“25 eeuwen theologie”: imposant, deprimerend. Een essayistische bespreking (boekrecensie)

Het boek 25 eeuwen theologie is de afsluiting van een megaproject waaraan sinds 2010 is gewerkt. De twee samenstellers – Laurens ten Kate en Marcel Poorthuis – kregen hulp van 34 andere theologen en religiewetenschappers om deze inleiding en bloemlezing in 100 hoofdstukken te realiseren. Het mag gerust een mijlpaal genoemd worden. Want ‘theologie’ in dit boek wil niet louter christelijke theologie zijn, maar ook theologie van jodendom en islam.

Brede insteek

Theologie wordt door de samenstellers breed opgevat als staande in het gesprek tussen mens en God maar ook tegelijkertijd reflectie van en op dit gesprek. Theologie staat dus in een geloofstraditie, maar denkt ook kritisch na over die geloofstraditie. De samenstellers benadrukken daarbij dat theologie niet hetzelfde als geloof is, maar wel (vooral) door gelovigen wordt beoefend. Vooral, maar niet uitsluitend. Want ook denkers als Plato, Aristoteles, Spinoza en Nietzsche hebben in dit boek een plaats verworven, juist omdat ze van buitenaf de theologische reflectie aanzwengelden.

De samenstellers vatten theologie ook historisch breed op. Zo laten veel standaardwerken de christelijke theologie meestal rond 70 n.Chr. beginnen, met de evangeliën en de brieven van Paulus, en voor velen begint de eigenlijke theologie pas daarna: met de kerkvaders. De samenstellers zijn echter onder de indruk van Karl Jaspers’ idee van de ‘axiale tijd’ of ‘spiltijd’: het veranderende bewustzijn dat zich zo rond de vijfde eeuw voor Christus op mondiaal niveau lijkt te ontwikkelen en waaruit het confucianisme in China, het boeddhisme en de Upanishaden in India, het zoroastrisme in Perzië, de profetische revolutie in Israël en de filosofie in Griekenland ontspruiten.

Als die axiale revolutie zeg maar rond de vijfde eeuw v.Chr. op zijn hoogtepunt is, dan betekent dat volgens de samenstellers dat dit het resultaat is van een al eerder begonnen ontwikkeling. Vandaar dat de samenstellers  de theologie veel vroeger laten beginnen dan gewoonlijk, namelijk al in de veertiende eeuw v.Chr. De eerste fase van de theologiegeschiedenis begint met Mozes, de profeet Amos, Hesiodus, de voorsocraten, Plato en Aristoteles, en eindigt uiteindelijk met Philo, Paulus en de evangeliën van Mattheüs en Johannes aan het begin van onze jaartelling.

In de ‘axiale tijd’ verandert de houding tegenover goden en mythen. De mens wordt kritischer, men gaat afstandelijker nadenken over het bestaan van goden en wat daarmee samenhangt, twijfel over het bestaan van de goden komt op evenals kritiek op godsdienstige ideeën en praktijken. Kortom: de axiale periode is ‘een wending naar de zelfemancipatie van de mens’, aldus de samenstellers.

Bovendien is die axiale periode volgens Ten Kate en Poorthuis nooit afgesloten! Dus ook wij bevinden ons nog altijd in die ‘axiale periode’. En dus sluiten de samenstellers het boek min of meer lukraak rond het jaar 2000 af met de enige nog levende theoloog uit het boek: Jürgen Moltmann. Ziedaar: 25 eeuwen theologie, besloten in een boek van ruim 730 pagina’s.

Imposant en deprimerend

Het is een boek geworden dat imponeert door de diepgang en breedte. In 100 hoofdstukjes, opgedeeld in negen tijdvakken, wordt een globaal overzicht te geven van de (vooral West-) Europese theologiegeschiedenis van christendom, jodendom en islam. Na een beknopte inleiding van iedere theoloog of stroming volgt een relevante, vertaalde primaire tekst. Veelal is gekozen voor teksten die achteraf bekeken grote impact hebben gehad. Zo is dit een overzichtswerk geworden dat er in Nederland zo nog niet was. En wellicht ook nooit meer komt.

Want ondanks dat het boek imponeert, deprimeert dit boek me ook, op verschillende niveaus. Allereerst deprimeert dit boek omdat uit dit boek wel heel duidelijk wordt wat voor een mannenwereld de theologie is geweest. Van de 100 theologen die worden besproken, zijn er slechts 5 vrouw (Hildegard von Bingen, Clara van Assisi, Hadewijch, Dorothee Sölle en de moslimtheologe Rabia). Dat is deprimerend, maar weerspiegelt wellicht wel eerlijk wie in de theologiegeschiedenis de touwtjes stevig in handen hadden. Ontegenzeggelijk heeft die mannelijke blik de theologie sterk gekleurd, tot vandaag aan toe. Het boek is zo een weerspiegeling van de geschiedenis, die ook schrijnend duidelijk maakt wat er mis mee is.

Maar ook wie naar de schrijvers van de afzonderlijke hoofdstukken kijkt, schrikt. Want blijkbaar is het juk der mannenbroeders nog niet voorbij. Onder de 36 auteurs van 25 eeuwen theologie zijn slechts 7 vrouwen! Een aantal schrijfsters (met name Mirjam Elbers en Welmoet Boender) nemen daarbij meerdere hoofdstukken voor hun rekening, andere schrijfsters (Annemarie de Korte en Daniëla Müller) draven voor één of twee stukjes op. Het geheel is echt uit balans. Waren er echt niet meer vrouwelijke theologen of religiewetenschappers te vinden in Nederland? Ik vind dat moeilijk te geloven. Dit had niet alleen anders gekund, maar zelfs gemoeten.

Opmerkelijke keuzes

Ook enigszins deprimerend zijn de soms opmerkelijke keuzes die de samenstellers hebben gemaakt. Natuurlijk, bij een overzichtswerk als dit valt er altijd wat te mopperen, want iedereen vindt wel dat belangrijke namen ontbreken. Maar toch.

Zo komt in verschillende hoofdstukken naar voren dat de joodse geleerde Rasji een van de belangrijkste joodse theologen is geweest die nog altijd als een religieuze autoriteit geldt. Toch wordt hij in dit boek niet besproken. Ook de mystieke stroming van de Kabbala – die zo bepalend is geweest voor het ontstaan van het Chassidisme – is zo goed als afwezig. Er had toch echt een hoofdstuk in gemoeten over de kabbalistische geleerde Isaac Luria, die met zijn idee van Tzimtzum (de ‘samentrekking’ Gods zodat voor de schepping ruimte gemaakt kon worden) bepalend is geweest voor het joodse denken (denk aan Martin Buber en de recente boeken van rabbijn Jonathan Sacks!) en die tot op de dag van vandaag ook christelijk-theologische discussies over Gods kenosis bepaalt (bijvoorbeeld in het werk van Moltmann).

Over de keuze van moslimtheologen kan ik weinig zeggen, ofschoon ik me niet aan de indruk kan onttrekken dat de islamitische theologie meer ruimte krijgt dan de joodse. En toch… Ik zal ook niet ontkennen dat ik regelmatig het gevoel kreeg dat de keuze om ook de islamitische theologie in dit boek op te nemen een verlegenheidsoplossing is, wellicht ingegeven door een soort wil tot politieke correctheid. Welmoet Boender en Abdelilah Ljamai nemen de meeste moslimdenkers voor hun rekening. Waar duidelijk is hoe het joodse en christelijke denken elkaar onderling beïnvloed hebben, lijkt de islamitische theologie gewoon op een parallel spoor te zitten. De islam mag dan historisch gezien een afstammeling zijn van jodendom en christendom, van interactie tussen de godsdiensten van islamitische zijde is in dit boek – uitzonderingen daargelaten – weinig te merken. Ik kreeg daardoor de indruk dat de samenstellers de islam vooral hebben gedoogd in dit boek, terwijl hun hart uitging naar vooral de christelijke theologie. Of anders gezegd: haal de moslimdenkers uit dit boek, en je houdt misschien wel een consistenter boek over.

Sowieso waren de meeste van de moslimtheologen mij volstrekt onbekend, en de beknopte inleidingen gaven mij veelal onvoldoende achtergrondinformatie om hun ‘zwaarte’ te kunnen bepalen wat betreft hun impact op de voortgang van de traditie. Wel viel me een ontwikkeling op wat betreft de geselecteerde denkers en teksten: waren de eerste moslimtheologen nog ruimdenkend en geïnteresseerd in dialoog met de andere twee godsdiensten, terwijl de geschiedenis vordert wordt de blik van moslimtheologen steeds meer naar binnen gericht en wordt de toon jegens de andere godsdiensten strijdbaarder en vijandiger. Met als dieptepunt de twintigste-eeuwse Egyptische theoloog en filosoof Sayyid Qutb, die een grote inspiratiebron is voor moslimfundamentalisten en IS-aanhangers (ironisch dat zijn hoofdstuk begint op bladzijde 666). Deze ontwikkeling wordt nergens expliciet benoemd of verklaard.

Cultureel isolement

Wat betreft christelijke theologen, hier ligt het zwaartepunt vooral op West-Europese theologie (Oosters Orthodox christendom wordt volledig genegeerd, evenals ontwikkelingen in Engeland en de VS – met uitzondering van William James, die wel een hoofdstuk krijgt). Wat mij verder opviel: Gunning en Bavinck worden belicht, maar de veel invloedrijkere Abraham Kuyper is afwezig (er is slechts één referentie in de index te vinden). Spinoza en Nietzsche worden besproken, maar de theologisch veel invloedrijkere denkers Kant en Hegel (of zelfs Darwin) blijven onbesproken.

En verder: geen Rudolf Otto, Henri de Lubac, Wolfhart Pannenberg , Harry Kuitert of Mary Daly. En wat betreft stromingen: wel katharisme en twee hoofdstukken gnostiek, maar geen bevrijdingstheologie of God-is-dood-theologie of feministische theologie (de samenstellers vonden het blijkbaar voldoende dat Dorothee Sölle als enige voorvechter van de feministische theologie wordt opgevoerd).

Dit is alles de keus van de samenstellers, maar op mij komt het af en toe wat willekeurig over. Of had het misschien te maken met de keuze van de auteurs? Veel auteurs schrijven namelijk over hun eigen stokpaardje; waren er andere auteurs gekozen, waren er wellicht andere denkers besproken.

Ook geloof en wetenschap blijft in het boek uit beeld. En daarmee kom ik tot mijn laatste punt waarom dit boek mij deprimeert. Het wordt namelijk uit dit boek volstrekt duidelijk dat de theologie zichzelf vanaf de Verlichting en met name sinds de Reformatie steeds meer cultureel buitenspel heeft gezet. De cultuur verandert, en je proeft wel de spanning in de teksten dat theologen worstelen met het feit dat ze niet in staat zijn om die cultuur bij te benen. En uiteindelijk vervreemdt de theologie dus volledig van de cultuur, met Karl Barth als triest hoogtepunt (of beter: dieptepunt) van die ontwikkeling met zijn nadruk op de totale andersheid van God en mens.

Bij Barth zijn God en mens zodanig van elkaar vervreemd geraakt dat de mens geen weet meer kan hebben van God. Alleen God zelf kan de zaak nog lijmen. Ondanks Barths literaire klasse – ik vermoed dat de populariteit van zijn theologie wellicht meer te danken heeft aan zijn literaire vaardigheden dan aan de inhoud van zijn theologie – levert dit uiteindelijk een gekunstelde en vandaag de dag volstrekt ongeloofwaardige theologie op, die helaas veel invloed heeft gehad, ook in Nederland. Barth was van mening dat de omringende cultuur geen enkele waarde had voor de christelijke theologie. Met als gevolg dat in Nederland de theologie een volstrekt in zichzelf besloten spel is geworden, waarbij geen enkele theoloog nog in staat lijkt de spelregels voor een oningewijd publiek uit te leggen.

Overlijdensadvertentie

Terwijl ik me door 25 eeuwen theologie heen worstelde (want toegegeven, het was soms een worsteling), besefte ik voortdurend hoeveel interessanter de hedendaagse pluralistische en veelkleurige theologische situatie wereldwijd is in vergelijking met het door Europese molochs gedomineerde verleden (met name dat van de laatste twee eeuwen). Die molochs oefenden een enorme zwaartekracht uit, waar je bijna niet van los kwam. Dergelijke molochs zijn er vandaag niet meer. Goddank!

De theologie is vandaag een veelkleurig en totaal gefragmenteerd landschap geworden waardoorheen talloze kleine beekjes stromen, sommige wat breder dan andere. De grenzen tussen theologie en overige disciplines – psychologie, sociologie, filosofie – zijn poreus geworden. Theologie is net als filosofie een rijke bron van reflectie over culturele expressies als wetenschap en kunst geworden, en bovendien is theologie een bron van valide kritiek op sociale onrechtvaardigheid, zie bijvoorbeeld de feministische of postkoloniale theologie. En zelfs atheïsten doen nu actief aan (a)theologie! Theologie is werkelijk fascinerend!

De meeste theologische benaderingen en stromingen zijn bewust en actief in gesprek met de omringende cultuur, maar door de slepende erfenis van het verleden – de totale vervreemding van theologie en cultuur sinds de Verlichting tot pakweg de jaren ’60 van de vorige eeuw – lukt het vrijwel niet meer om aansluiting te vinden met de rest van de samenleving. Nieuwe generaties theologen – uitzonderingen daargelaten – malen bijna niet meer om de dode molochs die in dit boek genoemd worden. En dat is goed. Het is goed om je in dat theologische verleden te verdiepen, en dus ook om 25 eeuwen theologie te lezen, maar dan vooral om te ontdekken wat je zo snel mogelijk achter je moet laten.

De slepende erfenis van het verleden heeft echter wel tot gevolg dat het de theologen van vandaag vrijwel niet meer lukt om een vuist te maken of om gehoord te worden in de cultuur. Veel theologen mogen dan actief in gesprek zijn met de omringende cultuur, die cultuur zelf trekt zich nauwelijks nog iets van de theologie aan. De theologen uit het verleden hebben er met hun isolationistische denken uiteindelijk voor gezorgd dat ook de universiteiten de theologiefaculteiten steeds meer proberen te lozen, omdat theologen lange tijd geen enkele poging hebben ondernomen om zich met andere disciplines te bemoeien. Vanwege de wereldvreemdheid van de oude generatie theologen is theologie als academische discipline irrelevant geworden. De oude theologen hebben hun eigen discipline en zichzelf academisch buitenspel gezet. De samenstellers houden in hun inleiding nog een warm pleidooi voor het academisch statuur van de theologie, maar ook zij geven toe dat steeds meer theologieopleidingen sluiten. Het lijkt onomkeerbaar. Dit boek laat zien waarom.

En zo is dit boek niet alleen een indrukwekkend standaardwerk dat een boeiend overzicht geeft van de geschiedenis van de christelijke, joodse en islamitische theologie. Een boek dat het verdient om gelezen te worden. Een overzicht dat je niettemin zeer kritisch moet lezen vanwege de beperktheden ervan.

Maar dit monumentale boek vol dode theologen is ook een dik uitgevallen overlijdensadvertentie. Zet het boek rechtop op je bureau (je zult zien, het blijft staan!) en je hebt een grafzerk.

Hier rust de theologie. Na 25 eeuwen moge zij rusten in vrede.

25 eeuwen theologie. Teksten/toelichtingen.

Laurens ten Kate & Marcel Poorthuis (red.).

Uitgeverij Boom, 2017. Paperback. 739 pp.

ISBN 9789461059307. € 39,90

1 gedachte over ““25 eeuwen theologie”: imposant, deprimerend. Een essayistische bespreking (boekrecensie)”

  1. Op de site van ‘NieuwWij’ verwijs ik naar deze recensie.
    Ik begrijp zijn suggestie dat het misschien beter ware geweest dat de islamtheologie niet was opgenomen. Maar bij mij omdat ik denk dat ‘theologie’ een typisch uit het christendom voortkomende discipline. Maar ik deel niet zijn vermoeden dat christelijke theologie en islam (-filosofie) elkaar niet hebben beïnvloed. Het boek ‘De Islam’ van Hans Küng geeft m.i. veel voorbeelden van die wederzijdse beïnvloeding. Wat bv te denken van Ibn Rushd aka Averroes ? Geen ‘theoloog’ maar wel een filosoof en dat is toch minstens evenveel waard?

    https://www.nieuwwij.nl/interview/hoop-is-de-meest-vergeten-dynamiek-van-religie/

Reacties zijn gesloten.