Jung werkelijkheid en verbeelding door elkaar liepen? Achteraf bekeken bleek dat inderdaad het geval te zijn. Jung dacht door alle visioenen (die deels ook met de dreiging van een komende wereldoorlog te maken hadden) dat hij zijn verstand aan het verliezen was, dat hij net zo psychotisch aan het worden was als de patiënten die hij hielp.
Fantasieën
De ‘fantasieën’ (zo noemt Jung ze) die hij had, schreef hij tussen 1915 en 1917 op, voorzien van datum, in een notitieboekje met zwarte omslag dat hij ‘het zwarte boek’ noemde. Zo weten we nu dat die ‘fantasieën’ en dromen met name tussen 1913 en 1916 plaats hadden. Later werkte hij die fantasieën nog verder uit in wat hij Het rode boek noemde: een speciaal voor hem vervaardigde, in rood leer ingebonden verzameling vellen perkament. Jung maakte er tekeningen – hele kunstwerken – bij en werkte er een groot deel van zijn leven aan.
Het rode boekwerd legendarisch. Af en toe verwees Jung naar zijn dromen in lezingen en boeken, zijn naaste medewerkers wisten van Het rode boek, hadden er wel eens stukken uit gelezen. Sommigen hadden er zelfs aan gewerkt, want Jung sprak met zijn medewerkers wel eens over publicatie van het boek en was af en toe bezig met de redactie ervan (ofschoon we niet weten hoe serieus zijn uitgeefplannen daadwerkelijk waren). Het rode boek bevat namelijk niet alleen de dromen en visioenen, maar ook Jungs pogingen tot duiding ervan, de zogenaamde ‘tweede laag’ van het boek.
Het rode boek is bovendien een expressie van een methode van omgang met zijn visioenen die Jung ‘creatieve imaginatie’ noemde, of ‘creatieve verbeelding’. Hij was van mening dat zijn dromen en visioenen uitingen waren van het collectief onbewuste, en dat de enige manier om erachter te komen wat de dromen en visioenen betekenden zou zijn om ermee in dialoog te treden. Voor Jung was het een methode die allerlei creatieve processen als schrijven en tekenen behelzen, maar ik ben er nog niet in geslaagd om precies te achterhalen hoe die methode bij Jung precies werkte.
Hoe dan ook, Jung is zijn leven lang met die dromen en visioenen bezig geweest. Sterker nog, in Herinneringen, dromen, gedachten schrijft hij: ‘Al mijn latere werkzaamheden bestonden in het uitwerken van wat zich in deze jaren vanuit het onbewuste heeft baangebroken en waardoor ik aanvankelijk werd overspoeld. Het was de oerstof voor een levenswerk’ (174). Met andere woorden, de kiem van Jungs verdere denken zit helemaal in Het rode boek. Het ligt ten grondslag aan heel zijn verdere werk.
Kluis
Maar hoe belangrijk Het rode boek ook mag zijn, het lag lange tijd verborgen in een kluis in Zürich. Jung had het manuscript onvoltooid achtergelaten bij zijn dood (zelfs de laatste zin van het nawoord is niet afgemaakt en breekt af). Waarom Jung het boek uiteindelijk gewoon heeft achtergelaten, is onbekend. Het manuscript werd niet uitgegeven, de familie borg het op in een kluis. Niemand kreeg er toegang toe, zelfs wetenschappers kregen geen toestemming om het boek te raadplegen.
Pas in 2000 lukte het om de familie ervan te overtuigen het manuscript uit te geven. Die uitgave was nog een heel gepuzzel, want er bleek niet één finaal manuscript te zijn, maar verschillende manuscriptversies die lieten zien dat tijdens Jungs leven het boek voortdurend in wording was. De redacteuren maakten uiteindelijk een beargumenteerde en verantwoorde selectie die als hoofdtekst dienst doet. Maar ze geven ook aan dat er over die selectie discussie mogelijk is.
Talloze afwijkingen die in andere manuscriptversies voorkomen zijn door de redacteuren secuur verwerkt in meer dan 1500 voetnoten. Die noten zijn zeer de moeite van het lezen waard, want Jung had uiteindelijk vooral de neiging om te schrappen, wat de begrijpelijkheid niet altijd ten goede kwam. In de noten wordt helder weergegeven waar Jung schrapte en wat hij schrapte. Ook geven de redacteuren vaak toelichtingen bij de talloze verwijzingen naar bijvoorbeeld mythologische attributen en personages.
De eerste uitgave verscheen in 2009. Het ging toen om een facsimile-uitgave van het oorspronkelijke Het rode boek, dus inclusief de tekeningen en schilderijen die Jung bij de tekst had gemaakt. Dit was – en is nog altijd – een kostbare uitgave. Er was veel belangstelling voor. De uitgave prijkte zelfs korte tijd op verschillende bestsellerlijsten. Er ontstond uiteindelijk vraag naar een goedkopere en handzame versie, en die kwam er in 2012: de zogenaamde ‘Reader’s Edition’, mooi uitgegeven in kunstleer, gedrukt op luxe papier, en voorzien van een leeslint.
De ‘Reader’s Edition’ is een zuivere teksteditie. Het bevat alle tekst van de facsimile-uitgave, inclusief de uitgebreide inleiding van bijna 100 pagina’s die de achtergronden van Het rode boek uitgebreid beschrijft en de vele honderden voetnoten met toelichting door de redacteuren. Het is een schitterende uitgave, ook omdat er veel aandacht is besteed aan de layout. Maar de illustraties ontbreken, ook al staan de beschrijvingen en verwijzingen ernaar nog altijd in de tekst.
Baksteen
Van die ‘Reader’s Edition’ (die in het Engels ondertussen nog moeizaam verkrijgbaar is), heeft de Kampense uitgeverij Van Warven nu een Nederlandse editie gemaakt. Dit is een unieke onderneming en een mijlpaal. Bij mijn weten is Het rode boek nu alleen verkrijgbaar in het Engels, Duits en Nederlands! De vertaler is Hans Huisman, die zich werkelijk met ziel en zaligheid op het vertaalwerk heeft gestort. Het boek ziet er werkelijk fantastisch uit. Het is mooi ingebonden, en eveneens voorzien van een leeslint. Anders dan de Engelse ‘Reader’s Edition’ is deze uitgave niet heel handzaam, maar daarentegen wel een luxe ingebonden, fors boek, een heuse baksteen van bijna 600 bladzijden. De omslag, een ontwerp van Jiske Dassen, is juist in zijn eenvoud fantastisch! Gezien het werk wat er in dat boek heeft gezeten, begrijp ik niet hoe die prijs zo laag heeft kunnen blijven, want het boek kost nog geen 40 euro.
Zoals gezegd, de Nederlandse uitgave bevat de volledige vertaling van de Engelse ‘Reader’s Edition’, maar ook een inleiding van Rinus van Warven (de uitgever) en van de vertaler, waarin hij zijn vertaalbeslissingen toelicht. Huisman heeft zowel de Engelse als de Duitse uitgave gebruikt, waardoor hij – zegt hij zelf – nogal eens afwijkt van de Engelse vertaling. Ook zegt Huisman dat hij goed bekend is met Jungs werk, en dat zie je terug in de voetnoten, want naast de vertaalde toelichtingen van de Engelse ‘Reader’s Edition’ heeft Huisman ook zelf toelichtingen in voetnoten toegevoegd (netjes afgebakend van de oorspronkelijke tekst) waarin hij probeert duiding aan de tekst te geven, veelal vanuit Jungiaans perspectief.
Daar laat ik gelijk maar een kritische kanttekening op volgen. Want zijn de noten in de Engelse editie als voetnoten geplaatst, in de Nederlandse vertaling zijn het eindnoten geworden. Dat betekent voor de lezer die zich echt in de tekst wil verdiepen, dat er heel veel gebladerd moet worden. Ik begrijp nooit zo goed waar het verzet van uitgevers tegen voetnoten vandaan komt. Voor het begrijpen van dit boek kun je echt niet zonder die noten, en dan is het heen en weer bladeren ontzettend hinderlijk.
Archaïsch taalgebruik
Een andere kritische kanttekening betreft de kwaliteit van de vertaling. Hans Huisman geeft aan dat hij opzettelijk archaïsch taalgebruik hanteert. Het rode boek is deels geïnspireerd door Nietzsches Also sprach Zarathustra (waar Jung rond 1911 zeer van onder de indruk was), en ook dat heeft archaïsch taalgebruik, waaraan Jung zich lijkt te spiegelen. Het is een keuze die Huisman heeft gemaakt. Maar dit maakt het lezen van een toch al lastige tekst als deze er niet makkelijker op. Ik heb gemerkt dat de Engelstalige editie vaak een stuk vlotter leest, en dat met name bij de taaie ‘tweede laag’, dus de duiding die Jung probeert te geven.
In de Engelse ‘Readers’ Edition’ wordt duidelijk dat die ‘tweede laag’ bestaat uit een soort fragmenten die achter elkaar zijn geplakt. De fragmenten zijn afgebakend – niet heel duidelijk, geef ik toe – door de eerste hoofdletter van een nieuw fragment in rood af te drukken. Je moet dus goed kijken, maar dan zie je dus dat Jung na iedere paar alinea’s een nieuw onderwerp aansnijdt. Dit maakt het lezen van die ‘tweede laag’ iets overzichtelijker. (Overigens worden in de Engelse editie soms ook blauwe letters gebruikt, en worden sommige woorden – blijkbaar omdat Jung dat in zijn manuscript ook deed – volledig in rood weergegeven. Die ‘markeringen’ ontbreken geheel en al in de Nederlandse editie.)
In de Nederlandse vertaling ontbreekt die afbakening. Dat betekent dat de tweede laag één lang betoog wordt, dat schijnbaar van de hak op de tak springt. Dat laatste is ook wel een beetje zo, maar wel minder als je de Engelse editie er naast legt, die duidelijk maakt dat ieder fragment – meestal – een eigen punt maakt. Die overzichtelijkheid mist bij de Nederlandse vertaling en maakt het lezen dus lastiger. Gezien het feit dat ook de Nederlandse vertaling in twee kleuren – rood en zwart – is gedrukt, is het mij niet duidelijk waarom besloten is om qua structurering met de layout van de Engelse editie te breken.
Monnikenwerk
Over het algeheel beschouwd, kan ik niet anders dan constateren dat met name wat betreft de ‘tweede laag’ (dus Jungs poging tot duiding van zijn dromen) de Engelse editie vaak helderder is dan de Nederlandse vertaling. Ik kan de Nederlandse vertaling dan ook niet lezen zonder af en toe naar de Engelse editie te grijpen om vervolgens te ontdekken dat een passage die mij in het Nederlands duister was, in het Engels veel helderder geformuleerd blijkt. Daarentegen moet ik ook toegeven dat de Nederlandse vertaling pakkender leest waar het de weergave van de dromen en dialogen betreft.
Ik besef dat de vertaling van dit boek monnikenwerk moet zijn geweest, waar ik dan ook ongelooflijk veel respect voor heb. Echter, als recensent moet en wil ik ook eerlijk zijn, en dan moet ik bekennen dat ik er toch wel het een en ander op de vertaling valt aan te merken. Als je het archaïsche taalgebruik even terzijde laat, blijft een feit dat er veel schrijf- en typefouten in de tekst zitten, waaronder soms ook d/t-fouten, en dat het gebruik van aanhalingstekens vaak inconsistent is: wel haakje openen, maar dan niet weer sluiten waar dat moet, waardoor niet duidelijk is waar een citaat eindigt of wanneer iemand stopt met praten.
Als naar Jungs werken verwezen wordt, gebeurt dat soms door naar de originele, Duitse titel te verwijzen – zoals het hoort – maar meestal wordt naar de Engelse titels, dus de vertalingen, verwezen, wat de suggestie wekt dat Jungs werken oorspronkelijk in het Engels verschenen, wat dus niet het geval is. Dit is met name raar omdat Huisman zegt ook de Duitse tekst van Het rode boek tot zijn beschikking te hebben. Ik kan me niet voorstellen dat daarin naar de Engelse vertalingen van Jungs werken wordt verwezen.
Een goede redacteur had veel kunnen betekenen voor deze uitgave. Ik hoop dan ook dat een eventuele tweede druk tevens een herziene versie zal zijn. Niettemin: laat deze kritische opmerkingen niemand ervan weerhouden dit boek te kopen en te bestuderen.
Collectief onbewuste
Voor wie tot zover heeft doorgelezen, zal zich misschien toch afvragen wat nu precies de inhoud van Het rode boek is. Wat staat er nou precies in? Waar gaat het over? Wat hebben we eraan? Het is die vraag, die talloze Jung-geleerden wereldwijd sinds de publicatie ervan in 2009 bezig houdt. Duidelijk is dat je als lezer getuige bent van een soort persoonlijke openbaring door middel van dromen en visioenen die door Jung via een methode van ‘actieve verbeelding’ wordt bevraagd en becommentarieerd.
Er is wel een soort ontwikkeling in te bespeuren – namelijk Jung die probeert tot een synthese te komen van het collectieve onbewuste en zijn eigen psyche, wat hij noemt ‘God baren’ – maar een duidelijke verhaallijn is niet aan te geven. Eén motief waar de goede lezer voortdurend op stuit, is dat van het verzoenen van tegenstellingen. Zwart kan niet zonder wit, goed niet zonder kwaad, hemel niet zonder hel, God niet zonder duivel.
De hoofdstukken volgen meestal eenzelfde stramien: eerst wordt er een visioen of droom beschreven die Jung had, waarna dan een soort van duiding volgt van de mythologische en religieuze motieven en figuren, die vaak nogal abstract is. Je moet redelijk wat van westerse mythologie en christelijke theologie weten om enigszins te snappen waar het Jung om gaat (hoewel de noten gelukkig veel uitleggen). Sommige visioenen zijn overigens gruwelijk en worden door Jung ook zeer plastisch beschreven, zoals de offermoord op een klein meisje waarvan hij, op instigatie van haar ziel, een stuk van de lever moet opeten (p. 303-305).
Gaandeweg het boek merk je dat ook de ‘tweede laag’, dus de duiding, van aard verandert: is die duiding in eerste instantie een haast wetenschappelijke bespiegeling van wat Jung ziet, gaandeweg worden de duidingen voortzettingen van de visioenen die Jung heeft. Poëtische taal krijgt dan de overhand. Jung voelde in zijn eigen leven in die periode droom en werkelijkheid langzaam door elkaar lopen, en dat merk je ook in de duidingen.
Het is een buitengewoon duister werk, maar vreemd genoeg ook een werk waarin je blijft lezen en blijft bladeren, een werk dat fascineert omdat je hier wel een heel intiem kijkje gegund wordt in de geest van één van de grote geleerden van de twintigste eeuw en – hoe groot de kloof tussen toen en nu ook mag zijn – één van de grondleggers van de hedendaagse psychologie. Maar het boek fascineert ook, omdat je merkt dat het boek iets met jezelf doet, met je eigen psyche, als lezer. Dat was althans mijn ervaring, ik zal er hier niet verder over uitweiden.
Mysticus
En toch blijven er ook vragen. Want Jung dacht er dus over om het boek uiteindelijk uit te geven, ook al is onduidelijk hoe serieus dit was. Betekent dit dat hij ook bepaalde, misschien wat al te intieme passages gecensureerd (of zoals de Vlamingen het zo mooi noemen: ‘gekuisd’) heeft? Kijken we echt mee in Jungs geest, of kijken we mee in de geest van Jung zoals hijzelf graag wilde dat we die zouden zien? Heeft hij zaken weggelaten of mooier gemaakt dan ze in werkelijkheid waren? We zullen het vermoedelijk nooit helemaal zeker weten.
Uit de fascinerende en zeer heldere uitgebreide inleiding door Shamdasani wordt wel duidelijk dat Jung aan de beschrijving van zijn dromen niet veel heeft gesleuteld. ‘Het zwarte boek’, dus het oorspronkelijke, eerste notitieboek waarin hij zijn dromen en visioenen opschreef, is er nog en daaraan is te zien dat Jung weinig van zijn dromen geredigeerd heeft. Dat alles geeft toch wel de indruk dat we met Het rode boek een zeer intiem document in handen hebben, waarin iemand letterlijk zijn ziel en zaligheid heeft neergelegd. Met dit boek kom je dichter bij de geest van Jung dan via zijn overige publicaties.
Jung is door sommigen wel een ‘mysticus’ genoemd. Duidelijk is wel dat hij bijzondere ervaringen had (in Herinneringen, dromen, gedachten schrijft hij ook over bovennatuurlijke gebeurtenissen waar hij getuige van was). Jung had een ongelooflijke kennis van literatuur en mythologie, en correspondeerde met wetenschappers uit velerlei disciplines. Het rode boek laat een heel andere kant van zijn persoon zien, een kant die normaliter bij veel mensen verborgen blijft, maar die door Jung onder woorden werd gebracht – een worsteling waar hij zijn hele leven mee actief is geweest. In deze vertaling kunnen we iets proeven van die diep existentiële en bij vlagen ronduit angstaanjagende worsteling die het onderscheid tussen droom en werkelijkheid im Frage stelt.
Jung besefte terdege dat hij op – of misschien met één voet over – de drempel van de waanzin heeft verkeerd, wellicht van een ‘heilige’ of ‘goddelijke waanzin’ waar sommige mystici over spreken. Hij keek in de afgrond. En de afgrond staarde niet alleen terug maar nam ook het woord – een woord waar in de nabije toekomst nog heel wat over gesproken en geschreven zal worden. En nu kan een ieder die het Nederlands machtig is, meespreken en –schrijven. Indrukwekkend.
Het rode boek: Liber Novus.
C.G. Jung (vert. Hans Huisman).
Uitgeverij Van Warven, 2019. Hardcover. 581 pp.
ISBN 9789492421869. € 38,50
Vind je mijn blogs de moeite waard? Zo ja, zou je dan misschien een kleine bijdrage willen overwegen?
Mijn weblog bestaat al sinds 2005. Met veel plezier schrijf ik in mijn eigen tijd en op eigen kosten recensies en andere blogbijdragen. Echter, de kosten van o.a. webhosting lopen ieder jaar verder op. Donaties stellen me in staat om content te plaatsen en nieuwe initiatieven te ontwikkelen.
Mocht je willen doneren, dan kan dat hier: https://tasmedes.nl/doneren/
Alvast ontzettend bedankt voor je steun!
– – Taede Smedes